EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32009O0020

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 31 juli 2009 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (herschikking) (ECB/2009/20)

PB L 228 van 1.9.2009, blz. 25–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Bijzondere uitgave in het Kroatisch: Hoofdstuk 01 Deel 009 blz. 44 - 64

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 31/08/2014; opgeheven door 32013O0023

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2009/627/oj

1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/25


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 31 juli 2009

inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën

(herschikking)

(ECB/2009/20)

(2009/627/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „statuten van het ESCB” genoemd), inzonderheid op artikel 5.1, artikel 5.2; artikel 12.1 en artikel 14.3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2005/5 van 17 februari 2005 inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën (3) werd herhaaldelijk gewijzigd. Omdat thans verdere wijzigingen van dit richtsnoer nodig zijn, nopen duidelijkheid en transparantie tot herschikking van de relevante bepalingen.

(2)

Met het oog op de vervulling van zijn taken heeft het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) volledige statistieken nodig, d.w.z. statistieken aangaande alle transacties met inbegrip van transacties waarbij de overheid handelt als gevolmachtigde voor instellingen van de Europese Unie, en betrouwbare statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO).

(3)

De procedures in dit richtsnoer laten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het niveau van de lidstaten en de Gemeenschap onverlet.

(4)

De uitwisseling van SBO binnen het ESCB vereist efficiënte procedures, teneinde te waarborgen dat het ESCB tijdig beschikt over SBO die voldoen aan de behoefte van het ESCB, en dat de SBO en door de nationale centrale banken (NCB’s) samengestelde ramingen van dezelfde variabelen verenigbaar zijn, ongeacht of de NCB’s of de bevoegde nationale autoriteiten de statistieken samenstellen.

(5)

Een deel van de door het ESCB inzake SBO benodigde informatie wordt samengesteld door andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s. Sommige krachtens dit richtsnoer uit te voeren taken vereisen derhalve samenwerking tussen het ESCB en de bevoegde nationale autoriteiten. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (4) verplicht de lidstaten hun taken op het gebied van de statistiek te organiseren en volledig samen te werken met het ESCB, teneinde de vervulling van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5 van de statuten van het ESCB te verzekeren.

(6)

De statistische bronnen op basis van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het Europees Stelsel van rekeningen 1995 (hierna het „ESR 95” (5) genoemd) beantwoorden niet aan de behoeften van het ESCB wat betreft de dekking en tijdigheid van statistieken inzake overheidsschuld en tekort-schuldaanpassingen en van statistieken aangaande transacties tussen de lidstaten en de begroting van de EU. De bevoegde nationale autoriteiten dienen derhalve de opstelling nader uit te werken.

(7)

Er dient een procedure te worden opgezet om doelmatig technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1.   „deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro heeft aangenomen;

2.   „niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen.

Artikel 2

Statistische rapportageverplichtingen van de NCB’s

1.   Per kalenderjaar rapporteren de NCB’s aan de Europese Centrale Bank (ECB) SBO, zoals gespecificeerd in bijlage I. De gegevens voldoen aan de beginselen en definities van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het ESR 95, zoals nader aangeduid in bijlage II.

2.   De volledige reeks gegevens omvat alle in bijlage I als hoofdcategorieën of secundaire categorieën aangemerkte categorieën inkomsten- en uitgavenstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen of schuldstatistieken. Deelreeksen van gegevens omvatten tenminste de hoofdcategorieën van inkomsten- en uitgavenstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen of schuldstatistieken.

3.   De NCB’s rapporteren overeenkomstig de in afdeling 1 van bijlage II bij dit richtsnoer opgenomen methodologische definities voor sectoren en subsectoren en voor de volgende in afdeling 2 van bijlage II:

a)

„inkomsten- en uitgavenstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 1A, 1B en 1C van bijlage I;

b)

„statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen”: omvatten de statistieken in de tabellen 2A en 2B van bijlage I;

c)

„schuldstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 3A en 3B van bijlage I.

4.   De gegevens bestrijken de periode van 1995 tot het jaar waarop de indiening betrekking heeft (jaar t–1).

5.   Indien de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan tekort/overschot ten minste 0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt, dan wel de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan schuld, inkomsten, uitgaven en nominale bbp ten minste 0,5 % van het bbp bedraagt, worden de gegevens inzake tekort/overschot, schuld, inkomsten, uitgaven of nominaal bruto binnenlands product (bbp) onderbouwd met redenen voor herzieningen.

Artikel 3

Statistische rapportageverplichtingen van de ECB

1.   Op basis van de door de NCB’s gerapporteerde gegevens beheert de ECB de „SBO-gegevensbank” waarin aggregaten voor het eurogebied en de EU worden opgenomen. De ECB stelt de SBO-gegevensbank aan de NCB’s ter beschikking.

2.   De NCB’s markeren hun statistische gegevens om aan te geven aan wie deze ter beschikking kunnen worden gesteld. De ECB houdt hiermee rekening bij het ter beschikking stellen van de SBO-gegevensbank.

Artikel 4

Uiterste data

1.   Twee keer per jaar, vóór 15 april en vóór 15 oktober, rapporteren de NCB’s volledige reeksen gegevens.

2.   Indien tussen de twee in lid 1 genoemde rapportagedatums nieuwe informatie ter beschikbaar is, rapporteren de NCB’s op eigen initiatief deelreeksen van gegevens. Indien de rapportage van een deelreeks van gegevens slechts hoofdcategorieën omvat, mogen de NCB’s ook ramingen van de secundaire categorieën verstrekken.

