EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32003O0002

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 6 februari 2003 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken (ECB/2003/2)

PB L 241 van 26.9.2003, blz. 1–460 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
bijzondere uitgave in het Tsjechisch: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Ests: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Lets: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Litouws: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Hongaars Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Maltees: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Pools: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Slowaaks: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Sloveens: Hoofdstuk 10 Deel 004 blz. 3 - 392
bijzondere uitgave in het Bulgaars: Hoofdstuk 10 Deel 006 blz. 3 - 393
bijzondere uitgave in het Roemeens: Hoofdstuk 10 Deel 006 blz. 3 - 393

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 02/09/2007; opgeheven door 32007O0009

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2003/652/oj

32003O0002

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 6 februari 2003 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken (ECB/2003/2)

Publicatieblad Nr. L 241 van 26/09/2003 blz. 0001 - 0460


Richtsnoer van de Europese Centrale Bank

van 6 februari 2003

inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken

(ECB/2003/2)

(2003/652/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 5.1, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2), bepaalt dat, ten behoeve van de regelmatige productie van bedoelde geconsolideerde balans, de monetaire financiële instellingen (MFI's) die deel uitmaken van de werkelijke populatie van informatieplichtigen, statistische balansinformatie verstrekken aan de nationale centrale bank (NCB) van de lidstaat waarin zij gevestigd zijn. Het is derhalve noodzakelijk de formaten en procedures vast te leggen die de NCB's moeten volgen om overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 aan de Europese Centrale Bank (ECB) statistische informatie te verstrekken die is afgeleid uit de van de werkelijke populatie van informatieplichtigen verzamelde informatie en uit hun eigen balans. Ter fine van de statistische rapportage leidt de ECB uit haar eigen balans gegevens af die aansluiten bij de gegevens die door de NCB's uit hun eigen balans worden afgeleid. De door de ECB berekende monetaire aggregaten kunnen depositoverplichtingen omvatten alsmede nauwe substituten voor depositoverplichtingen uitgegeven door de centrale overheid. Het is bovendien noodzakelijk formaten en procedures vast te leggen voor de regelmatige samenstelling van stroomstatistieken afgeleid uit de geconsolideerde balans van de MFI-sector en uit aanvullende informatie van de NCB's.

(2) Sedert de vaststelling van Richtsnoer ECB/2002/5 van 30 juli 2002 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken(3), is de uitwisseling van statistische informatie binnen het Eurosysteem aanzienlijk toegenomen vanwege het van kracht worden van Verordening ECB/2001/13 en Verordening ECB/2001/18 van 20 december 2001 met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen(4). De bijlagen bij Richtsnoer ECB/2002/5 dienen derhalve door middel van het onderhavige richtsnoer te worden bijgewerkt.

(3) De kenmerken van systemen voor elektronisch geld in de Europese Unie (EU), de beschikbaarheid van de betreffende statistische informatie en de ermee verband houdende compilatiemethoden worden door de ECB in samenwerking met de NCB's vastgesteld en geregistreerd.

(4) Aanvullende gegevens inzake de balansen van kredietinstellingen en overige structurele indicatoren betreffende het bancaire systeem zijn noodzakelijk ten behoeve van een macro-prudentiële en structurele analyse op Europees niveau.

(5) Aanvullende gegevens inzake overige financiële intermediairs, met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (hierna aangeduid met "OFI's") zijn noodzakelijk om het statistische beeld van het eurogebied te completeren. Door OFI's uitgeoefende activiteiten lijken in feite op door MFI's uitgeoefende activiteiten en vormen daar een aanvulling op en, met name gezien het feit dat, voor statistische doeleinden van de ECB, balansgegevens van OFI's die geheel of deels eigendom zijn van MFI's, niet worden opgenomen in de balansen van de MFI's, is het van belang deze gegevens te verzamelen. Op dit gebied hanteert de ECB voorlopig een kortetermijnaanpak, dat wil zeggen dat statistieken worden gecompileerd met gebruikmaking van op nationaal niveau beschikbare informatie.

(6) Aanvullende gegevens inzake de verkoop/overdracht van MFI-leningen aan derden (securitisatie) zijn noodzakelijk om de mogelijke impact van deze ontwikkelingen op door kredietinstellingen aan de overige ingezeten sectoren verstrekte leningen te kunnen volgen. Verkoop/overdracht van MFI-leningen aan derden kan de door MFI's gerapporteerde bedragen verlagen, zonder dat zulks feitelijk van invloed is op de financiering van de overige ingezeten sectoren.

(7) De NCB's kunnen via de ECB aanvullende monetaire en bancaire statistieken doorgeven aan het IMF.

(8) Voor door de NCB's te publiceren statistische informatie inzake de geconsolideerde balans van de MFI-sector dient een aantal gemeenschappelijke regels te worden vastgesteld, om te verzekeren dat ermee verband houdende marktbeïnvloedende aggregaten op gepaste wijze worden vrijgegeven.

(9) Verordening ECB/2001/13 bepaalt dat de door kredietinstellingen overeenkomstig de in die verordening vastgelegde regels gerapporteerde statistische informatie wordt gebruikt voor het berekenen van de reservebasis overeenkomstig Verordening ECB/1998/15 van 1 december 1998 inzake de toepassing van reserveverplichtingen(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ECB/2002/3(6). Voor analytische doeleinden dient de ECB maandelijks statistieken samen te stellen van de naar soort passiva uitgesplitste geaggregeerde reservebasis.

(10) Verordening ECB/2001/13 bepaalt dat de ECB voor statistische doeleinden een lijst van MFI's opstelt en bijhoudt, daarbij rekening houdend met de eisen met betrekking tot frequentie en tijdigheid die voortvloeien uit het gebruik van deze lijst in samenhang met het systeem van reserveverplichtingen van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB). Het is derhalve noodzakelijk de formaten en procedures vast te stellen die de NCB's moeten volgen, teneinde de voor de vervulling van voornoemde taak noodzakelijke informatie aan de ECB te rapporteren.

(11) Ter verbetering van de kwaliteit van de balansstatistieken van de MFI-sector van het eurogebied, dienen gemeenschappelijke regels te worden vastgesteld voor de extrapolatieprocedure ten aanzien van kleine MFI's die overeenkomstig artikel 2, lid 2 van Verordening ECB/2001/13 zijn vrijgesteld van volledige rapportageverplichtingen.

(12) Informatie inzake effectenemissies vormt een aanvulling op de statistieken betreffende de MFI-sector, daar voor geldnemers effectenemissies een alternatief vormen voor bankfinanciering, en houders van financiële activa door niet-banken uitgegeven effecten kunnen beschouwen als gedeeltelijke substituten voor bankdeposito's en door banken uitgegeven verhandelbare instrumenten. Een sectorale uitsplitsing van de emissieactiviteit maakt het relatieve belang duidelijk van de vraag van de publieke en particuliere sectoren op de kapitaalmarkten en draagt bij tot een verklaring van marktrentebewegingen, met name in het geval van middellange tot lange looptijden. Informatie betreffende in euro luidende effectenemissies kan worden gebruikt om de rol van de euro op internationale financiële markten te beoordelen. Met het oog daarop zijn statistieken betreffende effectenemissies noodzakelijk die alle in enigerlei valuta luidende emissies door ingezetenen van het eurogebied bestrijken, alsook alle nationale en internationale in euro luidende emissies over de hele wereld. Op dit gebied hanteert de ECB voorlopig een kortetermijnaanpak, dat wil zeggen dat statistieken worden gecompileerd met gebruikmaking van op nationaal en internationaal niveau beschikbare informatie.

(13) De ECB dient toezicht te houden op de doorwerking van het monetaire beleid via wijzigingen van de rentevoet voor de basis-herfinancieringstransacties van het ESCB, om zo een beter inzicht te krijgen in de structuur en werking van het prijsmechanisme inzake monetaire aggregaten en in financiële markten en om de sectorale financiële context te kunnen evalueren. Voor dit doel is statistische informatie noodzakelijk over de ontwikkeling van rentevoeten die door MFI's ten opzichte van huishoudens en niet-financiële vennootschappen op deposito's en leningen worden gehanteerd (hierna "MFI-rentevoeten"). Het is daarom noodzakelijk de formaten en procedures vast te stellen die de NCB's moeten volgen, teneinde dergelijke informatie aan de ECB te rapporteren, overeenkomstig Verordening ECB/2001/18. Totdat MFI-rentestatistieken van voldoende kwaliteit beschikbaar zijn op het niveau van het eurogebied, zal de ECB met betrekking tot de bancaire rente een kortetermijnaanpak hanteren, dat wil zeggen op basis van nationale informatie en zonder een extra rapportagelast te creëren voor de populatie van informatieplichtigen wordt een beperkt aantal geaggregeerde bancaire rentevoeten gecompileerd voor het hele eurogebied, dat daarbij als één economisch ruimte wordt beschouwd. Voor een meer gedetailleerde analyse van bancaire rentevoeten zal de ECB zich voornamelijk baseren op de belangrijkste nationale rentevoeten, dat wil zeggen de rentevoeten die worden beschouwd als de voornaamste indicatoren voor de situatie op de particuliere financiële markt in de betrokken lidstaat, zoals gebruikers die doorgaans ervaren.

(14) Het is noodzakelijk een procedure op te zetten om op doelmatige wijze technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. In deze procedure wordt rekening gehouden met de standpunten van het Comité statistieken van het ESCB. NCB's kunnen via het Comité statistieken technische wijzigingen van de bijlagen van dit richtsnoer voorstellen.

