EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52010AB0023

Advies van de Europese Centrale Bank van 18 maart 2010 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 1998/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreft (CON/2010/23)

PB C 87 van 1.4.2010, blz. 1–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 87/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 maart 2010

inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 1998/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreft

(CON/2010/23)

2010/C 87/01

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 25 november 2009 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 1998/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG, en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreft (1) (hierna het „richtlijnvoorstel”).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien het richtlijnvoorstel bepalingen bevat betreffende de bijdrage van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) tot een goede beleidsvoering ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5 van het Verdrag.

De opmerkingen in dit advies moeten worden gelezen in samenhang met de ECB-adviezen CON/2009/88 (2) en CON/2010/5 (3), die zijn aangenomen in de context van de actuele hervorming van het Europees financieel toezicht (4).

Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.   De ECB ondersteunt de doelstelling van het richtlijnvoorstel, dat in 11 financiële sectorrichtlijnen wijzigingen invoert die noodzakelijk zijn om de goede werking van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ETA’s) en het Europees Comité voor systeemrisico’s (ECSR) te verzekeren.

1.2.   De opmerkingen in dit advies en de formuleringsvoorstellen concentreren zich voornamelijk op kwesties die van direct belang zijn voor de ECB/ESCB en het ECSR en voor hun samenwerking met de ETA’s en met bevoegde nationale autoriteiten. In dit opzicht is het voor de vervulling van hun respectieve taken van bijzonder belang eventuele wettelijke obstakels ten aanzien van informatieuitwisseling die kunnen bestaan tussen de ECB/ESCB, het ECSR, de drie ETA’s en de nationale toezichthouders, weg te nemen.

1.3.   Vaststelling van technische normen

1.3.1.   De ontwerpverordeningen tot oprichting van de ETA’s (hierna de „ETA-ontwerpverordeningen”) voorzien in een uniforme procedure voor de vaststelling van technische normen (5). De voorstellen voor technische normen zullen door elk van de ETA's worden ontwikkeld in de vorm van verordeningen of beschikkingen (6), en worden goedgekeurd door de Commissie. In deze context voorziet het richtlijnvoorstel in meerdere wijzigingen in sectorale wetgeving en identificeert daarbij de gebieden waarvoor technische normen dienen te worden ontwikkeld (7). Zoals benadrukt in ECB-advies CON/2010/5, ondersteunt de ECB ten volle de vaststelling van één Europees Reglement dat geldt voor alle financiële instellingen in de interne markt, en daarmee de noodzaak voor een effectief instrument voor de vaststelling van geharmoniseerde bindende technische normen voor financiële diensten (8).

1.3.2.   Wat betreft de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, maakt het Verdrag een onderscheid tussen gedelegeerde handelingen (artikel 290 van het Verdrag) en uitvoeringshandelingen (artikel 291 van het Verdrag). Als gevolg zullen door de Commissie vastgestelde verordeningen en beschikkingen ter goedkeuring van voorstellen voor technische normen in één van deze twee categorieën vallen. In de context van EU-wetgeving inzake financiële diensten dienen de instellingen van de Unie die betrokken zijn bij het wetgevingsproces, een consensus te bereiken over een vast te stellen passende methode om de rechtshandelingen van de Commissie waarbij dergelijke voorstellen voor technische normen worden goedgekeurd, te integreren in het meer algemene kader waarin gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden krachtens het Verdrag functioneren.

1.3.3.   Voor zover een voorstel voor technische normen moet worden aangemerkt als een „voorstel voor een besluit van de Unie” in de zin van het eerste streepje van artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag en binnen de bevoegdheidssfeer van de ECB valt, dient de ECB te worden geraadpleegd over de ontwerpen van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen ter goedkeuring van de voorstellen voor technische normen. In het OLAF-arrest (9) heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat met de verplichting om de ECB te raadplegen over een voorstel voor een besluit van de Unie „in hoofdzaak wordt beoogd te verzekeren dat het besluit eerst wordt genomen nadat de instantie is gehoord die door de speciale bevoegdheden waarover zij binnen het communautaire kader op het desbetreffende gebied beschikt, en door haar grote deskundigheid in het bijzonder in staat is zinvol bij te dragen aan het wetgevingsproces”. Gelet op het belang van de functie van technische normen als een wezenlijke component van toekomstige wetgeving van de Unie inzake financiële diensten, zal de ECB haar adviesrol overeenkomstig de bovenstaande beginselen uitoefenen.