3.   De ECB stelt de SBO-gegevensbank minstens eenmaal per maand aan de NCB’s ter beschikking en zulks uiterlijk op de ECB-werkdag volgend op de dag waarop de ECB de gegevens gereed heeft voor publicatie.

Artikel 5

Samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten

1.   Indien sommige of alle in artikel 2 genoemde gegevens afkomstig zijn van andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s, trachten de NCB’s met die autoriteiten geëigende samenwerkingsmodaliteiten op te zetten om een permanente structuur voor het indienen van gegevens te verzekeren, teneinde te voldoen aan de normen en vereisten van het ESCB, tenzij hetzelfde resultaat al wordt verwezenlijkt op basis van nationale wetgeving.

2.   Indien tijdens deze samenwerking een NCB niet kan voldoen aan de in artikel 2 en artikel 4 gestelde vereisten, omdat de bevoegde nationale autoriteit de NCB niet de benodigde gegevens verschafte, bespreken de ECB en de NCB met die autoriteit hoe die gegevens ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 6

Indienings- en coderingsnormen

Voor de verzending en codering van de in artikel 2 en artikel 3 beschreven gegevens houden de NCB’s en de ECB zich aan de in bijlage III aangegeven normen. Dit neemt niet weg dat andere middelen kunnen worden gebruikt als een geaccepteerde noodoplossing voor het doorgeven van statistische gegevens aan de ECB.

Artikel 7

Kwaliteit

1.   De ECB en de NCB zien toe op en bevorderen de kwaliteit van de aan de ECB gerapporteerde gegevens.

2.   De directie van de ECB brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad van bestuur van de ECB inzake de kwaliteit van de jaarlijkse SBO.

3.   De rapportage adresseert minimaal de reikwijdte van de gegevens, in welke mate de gegevens voldoen aan de relevante definities, en de omvang van de herzieningen.

Artikel 8

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast.

Artikel 9

Inwerkingtreding en intrekking van Richtsnoer ECB/2005/5

1.   Dit richtsnoer treedt twee dagen nadat het is vastgesteld in werking.

2.   Richtsnoer ECB/2005/5 wordt hierbij ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Richtsnoer ECB/2005/5 gelden als verwijzingen naar dit richtsnoer.

Artikel 10

Geadresseerden

Dit richtsnoer is op alle centrale banken van het Eurosysteem van toepassing.

Gedaan te Frankfurt am Main, 31 juli 2009.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(3)  PB L 109 van 29.4.2005, blz. 81.

(4)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(5)  Opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96.


BIJLAGE I

VEREISTEN VOOR GEGEVENSRAPPORTAGE

Hoofdcategorieën zijn vetgedrukt, de overige zijn secundaire categorieën. Tenzij anders vermeld, hebben de categorieën betrekking op de sector overheid. „Schuld waarvan variabele rente”: schuld in die financiële instrumenten met couponbetalingen die geen vooraf bepaald percentage van de hoofdsom zijn, maar afhangen van een derde rentevoet of rendementspercentage, of een andere indicator.

Inkomsten- en uitgavenstatistieken

Tabel 1A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = 2 – 5

Totale inkomsten

2 = 3 + 4

Totale lopende inkomsten

3 = 11

Totale kapitaalinkomsten

4 = 33

Totale uitgaven

5 = 6 + 7

Totale lopende uitgaven

6 = 23

Totale kapitaaluitgaven

7 = 35

Primair tekort (–) of overschot (+)

8 = 9 + 10

Tekort (–) of overschot (+)

9 = 1

Te betalen rente

10 = 28

Totale lopende inkomsten

11 = 12 + 15 + 17 + 20 + 22

Directe belastingen

12

waarvan te betalen door ondernemingen

13

waarvan te betalen door huishoudens

14

Indirecte belastingen

15

waarvan belasting over de toegevoegde waarde (btw)

16

Sociale premies

17

waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers

18

waarvan sociale premies t.l.v. werknemers

19

Overige lopende inkomsten

20

waarvan te ontvangen rente

21

Verkopen

22

Totale lopende uitgaven

23 = 24 + 28 + 29 + 31

Inkomensoverdrachten

24 = 25 + 26 + 27

Sociale uitkeringen

25

Te betalen subsidies

26

Overige te betalen inkomensoverdrachten

27

Te betalen rente

28

Beloning van werknemers

29

waarvan lonen

30

Intermediair verbruik

31

Brutobesparingen

32 = 11 – 23

Totale kapitaalinkomsten

33

waarvan vermogensheffingen

34

Totale kapitaaluitgaven

35 = 36 + 37 + 38

Investeringen

36

Overige nettoaankopen van niet-financiële activa

37

Te betalen kapitaaloverdrachten

38

Tekort (–) of overschot (+)

39 = 1 = 40 + 41 + 42 + 43

Tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid

40

Tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid

41

Tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid

42

Tekort (–) of overschot (+) van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

43

Pro-memorieposten

Werkelijke sociale premies

44

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura)

45


Tabel 1B

Categorie

Nummer en lineair verband

Betalingen door lidstaat aan de begroting van de Europese Unie

1 = 2 + 4 + 5 + 7

Indirecte belastingen te ontvangen door EU-begroting

2

waarvan door de EU-begroting ontvangen btw

3

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking te betalen door de overheid aan de EU-begroting