(15) Overeenkomstig artikel 12.1 en artikel 14.3 van de statuten vormen richtsnoeren van de ECB een integrerend onderdeel van de communautaire wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In dit richtsnoer worden de volgende definities gehanteerd:

1. de termen "deelnemende lidstaat" en "ingezetene" hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(7);

2. "eurogebied": het economisch gebied van de deelnemende lidstaten en de ECB;

3. "Eurosysteem": de NCB's van de deelnemende lidstaten en de ECB;

4. de term "kredietinstelling" heeft dezelfde betekenis als in hoofdstuk I.2 van deel 1 van bijlage I bij Verordening ECB/2001/13.

Artikel 2

Geconsolideerde balans van de MFI-sector en de afleiding van stroomstatistieken

1. Conform Verordening ECB/2001/13 stellen de NCB's twee geaggregeerde balansen samen van de subsectoren "centrale bank" en "overige MFI's" van hun respectieve lidstaat en rapporteren deze. Met name de statistische informatie die vereist is betreffende de balans van de centrale bank, wordt nader bepaald in de concordantietabellen voor monetaire en bancaire statistieken zoals neergelegd in bijlage I. Ter fine van de statistische rapportage leidt de ECB uit haar eigen balans gegevens af die aansluiten bij de gegevens die door de NCB's uit hun eigen balans worden afgeleid. De NCB's, als samenstellers van hun eigen balans, volgen de in bijlage II neergelegde procedure bij de reguliere bewaking van de consistentie tussen de voor statistische doeleinden opgestelde geaggregeerde balans per maandultimo van het Eurosysteem en de weekstaat van het Eurosysteem, alsook bij hun reguliere verslaglegging aan de ECB betreffende de resultaten van de consistentiebewaking. De ECB, als samensteller van haar eigen balans, volgt dezelfde procedure. Deze statistische informatie wordt gerapporteerd volgens het in bijlage III neergelegde tijdschema.

2. Voorzover beschikbaar, rapporteren de NCB's nadere statistische informatie over door MFI's en niet-MFI's uitgegeven elektronisch geld in overeenstemming met de lijst van posten opgesomd in bijlage IV. Ten minste tweemaal per jaar worden maandgegevens aan de ECB verstrekt. De kenmerken van systemen voor elektronisch geld in de EU, de beschikbaarheid van de betreffende statistische informatie en de ermee verband houdende compilatiemethoden worden door de ECB, in samenwerking met de NCB's, op jaarbasis vastgesteld en geregistreerd.

3. Om de ECB in staat te stellen een macro-prudentiële analyse van, en een analyse van structurele ontwikkelingen in, de Europese banksector te maken, rapporteren NCB's balansgegevens inzake de sector kredietinstellingen en overige structurele indicatoren overeenkomstig de bijlagen V en VI.

4. Ter fine van de samenstelling van de monetaire aggregaten rapporteren de NCB's statistische informatie over depositoverplichtingen en bezit aan kasmiddelen en effecten van de centrale overheid conform bijlage VII, alsmede gegevens over de houders van aandelen/participaties in geldmarktfondsen overeenkomstig de in bijlage VIII vastgelegde uitsplitsing naar ingezetenschap als aanvulling op en met dezelfde frequentie en tijdigheid als de statistische informatie die moet worden verstrekt conform Verordening ECB/2001/13.

5. Voorzover statistische informatie beschikbaar is, waaronder ook informatie op basis van de best mogelijke raming, of voorzover de betreffende activiteit vanuit monetair oogpunt van belang is, rapporteren de NCB's verdere statistische informatie conform de lijst van pro-memorieposten in bijlage IX als aanvulling op en met dezelfde frequentie en tijdigheid als de overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 te verschaffen statistische gegevens. In samenwerking met de NCB's, bepaalt en registreert de ECB de beschikbaarheid van de betreffende statistische informatie en de ermee verband houdende compilatiemethoden.

6. Om de ECB in staat te stellen stroomstatistieken betreffende monetaire aggregaten en tegenposten af te leiden, rapporteren de NCB's statistische informatie conform bijlage X.

7. Onverminderd de wettelijk verplichtingen van de NCB's jegens het IMF, kunnen de NCB's besluiten aanvullende monetaire en bancaire statistieken via de ECB aan het IMF door te geven. Deze statistieken en de desbetreffende rapportage-instructies worden beschreven in bijlage XI.

8. NCB's gaan niet over tot publicatie van de nationale bijdragen aan de maandelijkse monetaire aggregaten van het eurogebied voordat de ECB deze aggregaten heeft gepubliceerd. Indien NCB's dergelijke gegevens publiceren, komen deze overeen met de gegevens voor de laatst gepubliceerde aggregaten van het eurogebied. Indien NCB's door de ECB gepubliceerde aggregaten van het eurogebied reproduceren, doen zij zulks accuraat.

9. Voorzover statistische informatie beschikbaar is, waaronder ook informatie op basis van de best mogelijke raming, rapporteren NCB's gegevens inzake de verkoop/overdracht van MFI-leningen aan derden (securitisatie) conform bijlage XII.

10. Indien nodig, sturen de NCB's de ECB herzieningen conform het in bijlage XIII neergelegde beleid.

11. De vereiste statistische informatie wordt aan de ECB gerapporteerd in een vorm die voldoet aan de in bijlage XIII neergelegde vereisten. Deze bijlage geeft ook aan in welke vorm de ECB statistische informatie terugzendt aan de NCB's.

12. Indien NCB's aan kleine MFI's een vrijstelling verlenen overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening ECB/2001/13 en teneinde de kwaliteit van de MFI-balansstatistieken van het eurogebied te garanderen, voeren de NCB's een zodanige extrapolatie uit overeenkomstig bijlage XIV dat de betreffende MFI's voor 100 % worden bestreken door de maandelijks en driemaandelijks aan de ECB te rapporteren MFI-balansgegevens.

Artikel 3

Statistieken betreffende de reservebasis en forfaitaire vermindering van de reservebasis

1. Voor de regelmatige samenstelling van statistieken betreffende de reservebasis, rapporteren NCB's statistische informatie aan de ECB conform bijlage XV.

2. Ter controle van de juistheid van de actuele forfaitaire bedragen die kredietinstellingen conform artikel 3, lid 2, van Verordening ECB/1998/15 van de reservebasis mogen aftrekken voor de uitstaande bedragen van door hen uitgegeven schuldbewijzen met een vaste looptijd van maximaal twee jaar en voor geldmarktpapierpassiva, maakt de ECB maandelijks berekeningen met gebruikmaking van statistische informatie die de kredietinstellingen conform Verordening ECB/2001/13 per maandultimo aan de NCB's verstrekken. De NCB's stellen de vereiste aggregaten samen conform bijlage XVI en rapporteren deze aan de ECB.

Artikel 4

Lijst van MFI's voor statistische doeleinden

Om de lijst van MFI's voor statistische doeleinden accuraat en up-to-date te houden, rapporteren NCB's bijgewerkte gegevens conform bijlage XVII.

Artikel 5

Balansgegevens inzake OFI's

Voor de regelmatige samenstelling door de ECB van statistieken betreffende de activiteiten van ingezeten OFI's, rapporteren NCB's statistische informatie, voorzover beschikbaar, conform bijlage XVIII.

Artikel 6

Effectenemissies

Voor de regelmatige samenstelling door de ECB van statistieken betreffende effectenemissies, die alle emissies door ingezetenen van het eurogebied in enigerlei valuta en alle nationale en internationale in euro luidende emissies over de hele wereld bestrijken, rapporteren de NCB's conform bijlage XIX statistische informatie, voorzover beschikbaar, binnen vijf weken volgend op het einde van de referentiemaand.

Artikel 7

MFI-rentestatistieken

1. Voor de regelmatige samenstelling van MFI-rentestatistieken door de ECB, rapporteren NCB's statistische informatie conform bijlage XX. Deze statistische informatie wordt gerapporteerd volgens het in bijlage III neergelegde tijdschema.

2. Totdat MFI-rentestatistieken van voldoende kwaliteit beschikbaar zijn op het niveau van het eurogebied, maar in ieder geval niet na de referentiemaand december 2003, gaan NCB's conform bijlage XXI door met het rapporteren van statistische informatie betreffende bancaire rentestatistieken binnen 18 werkdagen volgend op het einde van de referentiemaand. Het tijdschema is neergelegd in bijlage III. Een NCB mag de nationale componenten van bancaire rentevoeten van het eurogebied, zoals beschreven in bijlage XXI, vervangen door geëigende, voor MFI-rentestatistieken verzamelde, statistische informatie, maar in dit geval dient de NCB zich te houden aan de voornoemde uiterste termijn van 18 werkdagen na het einde van de referentiemaand.

3. Totdat MFI-rentestatistieken van voldoende kwaliteit beschikbaar zijn op het niveau van het eurogebied, maar in ieder geval niet na de referentiemaand december 2003, rapporteren NCB's ook regelmatig de belangrijkste nationale bancaire rentevoeten aan de ECB, dat wil zeggen de rentevoeten die worden beschouwd als de voornaamste indicatoren voor de toestand van de particuliere financiële markt in de betrokken lidstaat, zoals de gebruikers die doorgaans ervaren.

Artikel 8

Kwaliteit van de statistische informatie

Onverminderd het recht van de ECB tot verificatie zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 2533/98 en Verordening ECB/2001/13, houden de NCB's toezicht op en staan ze in voor de kwaliteit en betrouwbaarheid van aan de ECB beschikbaar gestelde statistische informatie.