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.   Richtlijn 2003/71/EG  (10)

De publicatie van alle prospectussen in elektronische vorm en hun beschikbaarheid hetzij direct op de website van de toekomstige Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) of via een hyperlink naar de desbetreffende websites zal de transparantie verhogen (11). In dit verband is de ECB een sterk voorstander van het idee de beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van bepaalde belangrijke informatie in de prospectussen te verbeteren, door de invoering van een standaard voor referentiegegevens inzake effecten en emittenten, ten einde dergelijke gegevens voor beleidsmakers, regelgevers en de financiële markten middels een internationale publieke infrastructuur beschikbaar te maken (12). Prospectussen bevatten belangrijke informatie die van belang kan zijn voor de analyse van systeemrisico’s, het risicobeheer van bedrijven en de samenstelling van statistieken betreffende effecten; derhalve dient te worden verzekerd dat dergelijke informatie gemakkelijk voorhanden is. In deze context is de ECB bereid met de EAEM samen te werken aan het leveren van een bijdrage aan het ontwerpen en opzetten van een elektronische gegevensbank en daarmee samenhangende processen.

2.2.   Richtlijn 2006/48/EG  (13)

2.2.1.   Een aantal wijzigingen van sectorrichtlijnen op grond van het richtlijnvoorstel beoogt de informatiekanalen tussen de relevante autoriteiten op Unieniveau en nationaal niveau verder te verbeteren (14). De ECB verwelkomt deze wijzigingsvoorstellen en meer in het bijzonder de wijzigingen die worden ingevoerd vanwege de oprichting van het ECSR (15). Daarnaast zou de ECB de volgende twee wijzigingen willen suggereren.

2.2.2.   In de eerste plaats, het richtlijnvoorstel verduidelijkt dat bevoegde autoriteiten het recht hebben informatie te delen met de Europese Bankautoriteit (EBA). De ECB beveelt aan één bepaling van Richtlijn 2006/48/EG te wijzigen om een mogelijk wettelijk obstakel voor de uitwisseling van informatie tussen de EBA en het ECSR weg te nemen. De invoering van een dergelijke wijziging zou verduidelijken dat de EBA, overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG en de desbetreffende bepalingen van de EBA-ontwerpverordening, gerechtigd is aan het ECSR alle van nationale autoriteiten ontvangen informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor het vervullen van de taken van het ECSR behoudens andere van toepassing zijnde Europese regels, met name artikel 15, lid 4 van de ECSR-ontwerpverordening.

2.2.3.   In de tweede plaats, Richtlijn 2006/48/EG belast colleges van toezichthouders met de uitvoering van bepaalde taken (16) (waaronder betreffende uitwisseling van informatie (17) en, in deze context, moeten de van toepassing zijnde geheimhoudingsvereisten (18) geen belemmering vormen voor bevoegde autoriteiten om vertrouwelijk informatie uit te wisselen binnen colleges van toezichthouders (19). Met het oog op het potentiële belang van de binnen colleges van toezichthouders toegankelijke informatie, zou de ECB willen aanbevelen expliciet aan te geven dat de ETA’s vertrouwelijke informatie die verband houdt met de activiteiten van de colleges van toezichthouders, mogen delen met het ECSR (20), wanneer deze informatie relevant is voor het vervullen van diens taken (21) en op basis van gemotiveerde verzoeken van het ECSR. Deze verduidelijking zou kunnen worden ingevoerd hetzij in artikel 12 van de ETA-ontwerpverordeningen betreffende colleges van toezichthouders, hetzij in de context van de relevante bepalingen betreffende uitwisseling van informatie in de sectorrichtlijnen die gaan over colleges van toezichthouders.

3.   Formuleringsvoorstellen

Indien de ECB wijzigingen van het richtlijnvoorstel aanbeveelt, worden daartoe specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen in de bijlage opgenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 18 maart 2010.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  COM(2009) 576 definitief.