4

Overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting

5

waarvan vierde eigen middel van de EU

6

Kapitaaloverdrachten te betalen door de overheid aan de EU-begroting

7

EU-uitgaven in lidstaat

8 = 9 + 10 + 11 + 12 + 13

Subsidies te betalen uit de EU-begroting

9

Inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid

10

Inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen

11

Kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid

12

Kapitaalsoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen

13

Netto-ontvangsten uit de EU-begroting (netto-ontvanger+, nettobetaler –)

14 = 8 – 1

Pro-memorieposten

Kosten van inning van eigen middelen

15


Tabel 1C

Categorie

Nummer en lineair verband

Consumptieve bestedingen

1 = 2 + 3 = 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 – 10

Individuele consumptieve bestedingen

2

Collectieve consumptieve bestedingen

3

Beloning van werknemers

4 = [1A.29] (1)

Intermediair verbruik

5 = [1A.31]

Sociale overdrachten in natura verstrekt via marktproducenten

6

Verbruik van vaste activa

7

Betaalde belasting op productie minus ontvangen subsidies

8

Netto exploitatieoverschot

9

Verkopen

10 = [1A.22]

Pro-memorieposten

Consumptieve bestedingen tegen prijzen van het vorige jaar

11

Tekort (–) of overschot (+)

12 = [1A.1]

Te betalen rente

13 = [1A.10]

Rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling

14

Procedure bij buitensporige tekorten (–) of overschot (+)

15 = 12 + 13 – 14

Opbrengsten van „universal mobile telecommunications system” (UMTS)

16

Schuld

17 = [3A.1]

Bruto binnenlands product (bbp) tegen lopende prijzen

18

Bbp tegen prijzen van het vorige jaar

19

Overheidsinvesteringen tegen prijzen van het vorige jaar

20

Statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen

Tabel 2A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = [1A.1]

Aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen

2 = 1 – 3

Nettotransacties in financiële activa en passiva

3 = 4 – 15

Transacties in financiële activa (geconsolideerd)

4 = 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 13

Transacties in chartaal geld en deposito’s

5

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — kort- en langlopende effecten

6

Transacties in financiële derivaten

7

Transacties in leningen

8

Transacties in aandelen en overige deelnemingen

9

Privatiseringen

10

Kapitaalverhogingen

11

Overige

12

Transacties in overige financiële activa

13

waarvan lopende maar nog niet betaalde belastingen en socialeverzekeringspremies

14

Transacties in passiva (geconsolideerd)

15 = 16 + 17 + 18 + 19 + 20 + 22

Transacties in chartaal geld en deposito’s

16

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — kortlopende effecten

17

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten

18

Transacties in financiële derivaten

19

Transacties in leningen

20

waarvan leningen van centrale bank

21

Transacties in overige passiva

22

Transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd)

= financieringsbehoefte van de overheid

23 = 16 + 17 + 18 + 20

23 = 25 + 26 + 27

23 = 2 – 1 + 4 – 19 – 22

Transacties in langlopende schuldbewijzen

24

Transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta

25

Transacties in schuldbewijzen luidende in een deelnemende vreemde valuta (2)

26

Transacties in schuldbewijzen luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta

27

Overige stromen

28 = 29 + 32

Waarderingseffecten van schulden

29 = 30 + 31

Waarderingsverschillen van vreemde valuta

30

Overige waarderingseffecten — nominale waarde

31

Overige volumemutaties in schulden

32

Mutaties in schulden

33 = 23 + 28

33 = 2 – 1 + 4 – 19 – 22 + 28


Tabel 2B

Categorie

Nummer en lineair verband

Transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

Transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) — niet-geconsolideerd

2

Transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd

3

Transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd

4

Transacties in leningen van de centrale bank

5

Transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd

6

Consoliderende transacties

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Consoliderende transacties — chartaal geld en deposito’s

8 = 2 – [2A.16]

Consoliderende transacties — kortlopende effecten

9 = 3 – [2A.17]

Consoliderende transacties — langlopende effecten

10 = 4 – [2A.18]

Consoliderende transacties — leningen

11 = 6 – ([2A.20] – [2A.21])

Schuldstatistieken

Tabel 3A

Categorie

Nummer en lineair verband

Schuld

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

= 7 + 12 = 13 + 14 + 15

= 16 + 17 = 19 + 20 + 22

= 24 + 25 + 26 + 27

Schuld — chartaal geld en deposito’s (passiva)

2

Schuld — kortlopende effecten (passiva)

3

Schuld — langlopende effecten (passiva)

4

Schuld — leningen van de centrale bank (passiva)

5

Schuld — overige leningen (passiva)

6

Schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Schuld aangehouden door de centrale bank

8

Schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen

9

Schuld aangehouden door overige financiële instellingen

10

Schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat

11

Schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat

12

Schuld luidende in nationale valuta

13

Schuld luidende in een deelnemende vreemde valuta

14

Schuld luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta

15

Kortlopende schuld

16

Langlopende schuld

17

waarvan tegen variabele rentevoet

18

Schuld met een resterende looptijd tot en met één jaar

19

Schuld met een resterende looptijd langer dan één en tot vijf jaar

20

waarvan tegen variabele rentevoet

21

Schuld met een resterende looptijd langer dan vijf jaar

22

waarvan tegen variabele rentevoet

23

Component schuld van centrale overheid

24 = [3B.7] – [3B.15]