Artikel 9

Transmissienormen

Voor de elektronische transmissie van de door de ECB vereiste statistische informatie maken de NCB's gebruik van de door het ESCB verstrekte faciliteit op basis van het telecommunicatienetwerk "ESCB-Net". Voor deze elektronische uitwisseling van statistische informatie wordt het door het Comité statistieken overeengekomen standaardformaat gebruikt. Dit neemt niet weg dat, met instemming van de ECB, andere middelen kunnen worden gebruikt als noodoplossing voor de verzending van statistische informatie.

Artikel 10

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast van informatieplichtigen in lidstaten.

Artikel 11

Intrekking

Richtsnoer ECB/2002/5 van 30 juli 2002 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 12

Slotbepalingen

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de deelnemende lidstaten.

Dit richtsnoer wordt van kracht op 11 februari 2003.

Dit richtsnoer wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 6 februari 2003.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) PB L 220 van 15.8.2002, blz. 67.

(4) PB L 10 van 12.1.2002, blz. 24.

(5) PB L 356 van 30.12.1998, blz. 1.

(6) PB L 106 van 23.4.2002, blz. 9.

(7) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

BIJLAGE I

CONCORDANTIETABELLEN VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Bij het reguliere toezicht op de consistentie tussen de voor statistische doeleinden samengestelde geaggregeerde balans van het Eurosysteem per de laatste dag van de maand en de dagelijkse financiële overzichten voor administratieve doeleinden en liquiditeitenbeheer gebruiken de nationale centrale banken (NCB's) en de Europese Centrale Bank (ECB), als samenstellers van hun eigen statistische balansgegevens, de volgende concordantietabellen. Deze statistische gegevens dienen te worden gerapporteerd overeenkomstig het in bijlage III uiteengezette tijdsschema.

De concordantietabellen leggen een gedetailleerd verband tussen de posten op de financieel administratieve balans en de posten die voor statistische doeleinden moeten worden gerapporteerd.

Ze verschaffen een richtsnoer betreffende zowel de maandelijkse als de driemaandelijkse statistische vereisten. Ze gaan vergezeld van hulptabellen waarmee de financieel administratieve en de statistische balans nader op elkaar kunnen worden afgestemd.

De linkerkant van de concordantietabellen vermeldt voor elke cel van tabel 1, 2, 3 en 4 van bijlage 1 bij Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gecorrigeerd door Verordening ECB/2002/8(2), postnummer, beschrijving en uitsplitsing; de rechterkant van de concordantietabellen geeft voor elke financieel administratieve post het postnummer, de beschrijving en de verzochte uitsplitsing. Bepaalde balansposten van Verordening ECB/2001/13 zijn niet van toepassing op de balans van de ECB en NCB's (aangeduid als "n.v.t.").

De hulptabellen zijn een kopie van de oorspronkelijke tabellen 1, 2, 3 en 4 van Verordening ECB/2001/13. Elke cel bevat het aantal van belang zijnde financieel administratieve posten.

Bij het samenstellen van deze statistische gegevens wordt verder verlangd dat NCB's zich op bepaalde uitzonderingen na houden aan de geharmoniseerde bedrijfseconomische regels zoals vastgelegd in Richtsnoer ECB/2002/10 van 5 december 2002 betreffende het juridisch kader voor financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van Centrale Banken(3). Naar verwachting is de belangrijkste uitzondering dat van hen wordt verlangd hun effectenportefeuille maandelijks in plaats van driemaandelijks te herwaarderen, zoals vereist wordt voor financieel administratieve doeleinden.

Een andere uitzondering is dat de financieel administratieve posten 9.5 "overige vorderingen binnen het Eurosysteem (netto)" en 10.4 "overige verplichtingen binnen het Eurosysteem (netto)" voor statistische doeleinden op brutobasis dienen te worden gerapporteerd. Daarentegen wordt post 14 "herwaarderingsrekeningen" voor financieel administratieve doeleinden op brutobasis gerapporteerd (niet-gerealiseerde verliezen worden onder post 11 "overige activa" gerapporteerd) en voor statistische doeleinden op nettobasis.

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

(Maandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Binnenlandse posities binnen het Eurosysteem gelden alleen voor de ECB en de Deutsche Bundesbank

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

(Maandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Binnenlandse posities binnen het Eurosysteem gelden alleen voor de ECB en de Deutsche Bundesbank

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Sectorale uitsplitsing (Driemaandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Sectorale uitsplitsing (Driemaandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Uitsplitsing naar land (Driemaandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Uitsplitsing naar land (Driemaandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Uitsplitsing naar valuta (Driemaandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CONCORDANTIETABEL VOOR MONETAIRE EN BANCAIRE STATISTIEKEN

Uitsplitsing naar valuta (Driemaandelijkse gegevens)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De getallen in de cellen verwijzen naar de administratieve posten zoals gedefinieerd in Richtsnoer ECB/2002/10, van 5 december 2002, betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken.

>PIC FILE= "L_2003241NL.012601.TIF">

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De getallen in de cellen verwijzen naar de administratieve posten zoals gedefinieerd in Richtsnoer ECB/2002/10, van 5 december 2002, betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken.

>PIC FILE= "L_2003241NL.012901.TIF">

TABEL 2

Uitsplitsing naar sector

Op kwartaalbasis te verstrekken gegevens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De getallen in de cellen verwijzen naar de administratieve posten zoals gedefinieerd in Richtsnoer ECB/2002/10, van 5 december 2002, betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken.

>PIC FILE= "L_2003241NL.013201.TIF">

TABEL 3

Uitsplitsing naar land

Op kwartaalbasis te verstrekken gegevens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De getallen in de cellen verwijzen naar de administratieve posten zoals gedefinieerd in Richtsnoer ECB/2002/10, van 5 december 2002, betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken.

>PIC FILE= "L_2003241NL.013501.TIF">

TABEL 4

Uitsplitsing naar valuta's

Op kwartaalbasis te verstrekken gegevens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De getallen in de cellen verwijzen naar de administratieve posten zoals gedefinieerd in Richtsnoer ECB/2002/10, van 5 december 2002, betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken.

>PIC FILE= "L_2003241NL.013801.TIF">

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) PB L 58 van 3.3.2003, blz. 1.

BIJLAGE II

VERGELIJKING TUSSEN FINANCIEEL ADMINISTRATIEVE EN STATISTISCHE GEGEVENS BETREFFENDE DE BALANS VAN HET EUROSYSTEEM

HANDLEIDING TEN BEHOEVE VAN SAMENSTELLERS VOOR EEN CONTROLEPROCEDURE VAN FINANCIEEL ADMINISTRATIEVE EN STATISTISCHE GEGEVENS

1. Deze bijlage beschrijft de procedure die samenstellers van de balans van de Europese Centrale Bank (ECB) en van nationale centrale banken (NCB's) dienen te volgen om de consistentie te bewaken tussen de voor statistische doeleinden opgestelde geaggregeerde balans van het Eurosysteem per de laatste dag van de maand en de weekstaat van het Eurosysteem. Twee tabellen uit het ECB Maandbericht worden met elkaar vergeleken: tabel 1.1, die financieel administratieve gegevens bevat ("Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem") en tabel 2.1, die statistische gegevens bevat ("Geaggregeerde balans van het Eurosysteem").

2. Er is een lijst van consistentiecontroles opgesteld (zie appendix 1). Eventuele afwijkingen tussen de twee reeksen gegevens moeten worden verklaard. Appendix 2 geeft uitleg over deze controles. De statistische aggregaten van de in de vergelijking gebruikte tabel 2.1 zijn opgenomen in appendix 3, waarin een verband gelegd wordt tussen deze aggregaten en de elementaire balansgegevens(1). Wat betreft de beschrijving van de financieel administratieve gegevens, geeft Richtsnoer ECB/2002/10 van 5 december 2002 betreffende het juridisch kader voor de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van Centrale Banken volledige achtergrondinformatie over de structuur en inhoud van de weekstaten, alsook betreffende de erin gehanteerde conventies inzake de financiële administratie.

3. Samenstellers wordt verzocht deze controles maandelijks uit te voeren, om consistentie te verzekeren tussen de elementaire gegevens van de NCB's van elk land en de ECB-balans. Er wordt van uitgegaan dat een precies verband tussen de twee reeksen gegevens alleen mogelijk is wanneer de sluitingsdatum van de financieel administratieve weekstaten overeenkomt met de referentiedatum van de statistische rapporten (d.w.z. einde van de maand). In de overige verslagperioden zullen deze controles een goede, maar geen perfecte consistentie verzekeren tussen de financieel administratieve en statistische gegevens. In verslagperioden waarin de twee data niet samenvallen, mogen NCB's de statistische gegevens vergelijken met de "dagbalans" die op de laatste werkdag van de maand wordt opgesteld.

4. Samenstellers wordt verzocht de ECB [Afdeling Monetaire en Bancaire Statistieken (MBSD)] van de resultaten van deze controles in kennis te stellen. De kennisgeving dient vóór of samen met de statistische gegevens te worden gedaan, d.w.z. uiterlijk op de vijftiende werkdag na de referentiedatum. Indien de controles afwijkingen aan het licht brengen, wordt de samenstellers verzocht de MBSD een toelichting te sturen, met daarin tenminste een beschrijving van de betreffende controles, de aard van de afwijkingen, het mogelijke effect op historische gegevensreeksen en de verwachte toekomstige trend van de afwijking in toekomstige rapporten.