(2)  ECB-advies CON/2009/88 van 26 oktober 2009 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s en een voorstel voor een beschikking van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (PB C 270 van 11.11.2009, blz. 1). Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op de ECB-website op http://www.ecb.europa.eu

(3)  ECB-advies CON/2010/5 van 8 januari 2010 inzake drie voorstellen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en een Europese Autoriteit voor effecten en markten (PB C 13 van 20.1.2010, blz. 1).

(4)  Op 23 september 2009 heeft de Europese Commissie een pakket wetgevingsvoorstellen aangenomen dat (1) een voorstel bevat voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (COM(2009) 499 definitief) (hierna de „ECSR-ontwerpverordening”); (2) een voorstel voor een beschikking van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (COM(2009) 500 definitief); (3) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit (COM(2009) 501 definitief) (hierna de „EBA-ontwerpverordening”); (4) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (COM(2009) 502 definitief); en (5) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor effecten en markten (COM(2009) 503 definitief). Na de inwerkingtreding van het Verdrag op 1 december 2009 wordt de nieuwe rechtsgrondslag voor de ECSR-ontwerpbeschikking gevormd door artikel 127, lid 6 van het Verdrag (voorheen artikel 105, lid 6 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap), met als gevolg dat de ECSR-ontwerpbeschikking nu wordt omgezet in een ontwerpverordening.

(5)  Zie Artikel 7 van de ETA-ontwerpverordeningen.

(6)  Artikel 7, lid 2 van de ETA-ontwerpverordeningen.

(7)  Overweging 9 van het richtlijnvoorstel.

(8)  Zie, bijvoorbeeld, overweging 14 van de EBA-ontwerpverordening.

(9)  In zaak C-11/00 Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europese Centrale Bank [2003] Jurispr. I-7147, met name de paragrafen 110 en 111.

(10)  Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).

(11)  Op grond van het richtlijnvoorstel moet de EAEM op haar website de lijst van goedgekeurde prospectussen publiceren, met, waar van toepassing, een hyperlink naar het prospectus dat gepubliceerd is op de website van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, of op de website van de verstrekker, of op de website van de gereglementeerde markt (artikel 5, lid 3 van het richtlijnvoorstel waarbij een nieuw lid 4 bis wordt toegevoegd aan artikel 14 van Richtlijn 2003/71/EG). De in de Raad overeengekomen algemene aanpak betreffende andere wijzigingen van Richtlijn 2003/71/EG vereist tevens de publicatie van prospectussen in elektronische vorm (zie artikel 1, lid 13, onder b) van de algemene aanpak betreffende het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/71/EG en Richtlijn 2004/109/EG (2009/0132 (COD), 17451/09)). Thans laat artikel 14, lid 2, tweede alinea van Richtlijn 2003/71/EG het besluit om van verstrekkers te verlangen deze prospectussen in elektronische vorm te publiceren over aan de lidstaten.

(12)  ECB-advies CON/2010/6 van 11 januari 2010 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG, paragraaf 1.2.

(13)  Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1).

(14)  Zie, wat Richtlijn 2006/48/EG betreft, lid 10, 11, 12, 25 en 27 van artikel 9 van het richtlijnvoorstel.

(15)  Zie, bijvoorbeeld, artikel 9, lid 12 van het richtlijnvoorstel waarbij artikel 49 van Richtlijn 2006/48/EG wordt gewijzigd.

(16)  Genoemd in artikel 129, artikel 130, lid 1, en artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG.

(17)  Artikel 131 bis, lid 1, onder a) van Richtlijn 2006/48/EG.

(18)  Op grond van Hoofdstuk 1, Afdeling 2 van Richtlijn 2006/48/EG.

(19)  Artikel 131 bis, lid 1, derde alinea van Richtlijn 2006/48/EG.

(20)  Met inbegrip van de colleges die zijn opgericht op grond van artikel 42 bis, lid 3 van Richtlijn 2006/48/EG.