Component schuld van deelstaatoverheid

25 = [3B.9] – [3B.16]

Component schuld van lagere overheid

26 = [3B.11] – [3B.17]

Component schuld van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

27= [3B.13] – [3B.18]

Pro-memorieposten

Gemiddelde resterende looptijd van schuld

28

Schuld — nulcouponobligaties

29


Tabel 3B

Categorie

Nummer en lineair verband

Schuld (niet-geconsolideerd)

1 = 7 + 9 + 11 + 13

Consoliderende elementen

2 = 3 + 4 + 5 + 6 = 8 + 10 + 12 + 14

= 15 + 16 + 17 + 18

Consoliderende elementen — chartaal geld en deposito’s

3

Consoliderende elementen — kortlopende effecten

4

Consoliderende elementen — langlopende effecten

5

Consoliderende elementen — leningen

6

Schuld uitgegeven door de centrale overheid

7

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

8

Schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid

9

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

10

Schuld uitgegeven door de lagere overheid

11

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

12

Schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

13

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

14

Pro-memorieposten

Door centrale overheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

15

Door deelstaatoverheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

16

Door lagere overheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

17

Door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

18


(1)  [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

(2)  Te rapporteren voor de jaren voordat de lidstaat een deelnemende lidstaat werd.


BIJLAGE II

METHODOLOGISCHE DEFINITIES

1.   Definities van sectoren en subsectoren

Sectoren en subsectoren in het ESR 95

 

 

In handen van de overheid

In handen van de particuliere sector

In handen van het buitenland

Totale economie

S.1

 

 

 

Niet-financiële ondernemingen

S.11

S.11001

S.11002

S.11003

Financiële instellingen

S.12

 

 

 

Centrale bank

S.121

 

 

 

Overige monetaire financiële instellingen

S.122

S.12201

S.12202

S.12203

Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.123

S.12301

S.12302

S.12303

Financiële hulpbedrijven

S.124

S.12401

S.12402

S.12403

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.125

S.12501

S.12502

S.12503

Overheid

S.13

 

 

 

Centrale overheid

S.1311

 

 

 

Deelstaatoverheid

S.1312

 

 

 

Lagere overheid

S.1313

 

 

 

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S.1314

 

 

 

Huishoudens

S.14

 

 

 

Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

S.15

 

 

 

Rest van de wereld

S.2

 

 

 

Europese Unie

S.21

 

 

 

Overige EU-lidstaten

S.211

 

 

 

Instellingen van de EU

S.212

 

 

 

Derde landen en internationale organisaties

S.22

 

 

 

2.   Definitie van de categorieën  (1)

Tabel 1A:

1.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.1] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.13.

2.

De categorie totale inkomsten [1A.2] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.3], plus totale kapitaalinkomsten [1A.4].

3.

De categorie lopende inkomsten [1A.3] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.11].

4.

De categorie totale kapitaalinkomsten [1A.4] is gelijk aan totale kapitaalinkomsten [1A.33].

5.

De categorie totale uitgaven [1A.5] is gelijk aan totale lopende uitgaven [1A.6], plus totale kapitaaluitgaven [1A.7].

6.

De categorie lopende uitgaven [1A.6] is gelijk aan totale lopende uitgaven [1A.23].

7.

De categorie totale kapitaaluitgaven [1A.7] is gelijk aan totale kapitaaluitgaven [1A.35].

8.

De categorie primair tekort (–) of overschot (+) [1A.8] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.9], plus te betalen rente [1A.10].

9.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.9] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1].

10.

De categorie te betalen rente [1A.10] is gelijk aan te betalen rente [1A.28].

11.

De categorie totale lopende inkomsten [1A.11] is gelijk aan directe belastingen [1A.12], plus indirecte belastingen [1A.15], plus sociale premies [1A.17], plus overige lopende inkomsten [1A.20], plus verkopen [1A.22].

12.

De categorie directe belastingen [1A.12] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13.

13.

De categorie directe belastingen waarvan te betalen door ondernemingen [1A.13] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.11 en S.12.

14.

De categorie directe belastingen waarvan te betalen door huishoudens [1A.14] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.14.

15.

De categorie indirecte belastingen [1A.15] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.13.

16.

De categorie indirecte belastingen waarvan belasting op de toegevoegde waarde (btw) [1A.16] is gelijk aan belastingen van het type belastingen over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.13.

17.

De categorie sociale premies [1A.17] is gelijk aan sociale premies (D.61) geregistreerd onder middelen van S.13.

18.

De categorie sociale premies waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers [1A.18] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.6111) geregistreerd onder middelen van S.13.

19.

De categorie sociale premies waarvan sociale premies t.l.v. werknemers [1A.19] is gelijk aan sociale premies t.l.v. werknemers (D.6112) geregistreerd onder middelen van S.13.

20.

De categorie overige lopende inkomsten [1A.20] is gelijk aan inkomen uit vermogen (D.4), plus schadeverzekeringsuitkeringen (D.72), plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13, plus behalve middelen van S.13 vallende onder rente (D.41) die ook bestedingen zijn van S.13, plus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) die ook bestedingen zijn van S.13.

21.

De categorie overige lopende inkomsten waarvan te ontvangen rente [1A.21] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van alle sectoren behalve S.13.