5. Om de rapportagelast voor de NCB's tot een minimum te beperken, wordt aanbevolen om standaard slechts eens per jaar een volledige en gedetailleerde toelichting te verstrekken. In de tussenliggende maanden kunnen NCB's volstaan met een vereenvoudigde versie van de toelichting waarin ze de structurele verschillen tussen de weekstaat en het statistische verslag eenvoudig markeren. Als richtlijn dienen de toelichtingen te worden opgesteld volgens de hier bijgevoegde modelformulieren. Het eerste modelformulier (appendix 4) geeft het volledige resultaat van consistentiecontroles. Het tweede modelformulier (appendix 5) geeft het resultaat van de controles in vereenvoudigde vorm.

6. Het is belangrijk dat alle NCB's (en het Directoraat Interne Financiën van de ECB) op dezelfde tijd van het jaar volledige toelichtingen versturen. In dat geval kan de MBSD van de ECB eens per jaar een gedetailleerd verslag opstellen waarin de geconstateerde afwijkingen worden beschreven. In het hierna volgende tijdschema staat aangegeven welk modelformulier voor de verschillende verslagperioden van het jaar 2002 wordt aanbevolen. Met name dient het eerstvolgende uitvoerige modelformulier bij voorkeur in december 2003 te worden ingezonden met verwijzing naar de gegevens van eind november 2003.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Een volledige beschrijving van de elementaire balansgegevens kan worden gevonden in Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, bijlage I, deel III, PB L 333 van 17.12.2001 blz. 7, zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8, van 21.11.2002, PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

Appendix 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Appendix 2

CONTROLES

TOELICHTING

Passiva

Controle nr. 1

Chartale geldomloop: Het bedrag in de statistische categorie "chartale geldomloop" dient iets hoger te zijn dan de financieel administratieve categorie "bankbiljetten in omloop", aangezien in de eerste categorie door de overheid uitgegeven munten worden opgenomen en in de laatste niet.

Controle nr. 2

Deposito's van ingezetenen van het eurogebied: De statistische categorie "deposito's van ingezetenen van het eurogebied" dient groter te zijn dan de som van de financieel administratieve posten "verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro", "overige verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro", "verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro" en "verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta". Dit is het gevolg van het feit dat posities binnen het Eurosysteem geaggregeerd worden opgenomen in de statistische categorie (geregistreerd op brutobasis), maar niet worden opgenomen in de financieel administratieve posten(1). De financieel administratieve posten bevatten echter ook de posities binnen het Eurosysteem die de tegenwaarde van toewijzingen van eurobankbiljetten vertegenwoordigen. De statistische categorie kan daarom kleiner zijn dan de som van de bovengenoemde financieel administratieve posten. Verschillen kunnen ook optreden omdat herwaardering van tegoeden in vreemde valuta met verschillende frequenties plaatsvindt (driemaandelijks wat betreft de financieel administratieve gegevens, maandelijks wat betreft de statistische gegevens).

Controle nr. 3

Deposito's van ingezetenen van het eurogebied, waarvan monetaire financiële instellingen (MFI's): Deze controle dient apart vast te stellen wat het effect is van het feit dat tegoeden binnen het Eurosysteem op een brutobasis in de statistische categorie worden opgenomen, en deze tegoeden niet in de financieel administratieve categorieën worden opgenomen(2). Zoals boven aangegeven dienen de statistische gegevens in principe een hogere waarde te hebben dan de financieel administratieve gegevens. Echter, zoals gezegd, kan de verschillende indeling van de tegenwaarde van toewijzingen van eurobankbiljetten hier verandering in aanbrengen. Bovendien omvat het statistische aggregaat alleen in vreemde valuta luidende verplichtingen aan financiële tegenpartijen.

Controle nr. 4

Deposito's van overige ingezetenen van het eurogebied: De som van de statistische categorieën die door de overheid en overige ingezetenen geplaatste deposito's weergeven, dient kleiner te zijn dan de som van de financieel administratieve categorieën van verplichtingen aan overige ingezetenen (niet-kredietinstellingen) van het eurogebied, luidende in euro, en verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta, aangezien verplichtingen aan kredietinstellingen, luidende in vreemde valuta, alleen in de financieel administratieve gegevens zijn opgenomen.

Controle nr. 5

Uitgegeven schuldbewijzen: De statistische categorie "uitgegeven schuldbewijzen" dient gelijk te zijn aan de financieel administratieve categorie "uitgegeven schuldbewijzen".

Controle nr. 6

Kapitaal en reserves: De statistische categorie "kapitaal en reserves" kan enigszins verschillen van de corresponderende financieel administratieve categorie; het eventuele verschil wordt verklaard door het herwaarderingseffect dat op kwartaalbasis bij sommige NCB's optreedt. Bovendien treedt een verschil op, aangezien de financieel administratieve balanspost nog niet toegerekende winsten en een deel van de post rekeningen voor speciale voorzieningen beide worden geregistreerd als een deelgroep van de restpost van de financieel administratieve gegevens, maar onder de statistische definitie van "kapitaal en reserves" vallen.

Controle nr. 7

Externe passiva: De statistische categorie "externe passiva" dient ongeveer gelijk te zijn aan de som van verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro en in vreemde valuta, en de tegenwaarde van toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het Internationaal Monetair Fonds. De twee waarden kunnen alleen verschillen vanwege verschillen in de waarderingsperiodiciteit.

Controle nr. 8

Restpost: Een eventueel verschil tussen de statistische categorie "overige passiva" en de financieel administratieve categorie "overige passiva" zou kunnen worden verklaard uit elders op de balans geconstateerde verschillen.

Activa

Controle nr. 9

Leningen aan ingezetenen van het eurogebied: Zie toelichting bij controle nr. 10 en 11.

Controle nr. 10

Leningen aan ingezeten MFI's in het eurogebied: De statistische categorie "leningen aan ingezetenen van het eurogebied, waarvan MFI's" dient groter te zijn dan de som van de financieel administratieve posten "kredietverlening aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro" en "overige vorderingen op kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro". Een eventueel verschil moet hoofdzakelijk afkomstig zijn van posities binnen het systeem die op brutobasis worden gerapporteerd in de statistische gegevens, maar op nettobasis in het financieel administratieve verslag (zie ook passiva)(3). Bovendien omvatten de financieel administratieve gegevens geen tegoeden in vreemde valuta.

Controle nr. 11

Leningen aan ingezeten overheden in het eurogebied: De financieel administratieve en de statistische categorieën dienen vrijwel identiek te zijn, ofschoon de statistische categorie alle valuta's omvat en groter kan zijn dan de financieel administratieve categorie, die alleen betrekking heeft op in euro luidende leningen.

Controle nr. 12

Aangehouden waardepapieren met uitzondering van aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied: In theorie dient de statistische categorie "effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied" groter te zijn dan de financieel administratieve categorie "effecten van ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro", omdat de financieel administratieve categorie geen aangehouden waardepapieren luidende in vreemde valuta bevat en sommige overige aangehouden waardepapieren onder "overige activa" (voor personeelspensioenfondsen, belegging van eigen kapitaal, etc.) worden opgenomen.

Controle nr. 13

Restpost: Zie toelichting bij controle nr. 8.

Controle nr. 14

Externe activa: De statistische categorie "externe activa" dient iets groter te zijn dan de som van de financieel administratieve categorieën "goud en goudvorderingen" en "vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta en in euro", omdat sommige aandelen en overige deelnemingen en kasmiddelen (bankbiljetten) in vreemde valuta alleen in de eerstgenoemde categorie worden opgenomen. De twee waarden kunnen ook verschillen vanwege verschillen in de waarderingsperiodiciteit.

(1) Gezien vanuit een nationaal perspectief dient dit effect echter niet op te treden, aangezien beide reeksen gegevens op brutobasis worden gerapporteerd, terwijl alleen financieel administratieve gegevens door de Europese Centrale Bank ten behoeve van de weekstaat worden geconsolideerd (en posities binnen het systeem op nettobasis worden gerapporteerd).

(2) Gezien vanuit een nationaal perspectief dient dit effect echter niet op te treden, aangezien beide reeksen gegevens op brutobasis worden gerapporteerd, terwijl alleen financieel administratieve gegevens door de Europese Centrale Bank ten behoeve van de weekstaat worden geconsolideerd (en posities binnen het systeem op nettobasis worden gerapporteerd).

(3) Gezien vanuit een nationaal perspectief dient dit effect echter niet op te treden, aangezien beide reeksen gegevens op brutobasis worden gerapporteerd, terwijl alleen financieel administratieve gegevens door de Europese Centrale Bank ten behoeve van de weekstaat worden geconsolideerd (en posities binnen het systeem op nettobasis worden gerapporteerd).

Appendix 3

Verband tussen de posten van tabel 2.1 van het ECB Maandbericht en de posten van tabel 1 van de maandelijkse statistische rapporten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Appendix 4

Modelformulier voor de jaarlijkse uitgebreide toelichting op consistentiecontroles

Naam van de nationale centrale bank: ...

Consistentiecontroles voor de gegevens ultimo: ...

Resultaat van de consistentiecontroles: Alle controles voldoen/voldoen niet aan het in bijlage II vastgestelde lineaire verband (u wordt verzocht een verklaring te geven voor eventuele gevallen waarin niet voldaan is aan het lineaire verband). De geconstateerde afwijkingen tussen statistische en financieel administratieve gegevens kunnen door de volgende factoren worden verklaard: (een of meer factoren zouden van belang kunnen zijn)

Afwijkingen vanwege herzieningen

De in controle(s) nr. ... geconstateerde afwijking(en) is/zijn het gevolg van de volgende herzieningen die op de statistische gegevens zijn uitgevoerd na de publicatie van de financieel administratieve gegevens van de weekstaat: ...