(21)  Toegang van het ECSR tot informatie die gedeeld wordt binnen colleges van toezichthouders, zou overeenkomen met de zienswijzen van de door Jacques de Larosière voorgezeten Groep op Hoog Niveau inzake Financieel Toezicht in de Unie in haar verslag van 25 februari 2009, paragraaf 180 en 186, blz. 45 en 47, van de Commissie in haar mededeling van 27 mei 2009 betreffende Europees financieel toezicht (COM(2009) 252 definitief, blz. 15) en van de ECOFIN Raad in zijn conclusies van 9 juni 2009, blz. 13, die toegang van het ECSR tot deze informatie ondersteunen.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen  (1)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (2)

Wijziging 1

Overweging 15 van het richtlijnvoorstel

„(15)

In de door het ESFT opgezette nieuwe toezichtarchitectuur zullen de nationale toezichthoudende autoriteiten nauw moeten samenwerken met de Europese toezichthoudende autoriteiten. Wijzigingen in de relevante wetgeving moeten ervoor zorgen dat er geen wettelijke obstakels bestaan voor de informatie-uitwisselingsverplichtingen in het kader van de door de Commissie voorgestelde verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten.”

„(15)

In de met de oprichting van het ESFT en het ECSR opgezette nieuwe toezichtarchitectuur zullen de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese toezichthoudende autoriteiten nauw met elkaar moeten samenwerken en met het ECSR. Wijzigingen in de relevante wetgeving moeten ervoor zorgen dat er geen wettelijke obstakels bestaan voor de informatie-uitwisselingsverplichtingen in het kader van de door de Commissie voorgestelde verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten en het ECSR.”

Uitleg:

Sectorale wetgeving dient te worden gewijzigd om de oprichting van de ETA’s en het ECSR weer te geven. In overweging 5 van het richtlijnvoorstel zou ook kunnen worden verwezen naar de twee door de Commissie aangenomen voorstellen betreffende het ECSR als onderdeel van het wetgevingspakket inzake Europees financieel toezicht.

Wijziging 2

Artikel 1, lid 1 van het richtlijnvoorstel

(Wijziging van Richtlijn 98/26/EG (3) — artikel 6, lid 3)

„3.   De in lid 2 bedoelde lidstaat stelt de overige lidstaten en de bij Verordening …/… van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten onmiddellijk in kennis en verstrekt deze laatste alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.”

„3.   De in lid 2 bedoelde lidstaat stelt de overige lidstaten, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de centrale banken van de lidstaten en de bij Verordening …/… van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten onmiddellijk in kennis van overeenkomstig lid 1 genomen besluiten. Na ontvangst van dergelijke informatie stelt de Commissie alle aangemerkte systemen en systeembeheerders onmiddellijk in kennis van overeenkomstig lid 1 genomen besluiten.”

Uitleg:

De voorgestelde wijziging van Artikel 6, lid 3 van Richtlijn 98/26/EG is een zeer significante verbetering wat betreft de gevolgen die met betrekking tot de onherroepbaarheid en het definitieve karakter van de uitvoering voor overboekingsopdrachten voortvloeien uit het starten van insolventieprocedures. Dergelijke gevolgen zijn echter belangrijk voor alle toezichthouders van betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en andere kritieke infrastructuur. Daarom moet de distributielijst voor kennisgevingen van dergelijke procedures niet alleen worden uitgebreid met de Commissie en de EAEM, maar ook met de nationale centrale banken (NCB’s) en de ECB, die samen het ESCB vormen, omdat zij exclusieve statutaire taken hebben ten aanzien van het toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen.

Daarnaast is het belangrijk dat de Commissie, met onmiddellijke ingang, kennisgevingen betreffende het starten van insolventieprocedures doorstuurt naar de relevante, door het toepassingsgebied van Richtlijn 98/26/EG bestreken entiteiten, waarbij wordt verzekerd dat door dergelijke entiteiten geen overboekingsopdrachten worden uitgevoerd terwijl ze op de hoogte zijn of dienen te zijn van het starten van een insolventieprocedure.

Tenslotte, de verwijzing in het richtlijnvoorstel naar de verplichting van de lidstaat om alle noodzakelijke informatie aan de EAEM te verschaffen dient te worden geschrapt, omdat wordt voorgesteld de Commissie te belasten met de kennisgevingstaken. Bovendien kunnen lidstaten alleen informatie verschaffen betreffende de in artikel 6 van Richtlijn 98/26/EG bedoelde besluiten en niet alle informatie die nodig is voor EAEM-taken. Er is ook een kleinere redactionele wijziging in de eerste zin van artikel 6, lid 3, ter verduidelijking van de precieze reikwijdte van de kennisgevingsverplichting.