22.

De categorie verkopen [1A.22] is gelijk aan marktoutput (P.11), plus output voor eigen finaal gebruik (P.12), plus betalingen voor overige niet-marktoutput (P.131) geregistreerd onder middelen van S.13.

23.

De categorie totale lopende uitgaven [1A.23] is gelijk aan inkomensoverdrachten [1A.24], plus te betalen rente [1A.28], plus beloning van werknemers [1A.29], plus intermediair verbruik [1A.31].

24.

De categorie inkomensoverdrachten [1A.24] is gelijk aan sociale uitkeringen [1A.25], plus te betalen subsidies [1A.26], plus overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.27].

25.

De categorie sociale uitkeringen [1A.25] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62), plus sociale overdrachten in natura in verband met uitgaven voor aan huishoudens via marktproducenten geleverde producten (D.6311 + D.63121 + D.63131) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van S.15.

26.

De categorie te betalen subsidies [1A.26] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.13.

27.

De categorie overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.27] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5), plus niet-productgebonden belastingen op productie (D.29), plus inkomen uit vermogen (D.4), m.u.v. rente (D.41), plus schadeverzekeringspremies (netto) (D.71), plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.15.

28.

De categorie te betalen rente [1A.28] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

29.

De categorie beloning van werknemers [1A.29] is gelijk aan beloning van werknemers (D.1) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

30.

De categorie beloning van werknemers waarvan lonen [1A.30] is gelijk aan lonen (D.11) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

31.

De categorie intermediair verbruik [1A.31] is gelijk aan intermediair verbruik (P.2) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

32.

De categorie brutobesparingen [1A.32] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.11], minus totale lopende uitgaven [1A.23].

33.

De categorie totale kapitaalinkomsten [1A.33] is gelijk aan totale ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in de passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te betalen door alle sectoren behalve S.13.

34.

De categorie totale kapitaalinkomsten waarvan vermogensheffingen [1A.34] is gelijk aan vermogensheffingen (D.91) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

35.

De categorie totale kapitaaluitgaven [1A.35] is gelijk aan investeringen [1A.36], plus overige nettoaankopen van niet-financiële activa [1A.37], plus te betalen kapitaaloverdrachten [1A.38].

36.

De categorie investeringen [1A.36] is gelijk aan investeringen in vaste activa (bruto) (P.51) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

37.

De categorie overige nettoaankopen van niet-financiële activa [1A.37] is gelijk aan de mutaties in voorraden (P.52), plus het saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53), plus het saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

38.

De categorie te betalen kapitaaloverdrachten [1A.38] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te betalen door alle sectoren behalve S.13.

39.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.39] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], en is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) van de centrale overheid [1A.40], plus tekort (–) of overschot (+) van de deelstatenoverheid [1A.41], plus tekort (–) of overschot van de lagere overheid [1A.42], plus tekort (–) of overschot van socialeverzekeringsinstellingen [1A.43].

40.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.40] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1311.

41.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.41] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1312.

42.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.42] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1313.

43.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [1A.43] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1314.

44.

De categorie werkelijke sociale premies [1A.44] is gelijk aan werkelijke sociale premies (D.611) geregistreerd onder middelen van S.13.

45.

De categorie sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) [1A.45] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

Tabel 1B:

1.

De categorie betalingen door een lidstaat aan de EU-begroting [1B.1] is gelijk aan indirecte belastingen ontvangen door de EU-begroting, plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.4], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.5], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7].

2.

De categorie indirecte belastingen te ontvangen door de EU-begroting [1B.2] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.212.

3.

De categorie indirecte belastingen te ontvangen door de EU-begroting, waarvan btw ontvangen door de EU-begroting [1B.3] is gelijk aan belasting over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.212.

4.

De categorie inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.4] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

5.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.5] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

6.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting, waarvan vierde eigen middel van de EU [1B.6], is gelijk aan de bnp-afdracht aan de Europese Unie (ESR 95, paragraaf 4.138) geregistreerd onder overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

7.

De categorie kapitaaloverdrachten te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en als een kapitaaloverdracht te ontvangen door S.212.

8.

De categorie EU-uitgaven in een lidstaat [1B.8] is gelijk aan subsidies (D.3) te betalen uit de EU-begroting [1B.9], plus overige inkomensoverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10], plus overige kapitaaloverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13].

9.

De categorie subsidies te betalen uit de EU-begroting [1B.9] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.212.

10.

De categorie inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.212.

11.

De categorie inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.212 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

12.

De categorie kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en onder mutaties in activa van S.212.

13.

De categorie kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in activa van S.212 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie netto-ontvangsten uit de EU-begroting [1B.14] is gelijk aan de netto-ontvangsten van de overheid uit de EU-begroting, plus de netto-ontvangsten van niet-overheidsinstellingen uit de EU-begroting.

15.

De categorie kosten van inning van eigen middelen [1B.15] is het gedeelte van marktoutput (P.11) geregistreerd onder middelen van S.13 dat gelijk is aan de kosten van inning van eigen middelen betaald uit de EU-begroting.

Tabel 1C:

1.

De categorie consumptieve bestedingen [1C.1] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

2.

De categorie individuele consumptieve bestedingen [1C.2] is gelijk aan individuele consumptieve bestedingen (P.31) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

3.