Indien van toepassing, effect op historische gegevensreeksen: ...

Eenmalige herziening of reguliere herziening?

Geef, indien het een reguliere herziening betreft, een aanduiding van de orde van grootte: ...

Verschillen ten gevolge van verschillende presentatie- en classificatieregels

1. De in controle(s) nr. ... geconstateerde afwijking(en) is/zijn het gevolg van de verschillende presentatieregels: de financieel administratieve rapporten worden gepresenteerd op een geconsolideerde basis, terwijl statistische rapporten in termen van balanstotalen worden gepresenteerd. Dit verschil in de gehanteerde presentatieregels beïnvloedt de resultaten van de controles betreffende posities binnen het systeem (controles nr. 2, 3, 9 en 10). In deze gevallen geven statistische gegevens veel grotere bedragen aan dan financieel administratieve gegevens.

Voorbeeld: De behandeling van posities ten opzichte van overige nationale centrale banken van het Eurosysteem verklaart het verschil van EUR ... miljoen in de controles nr. ...

Indien van toepassing, effect op historische gegevensreeksen: ...

Eenmalige herziening of reguliere herziening?

Geef, indien het een reguliere herziening betreft, een aanduiding van de orde van grootte: ...

2. De in controle(s) nr. ... geconstateerde afwijking(en) is/zijn het gevolg van verschillende classificatiecriteria.

Voorbeeld: in controle nr. 6 "kapitaal en reserves" worden nog niet toegerekende winsten en een deel van de rekening voor speciale voorzieningen opgenomen in de restpost van de financieel administratieve gegevens, maar in de statistische definitie vallen ze onder "kapitaal en reserves".

Voorbeeld: in controle nr. 1 "chartale geldomloop" worden door de centrale overheid uitgegeven munten opgenomen in de statistische gegevens, maar niet in de corresponderende financieel administratieve post.

Indien van toepassing, effect op historische gegevensreeksen: ...

Eenmalige herziening of reguliere herziening?

Geef, indien het een reguliere herziening betreft, een aanduiding van de orde van grootte: ...

Eventuele andere afwijkingen, met inbegrip van rapportagefouten

De in controle(s) nr. ... geconstateerde afwijking(en) zijn het gevolg van foutieve rapportage, d.w.z. vanwege een menselijke fout en/of om andere redenen verkeerd gerapporteerde gegevens. Indien van toepassing, effect op historische gegevensreeksen: ...

Appendix 5

Modelformulier voor de maandelijkse vereenvoudigde toelichting op consistentiecontroles

Naam van de NCB: ...

Consistentie voor de gegevens: ...

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

LEVERINGSSCHEMA VOOR BALANSPOSTSTATISTIEKEN

Voor de referentieperiode januari 2003-december 2003

Rapportage van maandelijkse en driemaandelijkse balanspoststatistieken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

"-" Geeft aan niet van toepassing.

LEVERINGSSCHEMA VOOR STATISTIEKEN BETREFFENDE BANCAIRE RENTEVOETEN (KORTETERMIJNAANPAK)((Aangezien het precieze tijdstip van de overschakeling naar rentevoeten van monetaire financiële instellingen (hierna "MFI-rentevoeten") nog niet bekend is, is het leveringsschema voor statistieken betreffende bancaire rentevoeten opgesteld tot aan de referentieperiode december 2003. De verwachting is dat het leveringsschema voor bancaire rentevoeten in de loop van 2003 zal worden ingetrokken, hetgeen zal worden gedaan met behulp van de vereenvoudigde wijzigingsprocedure zoals bedoeld in artikel 9 van dit richtsnoer.))

Voor de referentieperiode januari 2003-december 2003

Rapportage van statistieken betreffende bancaire rentevoeten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

LEVERINGSSCHEMA VOOR MFI-RENTESTATISTIEKEN

Voor de referentieperiode januari 2003-december 2003

Rapportage van MFI-rentestatistieken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

LEVERINGSSCHEMA VOOR STATISTIEKEN BETREFFENDE DE RESERVEBASIS

Voor de referentieperiode januari 2003-december 2003

Rapportage van statistieken betreffende de reservebasis

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

LEVERINGSSCHEMA VOOR STATISTIEKEN BETREFFENDE DE MACRORATIO

Voor de referentieperiode januari 2003 - december 2003

Rapportage van statistieken betreffende de macroratio

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

LEVERINGSSCHEMA VOOR STATISTIEKEN BETREFFENDE OVERIGE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS

Voor de referentieperiode Q1 2003-Q4 2003

Rapportage van statistieken betreffende overige financiële intermediairs

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

"-" Geeft aan niet van toepassing.

LEVERINGSSCHEMA VOOR STRUCTURELE STATISTISCHE INDICATOREN

Voor de referentieperiode 2002-2003

Rapportage van structurele statistische indicatoren

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

HALFJAARLIJKS TE VERSCHAFFEN MAANDELIJKSE GEGEVENS BETREFFENDE ELEKTRONISCH GELD

RapportagekaderE1 tot E5: te rapporteren reeksen in het rapportagekader voor elektronisch geld.

Grijsgetinte cellen: reeksen die in de toekomst wellicht gerapporteerd zullen worden, maar voorlopig niet van belang zijn.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL C

Definitie van elektronisch geld voor statistische doeleinden

Elektronisch geld. Voor statistische doeleinden wordt met elektronisch geld een elektronische opslagvorm van vooruitbetaalde monetaire waarden op een technische drager bedoeld, zoals een vooruitbetaalde kaart, die algemeen kan worden gebruikt voor betalingen aan andere partijen dan de emittent, zonder dat er bij de transactie noodzakelijk bankrekeningen betrokken zijn. De drager fungeert als een vooruitbetaald betaalmiddel aan toonder. Om als elektronisch geld te kunnen worden beschouwd, moeten deze dragers dienst doen als betalingsinstrumenten voor algemene doeleinden(1). Afhankelijk van de technische drager waarop het geld wordt opgeslagen, kunnen twee soorten elektronisch geld worden onderscheiden(2):

Op hardware gebaseerd elektronisch geld (bijv. elektronische portemonnees). Elektronisch-geldproducten waarbij de klant een elektronische drager ontvangt, met name een IC-kaart met een microprocessorchip.

Op software gebaseerd elektronisch geld. Elektronisch-geldproducten die gebruik maken van speciale software op een PC en met name kunnen worden gebruikt om de elektronische waarde via telecommunicatienetwerken zoals internet over te maken.

Deze definitie komt overeen met artikel 1, lid 6 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(3).

(1) Wellicht is een definitie van "algemene doeleinden" nodig. (In dat geval zal het Comité voor Betalings- en Verrekeningssystemen worden geraadpleegd.)

(2) Definities van de Europese Centrale Bank (ECB). Deze producten werden gedefinieerd in het ECB rapport over elektronisch geld, augustus 1998. Met beide systemen kunnen elektronische waarden worden overgedragen. Het enige echte verschil tussen op hardware en op software gebaseerde producten betreft de beveiligingsmaatregelen die worden toegepast. Ook moet erop worden gewezen dat elektronische portemonnees zelf geen geld vormen; alleen het elektronisch geld dat is opgeslagen op een zich in de kaart bevindende chip, kan als geld worden beschouwd en kan derhalve aan derden worden overgedragen.

(3) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

Appendix

TRANSMISSIEPROCEDURES BETREFFENDE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN VAN ELEKTRONISCH GELD

1. Gegevensvereisten

De transmissie van gegevens naar de ECB omvat de volgende reeksen:

- elektronisch geld uitgegeven door de sector "overige MFI's" in de vorm van op hardware gebaseerd geld (elektronische portemonnees), zonder verwijzing naar de aanhoudende sector,

- elektronisch geld uitgegeven door de sector "overige MFI's" in de vorm van op software gebaseerd geld, zonder verwijzing naar de aanhoudende sector,

Deze extra reeksen worden aan de ECB gerapporteerd in het kader van de pro-memorieposten op de balans.

Aanvankelijk zal een ander rapportagekader worden gebruikt voor gegevens over elektronisch geld dat door niet-MFI's wordt uitgegeven(1).

2. Rapportagekader en codering

Voor de definitie van de reekscodes voor de elektronisch-geldreeksen die door de nationale centrale banken (NCB's) aan de ECB moeten worden gerapporteerd, wordt de sleutelgroep voor de balansposten gebruikt. De rapportagenormen voor de sleutelgroep balansposten worden opgenomen als bijlage XIII. De belangrijkste kenmerken van het rapportagekader voor elektronisch geld en de verschillen met het rapportagekader van balansposten worden hierna geschetst.

Frequentie

De frequentie waarmee gegevens betreffende saldi van elektronisch geld beschikbaar zijn, verschilt tussen de deelnemende lidstaten. Bij de meeste NCB's zijn de gegevens op maandbasis beschikbaar, en in enkele gevallen op een minder frequente basis (per kwartaal of per halfjaar). Dit impliceert dat posten betreffende elektronisch geld minstens op halfjaarbasis aan de ECB kunnen worden gerapporteerd met de frequentie-codewaarde "M" uit de codelijst CL_FREQ, zodat landen die dat kunnen, ook vaker mogen rapporteren. De waarde die wordt gebruikt om de referentiemaand aan te geven, verwijst naar de laatste maand van de desbetreffende periode(2).

Referentiesector voor de balansposten

Alleen uitgiften van elektronisch geld door de sector "overige MFI's" worden in dit rapportagekader meegenomen. De codewaarde "A" uit de codelijst CL_BS_REP_SECT wordt gebruikt voor dit doel.