Wijziging 3

Artikel 1, lid 2 van het richtlijnvoorstel

(Wijziging van Richtlijn 98/26/EG — alinea 1 van artikel 10, lid 1)

„De lidstaten bepalen welke systemen en respectieve systeembeheerders onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en melden deze bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan en delen haar mee welke autoriteiten zij overeenkomstig artikel 6, lid 2, hebben aangewezen. De Europese Autoriteit voor effecten en markten maakt die informatie bekend op haar website.”

„De lidstaten bepalen welke systemen en respectieve systeembeheerders onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en melden deze bij de Commissie aan en delen haar mee welke autoriteiten zij overeenkomstig artikel 6, lid 2, hebben aangewezen. De Commissie maakt die informatie bekend op haar website.”

Uitleg:

Sinds de vaststelling van Richtlijn 98/26/EG stelt de Commissie de lijst van aangemelde systemen vast en is dit de gangbare praktijk. Rekening houdend met de fundamentele taak van het ESCB om een goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen, en met de toezichtfuncties van de ECB/NCB’s betreffende betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen, is de ECB derhalve van mening dat de Commissie deze taak dient te blijven uitoefenen.

Wijziging 4

(Wijziging van Richtlijn 2002/87/EG (4) — laatste alinea van artikel 12, lid 1 (nieuw))

„De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, overeenkomstig het bepaalde in de sectorale voorschriften, met betrekking tot de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat informatie uitwisselen met de volgende autoriteiten, indien zulks voor de uitoefening van hun respectieve taken nodig is: centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank.”

(Geen wijziging in het richtlijnvoorstel)

„De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, overeenkomstig het bepaalde in de sectorale voorschriften, informatie uitwisselen met centrale banken (met inbegrip van de ECB en de nationale centrale banken van het Europees Systeem van centrale banken), de Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico’s, indien zulks voor de uitoefening van hun respectieve taken nodig is met betrekking tot de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat.”

Uitleg:

Obstakels ten aanzien van het delen van informatie tussen bevoegde autoriteiten en centrale banken, ETA’s en het ECSR in de context van Richtlijn 2002/87/EG dienen te worden weggenomen.

Wijziging 5

(Wijziging van Richtlijn 2003/41/EG (5) — artikel 20 bis (nieuw))

Geen tekst

„Artikel 20 bis

Beroepsgeheim en samenwerking tussen autoriteiten

1.   Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij een bevoegde autoriteit. Onder het beroepsgeheim vallende informatie mag aan geen enkele andere persoon of autoriteit worden verstrekt, tenzij op grond van wettelijke bepalingen.

2.   Bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken onderling samen wanneer dat voor de vervulling van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden nodig is. Bevoegde autoriteiten verlenen assistentie aan bevoegde autoriteiten van andere lidstaten.

3.   Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten uitwisseling van vertrouwelijke informatie plaatsvindt of dat vertrouwelijke informatie wordt doorgegeven aan de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVBP) of het Europees Comité voor systeemrisico’s (ECSR). Tussen bevoegde autoriteiten en de EAVBP of het ECSR uitgewisselde informatie valt onder het beroepsgeheim.”

Uitleg:

De bepaling betreffende beroepsgeheim en samenwerking tussen bevoegde autoriteiten wordt gewoonlijk opgenomen in de financiële sectorrichtlijnen en dient ook te worden opgenomen in Richtlijn 2003/41/EG. Het delen van vertrouwelijke informatie door bevoegde autoriteiten met de EAVBP en het ECSR zou noodzakelijk kunnen zijn voor de uitvoering van hun respectieve taken en eventuele wettelijke obstakels voor het doorgeven van dergelijke informatie dienen te worden weggenomen.

Wijziging 6

Artikel 6, lid 11, onder b) van het richtlijnvoorstel

(Wijziging van Richtlijn 2004/39/EG (6) — artikel 58, lid 5)

„5.   De artikelen 54, 58 en 63 vormen geen belemmering voor een bevoegde autoriteit om aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten, het bij Verordening …/… van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europees Comité voor systeemrisico’s, de centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, alsook, in voorkomend geval, aan andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings-, clearing en afwikkelingssystemen belast zijn, voor de uitoefening van hun taak dienstige vertrouwelijke gegevens mede te delen; evenzo wordt het deze autoriteiten of organen niet belet om aan de bevoegde autoriteiten de informatie te doen toekomen die deze voor het vervullen van de hun bij deze richtlijn opgelegde taken nodig kunnen hebben.”