De categorie collectieve consumptieve bestedingen [1C.3] is gelijk aan collectieve consumptieve bestedingen (P.32) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

4.

De categorie beloning van werknemers [1C.4] is gelijk aan [1A.29].

5.

De categorie intermediair verbruik [1C.5] is gelijk aan [1A.31].

6.

De categorie sociale overdrachten in natura geleverd via marktproducenten [1C.6] is gelijk aan sociale overdrachten in natura gerelateerd aan uitgaven voor aan huishoudens via marktproducenten geleverde producten (D.6311 + D.63121 + D.63131) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

7.

De categorie verbruik van vaste activa [1C.7] is gelijk aan verbruik van vaste activa (K.1) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

8.

De categorie betaalde belastingen op productie minus ontvangen subsidies [1C.8] is gelijk aan betalingen van niet-productgebonden belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder bestedingen van S.13, minus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

9.

De categorie netto exploitatieoverschot [1C.9] is gelijk aan exploitatieoverschot, netto (B.2n) van S.13.

10.

De categorie verkopen [1C.10] is gelijk aan [1A.22].

11.

De categorie consumptieve bestedingen tegen prijzen van het vorige jaar [1C.11] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13 tegen prijzen van het vorige jaar.

12.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1C.12] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1].

13.

De categorie te betalen rente [1C.13] is gelijk aan te betalen rente [1A.10].

14.

De categorie rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling [1C.14] is gelijk aan de buitensporigetekortenprocedure (BTP)-rente (EDP D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

15.

De categorie EDP-tekort (–) of -overschot (+) [1C.15] is gelijk aan EDP-vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (EDP B.9) van S.13.

16.

De categorie opbrengst van de verkoop van UMTS (universal mobile telecommunications systems)-licenties [1C.16] is gelijk aan de opbrengst van de verkoop van licenties voor mobiele telefonie van de derde generatie, geregistreerd als de verkoop van een niet-financieel activum volgens het besluit van Eurostat betreffende de toewijzing van mobieletelefonielicenties.

17.

De categorie schuld [1C.17] is gelijk aan schuld zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 479/2009.

18.

De categorie bruto binnenlands product (bbp) tegen lopende prijzen [1C.18] is gelijk aan bbp (B.1 * g) tegen marktprijzen.

19.

Bbp tegen prijzen van het vorige jaar [1C.19] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume bbp (B.1 * g) tegen prijzen van het vorige jaar.

20.

De categorie overheidsinvesteringen tegen prijzen van het vorige jaar [1C.20] is gelijk aan kettingindexcijfers (P.51) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, tegen constante prijzen.

Tabel 2A:

1.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [2A.1] is gelijk aan [1A.1].

2.

De categorie aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen [2A.2] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [2A.1], minus nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.3].

3.

De categorie nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.3] is gelijk aan transacties in financiële activa [2A.4], minus de nettotoename van transacties in passiva [2A.15].

4.

De categorie transacties in financiële activa (geconsolideerd) [2A.4] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.5], plus transacties in effecten m.u.v. aandelen (F.33) [2A.6], plus transacties in financiële derivaten (F.34) [2A.7], plus transacties in leningen (F.4) [2A.8], plus transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) [2A.9], plus transacties in overige financiële activa [2A.13], geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

5.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's (activa) [2A.5] is gelijk aan de nettoaankopen van chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

6.

De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — kort- en langlopende effecten (activa) [2A.6] is gelijk aan de nettoaankopen van effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.33) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

7.

De categorie transacties in financiële derivaten (activa) [2A.7] is gelijk aan de nettobetalingen betreffende financiële derivaten (F.34) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

8.

De categorie transacties in leningen (activa) [2A.8] is gelijk aan nieuwe leningen (F.4) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

9.

De categorie transacties in aandelen en overige deelnemingen (activa) [2A.9] is gelijk aan de nettoaankopen van aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

10.

De categorie privatiseringen (netto) [2A.10] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap (ESR 95, paragraaf 2.26) (2) door S.13 over de eenheid die debiteur is; S.13 kan dergelijke transacties rechtstreeks uitvoeren met de eenheid die debiteur is, of met een andere eenheid die crediteur is.

11.

De categorie kapitaalverhogingen (netto) [2A.11] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva van S.11 of S.12, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is.

12.

De categorie overige transacties in aandelen en overige deelnemingen [2A.12] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11, S.12 of S.14, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en niet rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is, maar met een andere eenheid die crediteur is.

13.

De categorie transacties in overige financiële activa [2A.13] is gelijk aan de nettoaankopen van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, plus de nettoaankopen van verzekeringstechnische voorzieningen (F.6) plus overige handelskredieten (F.7) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie transacties in overige financiële activa waarvan lopende maar nog niet betaalde belastingen en socialeverzekeringspremies [2A.14] is gelijk aan dat gedeelte van handelskredieten en transitorische posten (F.7 activa) dat betrekking heeft op de belastingen en sociale premies geregistreerd onder D.2, D.5, D.6 en D.91, minus de feitelijk geïnde bedragen aan belastingen, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

15.

De categorie transacties in passiva (geconsolideerd) [2A.15] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], transacties in kortlopende effecten met uitzondering van aandelen, exclusief financiële derivaten (F.331) [2A.17], plus transacties in langlopende effecten met uitzondering van aandelen, exclusief financiële derivaten (F.332) [2A.18], plus transacties in financiële derivaten (F.34) [2A.19], plus transacties in leningen (F.4) [2A.20], plus transacties in overige passiva [2A.22], geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

16.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's (activa) [2A.16] is gelijk aan de nettoaankopen van chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

17.