Balansposten

In het rapportagekader van balansgegevens van de MFI-sector wordt elektronisch geld ingedeeld onder "girale deposito's"(3). De volgende twee balansposten aan de passiefzijde van de balans van de MFI-sector worden gebruikt voor de statistische rapportage:

- Girale deposito's - waarvan elektronisch geld: op hardware gebaseerd elektronisch geld,

- Girale deposito's - waarvan elektronisch geld: op software gebaseerd elektronisch geld.

De codewaarden "LE1" voor "op hardware gebaseerd elektronisch geld" en "LE2" voor "op software gebaseerd elektronisch geld" uit de codelijst CL_BS_ITEM worden hier gebruikt.

Tegenpartijgebied

Het rapportagekader voorziet in de indiening van balansposten voor elektronisch geld zonder verwijzing naar het tegenpartijgebied. De posities vallen in de rubriek "niet toe te rekenen" en de codewaarde "Z5" uit de codelijst CL_COUNT_AREA wordt gebruikt voor het tegenpartijgebied.

Tegenpartijsector van de balans

Net als het tegenpartijgebied wordt de tegenpartijsector in dit rapportagekader niet aangegeven en worden de posten voor elektronisch geld momenteel gedefinieerd zonder verwijzing naar de aanhoudende sector. De tegenpartijsector wordt niet gespecificeerd en de codewaarde "0000" uit de codelijst CL_COUNT_SECTOR wordt gebruikt.

Transactievaluta

Posten voor elektronisch geld worden gerapporteerd uitgesplitst naar valuta, en de uitgiften in euro ("EUR") en in andere valuta's ("Z06") worden afzonderlijk aangegeven.

3. Gegevenstransmissie

De in dit rapportagekader geïdentificeerde reeksen voor elektronisch geld worden door de NCB's tenminste op halfjaarbasis aan de ECB doorgegeven, en uiterlijk op de laatste werkdag van maart en september. Afhankelijk van de beschikbaarheid van de gegevens bij de NCB's worden frequentere gegevensoverdrachten voorzien die uiterlijk op de laatste werkdag van de maand na het einde van de referentieperiode kunnen plaatsvinden(4).

(1) Voorlopig worden gegevens over de uitgifte van elektronisch geld door niet-MFI's aan de ECB gerapporteerd op een Excel-werkblad. In dit rapportagekader wordt voor deze post geen reekscode gedefinieerd. De reeksen moeten aan de ECB worden gerapporteerd door de lidstaten waar dit verschijnsel zich voordoet, volgens het in paragraaf 3 uiteengezette tijdsschema.

(2) De laatste maand van het kwartaal of de laatste maand van het halfjaar waarop de post betrekking heeft.

(3) Zoals gedefinieerd in tabel 1 van Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1, zoals gewijzigd door Verordening ECB/2002/8, PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(4) NCB's waarvoor de inleveringstermijn van saldi van elektronisch geld langer is, kunnen de laatst beschikbare gegevens uiterlijk op de laatste werkdag van de maand rapporteren.

BIJLAGE V

STATISTIEKEN VOOR MACRO-PRUDENTIËLE ANALYSE

RAPPORTAGEKADER VOOR KREDIETINSTELLINGEN

Inleiding

1. Om een macro-prudentiële analyse van het bankwezen in de Europese Unie te kunnen uitvoeren, is een rapportagekader nodig voor de uitwisseling van balansgegevens van kredietinstellingen.

2. Afzonderlijke balansgegevens betreffende de Europese Centrale Bank (ECB)/nationale centrale banken (NCB's) en overige monetaire financiële instellingen (MFI's) worden momenteel gerapporteerd volgens de tabellen 1 tot en met 4 van Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2). Deze gegevens zijn echter niet voldoende om een macro-prudentiële analyse uit te voeren voor die landen waarvan de populatie van informatieplichtigen van overige MFI's zowel uit kredietinstellingen als geldmarktfondsen bestaat en de invloed van de laatste belangrijk is(3). In dergelijke gevallen is een afzonderlijk rapportagekader voor alleen kredietinstellingen nodig om de macro-prudentiële indicatoren met betrekking tot de deelgroep van kredietinstellingen te berekenen. Dit voorziet tevens in de behoefte van de Commissie (Eurostat) om jaarlijkse balansstatistieken te ontvangen ten behoeve van statistieken van financiële diensten.

Rapportagekader

3. Om de macro-prudentiële indicatoren te berekenen, rapporteren de NCB's die aan de noodzakelijke criteria voldoen, wat de tabellen 1, 2 en 4 van Verordening ECB/2001/13 betreft, alleen afzonderlijke gegevens met betrekking tot kredietinstellingen. Om macro-prudentiële indicatoren te kunnen berekenen is de volledige tabel 1 vereist(4). Wat betreft de tabellen 2 en 4 is voor de berekening van macro-prudentiële indicatoren momenteel slechts een deel van de in deze tabellen opgenomen reeksen vereist. Echter, om de aanvullende rapportages ook mogelijk te maken en te voldoen aan mogelijke toekomstige behoeften, rapporteren de NCB's de overige reeksen op vrijwillige basis. Verder worden wat tabel 3 betreft geen gegevens verlangd (dus betreffende kredietinstellingen worden geen extra statistische gegevens verlangd). Gegevens betreffende kredietinstellingen worden op kwartaalbasis gerapporteerd, zowel wat standen betreft als, waar van toepassing, met betrekking tot stroomaanpassingen.

4. NCB's rapporteren tabel 1 (standen en stromen), tabel 2 en tabel 4, waarbij de cijfers alleen betrekking hebben op kredietinstellingen (zie ook de rapportagekaders in appendix 2). Terwijl tabel 1 volledig gerapporteerd dient te worden(5), hebben de tabellen 2 en 4 zowel verplichte als niet-verplichte reeksen.

5. De gegevens worden op kwartaalbasis gerapporteerd, binnen 28 werkdagen na het einde van de referentieperiode (cf. schema in bijlage III).

6. Op verzoek van de gebruiker van de gegevens, rapporteren de NCB's, als pro-memorieposten, ook depositoverplichtingen. Deze worden gerapporteerd volgens de uitsplitsing: kredietinstellingen (behalve centrale banken)/overige MFI's/niet-MFI's. Indien de informatie niet beschikbaar is, houden de gebruikers zoals overeengekomen vast aan het begrip "deposito's van MFI's", zoals dat uit tabel 1 kan worden afgeleid (d.w.z. zonder verder onderscheid binnen de MFI-sector).

7. Macro-prudentiële vereisten bestaan uit gegevens van standen en stromen, waarbij de laatste als transactiewaarden worden geregistreerd. Dit houdt in dat zogenaamde aanpassingsgegevens nodig zijn. Momenteel zijn deze gegevens alleen beschikbaar voor de in tabel 1 en 2 opgenomen gegevens over standen en niet voor tabel 4. In dit verband is nog onderzoek gaande naar de noodzaak om aanpassingsgegevens voor tabel 4 te verstrekken. Ondertussen kunnen gebruikers zich alleen verlaten op verschillen in voor wisselkoerswijzigingen aangepaste standen (die door de ECB worden berekend).

Dekking

8. In beginsel dienen de aanvullende gegevens die met betrekking tot de balans van kredietinstellingen worden gerapporteerd, 100 % van de in deze sector ingedeelde instellingen te bestrijken. In die gevallen waarin de feitelijke rapportage minder dan 100 % bestrijkt vanwege de toepassing van het zogenaamde "cutting-off-the-tail"-beginsel, worden NCB's verzocht de verschafte gegevens te extrapoleren om 100 % dekking te verzekeren. Dit verbetert de vergelijkbaarheid van de indicatoren tussen de lidstaten en verzekert consistentie met de balansgegevens van de MFI-sector, die ook geëxtrapoleerd worden.

Rapportageverplichting

9. De balansgegevens van afzonderlijke kredietinstellingen worden, volgens de rapportagekaders in appendix 1 en 2, gerapporteerd door NCB's in die landen waar de populatie van informatieplichtigen van overige MFI's zowel bestaat uit kredietinstellingen als geldmarktfondsen en de invloed van de geldmarktfondsen statistisch significant wordt geacht. De invloed van geldmarktfondsen wordt statistisch significant geacht indien tegelijkertijd aan de twee volgende criteria wordt voldaan:

- Criterium 1: Het verschil tussen het balanstotaal van de MFI-sector en het balanstotaal van de deelgroep van kredietinstellingen bedraagt blijvend meer dan EUR 5 miljard.

en

- Criterium 2: MFI's met uitzondering van kredietinstellingen (d.w.z. geldmarktfondsen) hebben een effect op meer dan één post aan beide zijden van de balans van de MFI-sector(6).

10. Lidstaten die momenteel aan beide criteria voldoen, zijn Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Griekenland en Luxemburg. De NCB's van deze lidstaten rapporteren dan ook gegevens volgens het aanvullend rapportagekader. Regelmatig wordt onderzocht of nog steeds aan de bovengenoemde criteria wordt voldaan.

11. De ECB zal het rapportagekader jaarlijks evalueren.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) Zie hierna voor meer informatie over het belang van de invloed van geldmarktfondsen op de gegevens van overige MFI's. Een bijkomend aspect is dat in sommige landen een klein aantal andere instellingen wordt ingedeeld als MFI's; deze instellingen zijn echter niet belangrijk.

(4) Uiteraard met uitzondering van de passiefpost "aandelen/participaties in geldmarktfondsen".