„5.   De artikelen 54, 58 en 63 vormen geen belemmering voor een bevoegde autoriteit om aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten, het bij Verordening …/… van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europees Comité voor systeemrisico’s, en aan centrale banken, met inbegrip van de nationale centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, vertrouwelijke gegevens mede te delen wanneer dergelijke gegevens dienstig zijn voor de uitoefening van hun taken, waaronder het voeren van monetair beleid en ermee samenhangende liquiditeitssteun, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel; evenzo wordt het deze autoriteiten of organen niet belet om aan de bevoegde autoriteiten de informatie te doen toekomen die deze voor het vervullen van de hun bij deze richtlijn opgelegde taken nodig kunnen hebben.”

Uitleg:

De voorgestelde wijziging beoogt de consistentie te verzekeren met reeds bestaande corresponderende bepalingen in de overige sectorrichtlijnen en, met name, in Richtlijn 2006/48/EG.

Wijziging 7

Artikel 9, lid 10 van het richtlijnvoorstel

Wijziging van Richtlijn 2006/48/EG — artikel 44, lid 2

„2.   Lid 1 belet niet dat overeenkomstig deze richtlijn en andere richtlijnen die van toepassing zijn op kredietinstellingen tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten informatie wordt uitgewisseld of bezorgd aan de Europese Bankautoriteit. Deze gegevens vallen onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.”

„2.   Lid 1 belet niet dat overeenkomstig deze richtlijn, andere richtlijnen die van toepassing zijn op kredietinstellingen, en artikel [12], 20 en 21 van Verordening …/… [EBA] tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten informatie wordt uitgewisseld of bezorgd aan de Europese Bankautoriteit. Deze gegevens vallen onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.”

Uitleg:

Artikel 44, lid 2 van Richtlijn 2006/48/EG, zoals gewijzigd door het richtlijnvoorstel, verduidelijkt reeds dat bevoegde autoriteiten informatie met de EBA kunnen delen. Deze verduidelijking correleert met de voorgestelde wijziging van artikel 49 van Richtlijn 2006/48/EG die bevoegde autoriteiten machtigt informatie door te geven aan het ECSR, met name in de gevallen voorzien in artikel 130, lid 1 van Richtlijn 2006/48/EG.

De voorgestelde wijziging introduceert in artikel 44, lid 2 van Richtlijn 2006/48/EG een uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 20 en 21 van de EBA-ontwerpverordening. Artikel 20 van Verordening …/… [EBA] heeft betrekking op het verzamelen van gegevens van bevoegde autoriteiten door de EBA. Op grond van artikel 21 van dezelfde verordening moet de EBA samenwerken met het ECSR en het ECSR regelmatig actuele informatie verstrekken die nodig is voor de vervulling van zijn taken, zoals aangegeven in artikel 15 van Verordening …/… [ECSR].

Het gewijzigde artikel 44, lid 2 van Richtlijn 2006/48/EG gelezen in samenhang met deze twee artikelen van de EBA-ontwerpverordening en van de ECSR-ontwerpverordening maakt duidelijk dat de EBA gerechtigd is aan het ECSR verder alle van bevoegde autoriteiten ontvangen informatie door te geven die nodig is voor de uitoefening van de taken van het ECSR.

Indien artikel 12 van Verordening …/… [EBA] betreffende het college van toezichthouders wordt gewijzigd zoals voorgesteld in paragraaf 2.2.3 van dit advies, dient dit artikel ook expliciet te worden genoemd in artikel 44, lid 2 van Richtlijn 2006/48/EG om duidelijk te maken dat de EBA van de colleges van toezichthouders verkregen informatie mag delen met het ECSR.


(1)  Het richtlijnvoorstel werd aangenomen voor het Verdrag in werking trad. Citaten uit het Verdrag in de door de Commissie voorgestelde tekst dienen te worden aangepast.

(2)  De vetgedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt nieuwe tekst toe te voegen. Doorhaling betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.

(3)  Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

(4)  Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad, en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

(6)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).


Naar boven