De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — kortlopende effecten (passiva) [2A.17] is gelijk aan de nettoaankopen van kortlopende effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.331) met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar of korter geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

18.

De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten (passiva) [2A.18] is gelijk aan de nettoaankopen van langlopende effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.332) met een oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

19.

De categorie transacties in financiële derivaten (passiva) [2A.19] is gelijk aan de netto-ontvangsten betreffende financiële derivaten (F.34) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

20.

De categorie transacties in leningen (passiva) [2A.20] is gelijk aan nieuw afgesloten leningen (F.4), na aftrek van terugbetalingen van bestaande leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

21.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2A.21] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

22.

De categorie transacties in overige passiva [2A.22] is gelijk aan de nettotoename van passiva in verzekeringstechnische voorzieningen (F.6), plus andere transitorische posten (F.7) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

23.

De categorie transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23] is gelijk aan de nettotoename van passiva in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], plus effecten m.u.v. aandelen, exclusief derivaten [2A.17 en 2A.18] (F.33), plus leningen (F.4) [2A.20]. Het wordt ook aangeduid als de financieringsbehoefte van de overheid.

24.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.24] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

25.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta [2A.25] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] luidende in de eenheid van het wettige betaalmiddel van de lidstaat.

26.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in een deelnemende vreemde valuta [2A.26] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] luidende in ecu, plus schuldbewijzen luidende in euro voordat de lidstaat de euro aanneemt (hierna een „deelnemende lidstaat” genoemd), plus schuldbewijzen luidende in het wettige betaalmiddel van een deelnemende lidstaat voordat die een deelnemende lidstaat wordt. De nationale munteenheid is hierbij uitgesloten [2A.25].

27.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta [2A.27] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23], niet inbegrepen in [2A.25] of [2A.26].

28.

De categorie overige stromen [2A.28] is gelijk aan waarderingseffecten van schulden [2A.29], plus overige volumemutaties in schuld [2A.32].

29.

De categorie waarderingseffecten van schulden [2A.29] is gelijk aan waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30], plus overige waarderingseffecten — nominale waarde [2A.31].

30.

De categorie waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30] is gelijk aan nominale waarderingsverschillen (K.11) van schuld [3A.1] die bij omrekening in de nationale valuta van waarde verandert vanwege wisselkoersschommelingen.

31.

De categorie overige waarderingseffecten — nominale waarde [2A.31] is gelijk aan mutaties in schulden [2A.33], minus transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23], minus waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30], minus overige volumemutaties in schulden [2A.32].

32.

De categorie overige volumemutaties in schulden [2A.32] is gelijk aan overige volumemutaties (K.7, K.8, K.10 en K.12) in passiva ingedeeld als chartaal geld en deposito’s (AF.2), effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (AF.33), of leningen (AF.4), die geen activa van S.13 zijn.

33.

De categorie mutaties in schulden [2A.33] is gelijk aan schuld [3A.1] in jaar t, minus schuld [3A.1] in jaar t–1.

Tabel 2B:

1.

De categorie transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd [2B.1] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2], plus transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3], plus transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4], plus transacties in leningen van de centrale bank [2B.5], plus transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6].

2.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

3.

De categorie transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3] is gelijk aan transacties in effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

4.

De categorie transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4] is gelijk aan transacties in effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

5.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2B.5] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

6.

De categorie transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.121.

7.

De categorie consoliderende transacties [2B.7] is gelijk aan transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd [2B.1], minus transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23].

8.

De categorie consoliderende transacties — chartaal geld en deposito's [2B.8] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2], minus geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) [2A.16].

9.

De categorie consoliderende transacties — kortlopende effecten [2B.9] is gelijk aan transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3], minus geconsolideerde transacties in effecten met uitzondering van aandelen — kortlopende effecten (passiva) [2A.17].

10.

De categorie consoliderende transacties — langlopende effecten [2B.10] is gelijk aan transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4], minus geconsolideerde transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten (passiva) [2A.18].

11.

De categorie consoliderende transacties — leningen [2B.11] is gelijk aan transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6], minus geconsolideerde transacties in leningen (passiva) [2A.20], minus geconsolideerde transacties in leningen van de centrale bank [2A.21].

Tabel 3A:

1.

De categorie schuld [3A.1] is gelijk aan schuld [1C.17].

2.

De categorie schuld — chartaal geld en deposito's (passiva) [3A.2] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument chartaal geld en deposito's (AF.2).

3.

De categorie schuld — kortlopende effecten (passiva) [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument effecten m.u.v. aandelen exclusief financiële derivaten (AF.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is.

4.

De categorie schuld — langlopende effecten (passiva) [3A.4] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (AF.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

5.

De categorie schuld — leningen van de centrale bank (passiva) [3A.5] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat een activum is van S.121.

6.

De categorie schuld — overige leningen (passiva) [3A.6] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat geen activum is van S.121.

7.

De categorie schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat [3A.7] is gelijk aan schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8], plus schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9], plus schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10], plus schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11].

8.

De categorie schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.121.

9.

De categorie schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.122.

10.