(5) Met uitzondering van de post "aandelen/participaties in geldmarktfondsen".

(6) Aan dit criterium is bijvoorbeeld voldaan wanneer de balans van de sector geldmarktfondsen doorwerkt op één passiefpost ("aandelen/participaties in geldmarktfondsen") en op twee of meer actiefposten (bijv. "effecten met uitzondering van in euro luidende aandelen uitgegeven door de nationale overheid" en "in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door binnenlandse MFI's"). Aan dit criterium is eveneens voldaan wanneer de balans van geldmarktfondsen doorwerkt op twee passiefposten (bijv. "aandelen/participaties in geldmarktfondsen" en "in euro luidende deposito's geplaatst door binnenlandse MFI's") en op één actiefpost (bijv. "in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door de nationale overheid"). Aan dit criterium wordt echter niet voldaan wanneer de balans van geldmarktfondsen slechts op één passiefpost en op één actiefpost doorwerkt.

Appendix 1

PROCEDURES VOOR DE TRANSMISSIE VAN GEGEVENS VAN DE NCB'S NAAR DE ECB

Rapportagekader voor kredietinstellingen

1. Het in appendix 2 uiteengezette rapportagekader is alleen van toepassing op kredietinstellingen, zoals gedefinieerd in het Gemeenschapsrecht, terwijl de tabellen 1 tot en met 4 van Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2), balansgegevens omvatten van de gehele sector van overige monetaire financiële instellingen (MFI's).

2. De codes die gebruikt worden voor de posten in het rapportagekader, behoren tot de sleutelgroep "balansposten", waarvan de dimensies en eigenschappen in bijlage XIII zijn opgenomen. Merk op dat:

- dimensie nr. 1 (frequentie) altijd "Q" (kwartaalbasis) is, aangezien balansgegevens voor kredietinstellingen alleen op kwartaalbasis gerapporteerd dienen te worden,

- dimensie nr. 4 (uitsplitsing van de referentiesector op de balans) "R" (aan minimumreserveverplichtingen onderworpen kredietinstellingen) is voor alle posten.

3. Het rapportagekader bestaat uit zeven tabellen: Tabel 1_kredietinstellingen (standen), Tabel 2_kredietinstellingen (standen), Tabel 4_kredietinstellingen (standen), Tabel 1_kredietinstellingen_herindelingen, Tabel 1_kredietinstellingen_herwaarderingen, Tabel 2_kredietinstellingen_herindelingen en Tabel 2_kredietinstellingen_herwaarderingen.

4. Tabel 1_kredietinstellingen (standen) correspondeert met de maandelijkse tabel 1 van Verordening ECB/2001/13. Tabel 1_kredietinstellingen dient volledig te worden gerapporteerd, met uitzondering van de post "aandelen/participaties in geldmarktfondsen".

5. Tabel 2_kredietinstellingen (standen), die correspondeert met de driemaandelijkse tabel 2 van Verordening ECB/2001/13, omvat verplichte en niet-verplichte reeksen. Verplicht zijn de reeksen met betrekking tot deposito's en leningen ten opzichte van de rest van de wereld met een verdere uitsplitsing naar sector. In het bijgevoegde schema zijn de verplichte posten aangegeven door cellen met dikke randen.

6. Tabel 4_kredietinstellingen (standen), die correspondeert met de driemaandelijkse tabel 4 van Verordening ECB/2001/13, omvat verplichte en niet-verplichte reeksen. Alleen de reeksen die betrekking hebben op leningen ten opzichte van de rest van de wereld, uitgesplitst naar de betreffende sector en valuta, zijn verplicht. In het bijgevoegde schema zijn de verplichte posten aangegeven door cellen met dikke randen. Echter, om aanvullende rapportages mogelijk te maken en te voldoen aan mogelijke toekomstige behoeften, worden NCB's aangemoedigd de overige reeksen op vrijwillige basis te rapporteren.

7. De overige vier tabellen betreffende aanpassingsgegevens zijn een aanpassing van de overeenkomstige tabellen in bijlage IX. In de tabel zijn enkele kleine veranderingen aangebracht om de rapportagelast voor de nationale centrale banken (NCB's) tot een minimum te beperken In het bijgevoegde schema zijn de verplichte posten aangegeven door cellen met dikke randen. Echter, om het invoeren van aanvullende rapportages mogelijk te maken en te voldoen aan mogelijke toekomstige behoeften, worden NCB's aangemoedigd de overige reeksen op vrijwillige basis te rapporteren.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

Appendix 2

STANDEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vetomrande cellen geven de verplichte posten aan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vetomrande cellen geven de verplichte posten aan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vetomrande cellen geven de verplichte posten aan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vetomrande cellen geven de verplichte posten aan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vetomrande cellen geven de verplichte posten aan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vetomrande cellen geven de verplichte posten aan.

BIJLAGE VI

STRUCTURELE STATISTISCHE INDICATOREN

RAPPORTAGEKADER EN INSTRUCTIES VOOR SAMENSTELLING

Inleiding

1. Ten behoeve van een reguliere analyse van de bankstructuur in de Europese Unie (EU) heeft het Comité voor Bankentoezicht gegevens nodig om een aantal structurele statistische indicatoren samen te stellen. De lijst van structurele statistische indicatoren bevat 29 reeksen. Twaalf van deze reeksen kunnen worden samengesteld op basis van gegevens die de Europese Centrale Bank (ECB) reeds tot haar beschikking heeft. Verder kan een veertiental indicatoren worden samengesteld uit aanvullende gegevens die van nationale centrale banken (NCB's) worden verzameld, terwijl de overige drie indicatoren worden samengesteld door de Werkgroep inzake bancaire ontwikkelingen met behulp van andere niet-geharmoniseerde bronnen.

2. Deze bijlage geeft een rapportagekader en instructies voor de 14 indicatoren die worden samengesteld met behulp van gegevens van NCB's. Deze gegevensverzameling wordt gebaseerd op informatie die al binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) beschikbaar is.

3. De volledige lijst van indicatoren wordt hierna uiteengezet. De vet gedrukte indicatoren worden met behulp van aanvullende, door NCB's verstrekte gegevens samengesteld.

TABEL 1

Structurele indicatoren uitgesplitst naar categorie gegevensbron

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Sectie 1. Rapportagekader

4. Het rapportagekader dat gebruikt dient te worden voor het doorgeven van deze gegevens, is toegevoegd als appendix 1. Gegevens voor het berekenen van structurele indicatoren betreffende kredietinstellingen worden op jaarbasis vereist. Gegevens worden elk jaar vóór eind maart gerapporteerd en hebben betrekking op het voorgaande jaar. Verwacht wordt dat aan deze eis betreffende tijdigheid kan worden voldaan voor alle indicatoren met uitzondering van indicator nr. 3 "Aantal werknemers van KI's" waarvoor, indien mogelijk, elk jaar vóór eind mei gegevens betreffende het voorgaande jaar dienen te worden verstrekt.

5. De statistische vereisten bestaan uit standengegevens, absolute getallen of ratio's, al naargelang aangegeven. Naast standen, dienen, indien beschikbaar, ook gegevens over stroomaanpassingen te worden gerapporteerd. In het geval van balansgegevens hebben stroomaanpassingen betrekking op koersherwaarderingen, wisselkoersherwaarderingen, afschrijvingen, afwaarderingen en herindelingen. Om het rapportagekader te vereenvoudigen, dienen stroomaanpassingen als een totaal te worden gerapporteerd, zonder verdere uitsplitsingen naar soort aanpassing. Indien geen stroomaanpassingen beschikbaar zijn, baseren de gebruikers zich alleen op verschillen in standen gecorrigeerd voor wisselkoerswijzigingen (die door de ECB worden berekend). In het geval van absolute getallen of ratio's, zijn geen stroomaanpassingen van toepassing.

6. In beginsel dienen de verzamelde gegevens 100 % van de instellingen te bestrijken die in de communautaire wetgeving zijn gedefinieerd als kredietinstellingen (zie sectie I.2 van deel 1 van bijlage I bij Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1) zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2)). In die gevallen waarin de feitelijke dekking van de rapportage minder dan 100 % is vanwege de toepassing van het "cutting-off-the-tail"-beginsel, wordt NCB's verzocht de verstrekte gegevens te extrapoleren om een dekking van 100 % te verzekeren. Dit garandeert dat de indicatoren tussen de lidstaten vergelijkbaar zijn en consistent zijn met de MFI-balansgegevens die conform bijlage XIV worden geëxtrapoleerd.

7. Na ontvangst van de gegevens voert de ECB eenvoudige consistentiecontroles uit. Bijvoorbeeld, indien indicator nr. 18 nul is, moet indicator nr. 19 ook nul zijn. Hetzelfde geldt voor de indicatoren nr. 20-21, 23-24 en 25-26. Daarnaast kunnen ook kruiscontroles worden uitgevoerd tussen indicatoren nr. 18 en 23 en de Lijst van MFI's. Appendix 2 bevat de instructies voor transmissie.

Sectie 2. Instructies voor samenstelling

8. NCB's verstrekken gegevens over 14 indicatoren (tweede groep in tabel 1) conform de hierna uiteengezette conceptuele en methodologische regels. Het algemene doel is te verzekeren dat zoveel mogelijk wordt vastgehouden aan de statistische beginselen die zijn toegepast bij de samenstelling van de MBS-gegevens (die worden gebruikt voor de meeste indicatoren van de eerste groep in tabel 1). Gegevens dienen bijvoorbeeld te worden geaggregeerd, niet geconsolideerd; het beginsel van ingezetenschap dient de zogenaamde "gastlandbenadering" te volgen; balansgegevens dienen op brutobasis te worden gerapporteerd; etc.