De categorie schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.123, S.124 of S.125.

11.

De categorie schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.11, S.14 of S.15.

12.

De categorie schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat [3A.12] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.2.

13.

De categorie schuld luidende in nationale valuta [3A.13] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettige betaalmiddel van de lidstaat.

14.

De categorie schuld luidende in een deelnemende vreemde valuta [3A.14] is — voordat de lidstaat een deelnemende lidstaat wordt — gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettige betaalmiddel van een van de deelnemende lidstaten (m.u.v. de nationale valuta [3A.13]), plus schuld luidende in ecu of in euro.

15.

De categorie schuld luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta [3A.15] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat niet inbegrepen is in [3A.13] of [3A.14].

16.

De categorie kortlopende schuld [3A.16] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar is of korter.

17.

De categorie langlopende schuld [3A.17] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

18.

De categorie langlopende schuld waarvan tegen variabele rentevoet [3A.18] is gelijk aan het gedeelte van langlopende schuld [3A.17] waarvoor de rentevoet variabel is.

19.

De categorie schuld met een resterende looptijd tot en met 1 jaar [3A.19] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van 1 jaar of korter.

20.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar.

21.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.21] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] waarvoor de rentevoet variabel is.

22.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar.

23.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.23] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] waarvoor de rentevoet variabel is.

24.

De categorie component schuld van centrale overheid [3A.24] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, minus de activa van S.1311 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1311 [3B.15].

25.

De categorie component schuld van deelstaatoverheid [3A.25] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, minus de activa van S.1312 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1312 [3B.16].

26.

De categorie component schuld van lagere overheid [3A.26] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, minus de activa van S.1313 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1313 [3B.17].

27.

De categorie component schuld van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [3A.27] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, minus de activa van S.1314 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1314 [3B.18].

28.

Gemiddelde resterende looptijd van schuld [3A.28] is gelijk aan de gemiddelde resterende looptijd gewogen naar de uitstaande bedragen, uitgedrukt in jaren.

29.

De categorie schuld — nulcouponobligaties [3A.29] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in de vorm van nulcouponobligaties, d.w.z. obligaties zonder couponbetalingen, waarbij de rente gebaseerd is op het verschil tussen de koersen bij aflossing en bij uitgifte.

Tabel 3B:

1.

De categorie schuld — niet-geconsolideerd [3B.1] is gelijk aan de passiva van S.13, met inbegrip van de passiva die activa zijn van S.13, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

2.

De categorie consoliderende elementen [3B.2] is gelijk aan de passiva van S.13 die tegelijkertijd activa zijn van S.13, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

3.

De categorie consoliderende elementen — chartaal geld en deposito's [3B.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument chartaal geld en deposito's (F.2).

4.

De categorie consoliderende elementen — kortlopende effecten [3B.4] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is.

5.

De categorie consoliderende elementen — langlopende effecten [3B.5] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

6.

De categorie consoliderende elementen — leningen [3B.6] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument leningen (F.4).

7.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid [3B.7] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

8.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.8] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1312, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

9.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid [3B.9] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

10.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.10] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1311, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

11.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid [3B.11] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

12.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.12] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

13.

De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [3B.13] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

14.

De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.14] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

15.

De categorie door centrale overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.15] is gelijk aan de passiva van S.1312, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

16.

De categorie door deelstaatoverheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.16] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

17.

De categorie door lagere overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.17] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1314 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

18.

De categorie door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.18] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1313 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].


(1)  [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

(2)  Hetgeen leidt tot de herindeling van de eenheid die debiteur is, van de subsector S.11001 of S.12x01 naar de subsector S.11002/3 of S.12x02/3 of omgekeerd.


BIJLAGE III

INDIENINGS- EN CODERINGSNORMEN

Voor de elektronische indiening van de statistische gegevens, zoals beschreven in de artikelen 2 en 3, maken de NCB's en de ECB gebruik van de EXDI-faciliteit. De gegevensbestanden worden gecodeerd in het SDMX-EDI (GESMES/TS)-berichtenformaat. De individuele tijdreeksen worden weergegeven met behulp van de hiernavolgende ECB_GST1-sleutelgroep.

ECB_GST1-sleutelgroep

Nummer

Naam

Beschrijving

Codelijst

1

Frequentie

Frequentie van de gerapporteerde tijdreeks

CL_FREQ

2

Referentiesector

Alfanumerieke, uit twee tekens bestaande ISO-landencode van het rapporterende land of van het aggregaat

CL_AREA_EE

3

Correctieaanduiding

De dimensie geeft aan of de tijdreeks op een of andere manier is gecorrigeerd, bijvoorbeeld een seizoens- en/of werkdagcorrectie

CL_ADJUSTMENT

4

Bestedingssector of crediteuren-/activasector

Sector waarvoor de categorie een besteding/mutatie in activa is

CL_SECTOR_ESA

5

Post

Categorie van de tijdreeks

CL_GOVNT_ITEM_ESA

6

Middelensector of debiteuren-/passivasector

Sector waarvoor de categorie een middel/mutatie in passiva en vermogensaldo is

CL_SECTOR_ESA

7

Waardering

Toegepaste waarderingsmethode

CL_GOVNT_VALUATION

8

Reekseenheid

Eenheid van de gerapporteerde categorie en overige kenmerken

CL_GOVNT_ST_SUFFIX


Naar boven