9. De door NCB's te verstrekken gegevens worden hierna beschreven. De NCB's dienen een eventuele afwijking van de hierna beschreven definities en regels aan de ECB te rapporteren teneinde toezicht te houden op nationale praktijken. Informatie over mogelijke afwijkingen dienen te worden gerapporteerd in de laatste kolom van het rapportagekader.

10. Indicator nr. 2: Aantal lokale eenheden ("bijkantoren") van KI's. Deze indicator betreft het aantal bijkantoren per het einde van de referentieperiode. Lokale eenheid is gedefinieerd in Verordening ECB/2001/13: "Bijkantoren zijn juridisch onzelfstandige (geen rechtspersoonlijkheid bezittende) entiteiten die volledig eigendom zijn van de moederonderneming(3)." Dit houdt in dat voor deze indicator alleen bijkantoren van kredietinstellingen dienen te worden meegenomen. De kantoren van institutionele eenheden die zelf geen kredietinstellingen zijn, dienen niet te worden meegenomen, ook niet als ze tot dezelfde groep behoren als een kredietinstelling. Dit is noodzakelijk om te vermijden dat vertekeningen optreden in de vergelijking tussen deze indicator en, bijvoorbeeld, indicator nr. 7 betreffende het totaal aan activa van kredietinstellingen.

11. Om redenen van consistentie dienen alle NCB's de ECB-definitie van bijkantoor te gebruiken.

12. Indicator nr. 3: Aantal werknemers van KI's. Deze indicator geeft het gemiddeld aantal personeelsleden aan dat in het referentiejaar in dienst is. De voor deze indicator gebruikte definitie lijkt veel op de door Eurostat gebruikte definitie(4). In de gegevens voor deze indicator dient echter alleen personeel in dienst van kredietinstellingen te worden meegenomen. Werknemers van financiële instellingen die zelf geen kredietinstellingen zijn dienen niet de worden opgenomen, ook al behoren deze instellingen tot hetzelfde concern.

13. Indicator nr. 5: Aandeel van de vijf grootste KI's in het totaal aan activa (CR5). Deze indicator heeft betrekking op de concentratie van het bankwezen. Gebruikers hebben een voorkeur kenbaar gemaakt voor het gebruik van een geconsolideerde "groepsbenadering" voor de berekening van deze indicator, waarbij twee of meer instellingen die tot dezelfde groep behoren als één instelling worden beschouwd. Een dergelijke benadering kan thans om twee redenen niet worden toegepast voor MBS-gegevens. In de eerste plaats zijn MBS-gegevens niet geconsolideerd(5), zodat het niet mogelijk zou zijn de balansen van andere instellingen van de groep mee te nemen, noch om activa en passiva binnen de groep te salderen. In de tweede plaats zou informatie over eigendom in ieder geval niet beschikbaar kunnen zijn en van toezichthoudende bronnen moeten worden verkregen.

14. Om deze redenen dienen NCB's een niet-geconsolideerde "geaggregeerde" benadering te volgen bij het berekenen van indicator nr. 5; ze dienen namelijk 1) de balanstotalen van rapporterende kredietinstellingen te ordenen; 2) de som van de vijf hoogste balanstotalen te berekenen en de som van alle balanstotalen; en 3) de twee getallen te delen. De aan de ECB te rapporteren gegevens dienen te worden uitgedrukt als percentages (bijv. een waarde van 72,4296 % dient te worden gerapporteerd als 72,4296 en niet als 0,7243). Ofschoon de samenstelling van de vijf grootste banken in de loop der tijd kan veranderen, dienen NCB's alleen het aandeel van de vijf grootste kredietinstellingen op een specifiek tijdstip te verstrekken (eind december van het referentiejaar).

15. Indicator nr. 6: Herfindahl-index voor totaal aan activa van KI's. Net als de vorige indicator heeft deze indicator betrekking op de concentratie van het bankwezen. NCB's dienen zoveel mogelijk een "geaggregeerde" benadering te volgen. Een volledig nauwkeurige berekening van deze indicator is alleen mogelijk indien de individuele balans van elke kredietinstelling beschikbaar zou zijn. Echter, aangezien in het MBS-kader groepen kredietinstellingen in uitzonderlijke gevallen op een geconsolideerde basis mogen rapporteren, zou niet alle noodzakelijke statistische informatie beschikbaar kunnen zijn (dit zou het geval kunnen zijn voor de Rabobank in Nederland). In dit geval dient de geaggregeerde balans van elke in de groep opgenomen kredietinstelling te worden meegenomen in de berekening van de Herfindahl-index, wellicht met behulp van de financieel administratieve informatie in de jaarrekeningen van deze instellingen. Bovendien is het mogelijk dat niet alle kredietinstellingen in de "staart" gegevens per het einde van het jaar rapporteren. In dit geval dienen gegevens te worden geëxtrapoleerd.

16. NCB's dienen de Herfindhal-index aan de ECB te rapporteren volgens de volgende formule:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>, waarbij:

n = totale aantal KI's in het land, Xi = totaal aan activa van KI's, en X = [sum ]n i = 1 Xi = totaal aan activa van alle KI's van het land. De waarde van de index is de som van de kwadraten van de marktaandelen van alle kredietinstellingen in het bankwezen.

17. Indicator nr. 15: Totale investeringen van verzekeringsinstellingen. Voor de samenstelling van deze indicator(6), wordt een verzekeringsinstelling gedefinieerd als een onderneming die een officiële vergunning heeft gekregen conform artikel 6 van Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(7) of artikel 6 van Eerste Richtlijn 79/267/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan(8). Het herverzekeringsbedrijf is hierbij niet inbegrepen. De informatie heeft betrekking op het totaal aan vorderingen van deze ondernemingen, hetgeen wordt verkregen door de niet-financiële activa (zoals vaste activa) af te trekken van het geaggregeerde balanstotaal. Indien nodig, dienen te getallen te worden geëxtrapoleerd om een dekking van 100 % te verzekeren. Indien geen afzonderlijke informatie betreffende verzekeringsinstellingen beschikbaar is, kan deze indicator worden gecombineerd met indicator nr. 17 "Totaal aan activa in beheer bij pensioenfondsen" om één enkele indicator te vormen. NCB's dienen de reeks te markeren indien "gecombineerde" registratie wordt toegepast.

18. Indicator nr. 17: Totaal aan activa in beheer bij pensioenfondsen. Deze informatie heeft betrekking op de geaggregeerde balanstotalen van de zogenaamde "autonome pensioenfondsen", d.w.z. afzonderlijke institutionele eenheden die voornamelijk functioneren als pensioenfondsen; het zijn geen verzekeringsinstellingen(9). Indien geen afzonderlijke informatie betreffende pensioenfondsen beschikbaar is, kan deze indicator worden gecombineerd met indicator nr. 15 en één enkele, als indicator nr. 15 te rapporteren, indicator worden gevormd. In dit geval dient met betrekking tot indicator 17 nihil te worden ingevuld.

19. Indicator nr. 18: Aantal bijkantoren van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal bijkantoren van kredietinstellingen ingezeten in overige EER-landen, d.w.z. zonder binnenlandse bijkantoren. Indien een kredietinstelling meer dan één bijkantoor heeft in een bepaald land, wordt het als één geteld. Aangezien gegevens die verzameld worden voor de Lijst van MFI's, pas vanaf januari 1999 aan de ECB ter beschikking zijn gesteld, dienen NCB's de ontbrekende gegevens per het einde van de jaren 1997 en 1998 te verschaffen. NCB's dienen te garanderen dat gegevens vanaf eind 1999 consistent zijn met gegevens die gerapporteerd worden in het kader van de lijst van MFI's.

20. Indicator nr. 19: Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 18 meegenomen bijkantoren.

21. Indicator nr. 20: Aantal dochterondernemingen van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal dochterondernemingen waarover een kredietinstelling zeggenschap heeft in overige EER-landen, d.w.z. zonder binnenlandse dochterondernemingen. De ECB-definitie van dochterondernemingen kan worden gevonden in Verordening ECB/2001/13: "Dochterondernemingen zijn afzonderlijke rechtspersoonlijkheid bezittende entiteiten waarin een andere entiteit een meerderheidsbelang of een belang van 100 % heeft ...". Niet alle dochterondernemingen dienen te worden meegenomen, alleen die welke zelf kredietinstellingen zijn.

22. Indicator nr. 21: Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 20 meegenomen dochterondernemingen.

23. Indicator nr. 23: Aantal bijkantoren van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal ingezeten bijkantoren van kredietinstellingen in derde landen. Derde landen zijn landen die niet behoren tot de EER. Indien een bank meer dan één bijkantoor heeft in een bepaald land, wordt het als één geteld. Ook hier dienen NCB's te garanderen dat gegevens consistent zijn met gegevens die gerapporteerd worden in het kader van de lijst van MFI's.

24. Indicator nr. 24: Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 23 meegenomen bijkantoren.

25. Indicator nr. 25: Aantal dochterondernemingen van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal op het nationale grondgebied gevestigde dochterondernemingen waarover de zeggenschap wordt uitgeoefend door in derde landen ingezeten kredietinstellingen.

26. Indicator nr. 26: Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 25 meegenomen dochterondernemingen.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) Deze variabele wordt ook door Eurostat verzameld, maar met een lange vertraging. Eurostat gebruikt de volgende definitie van lokale eenheid: 'Een onderneming of deel daarvan (bijv. een werkplaats, fabriek, opslagplaats, kantoor, mijn of depot) gelegen op een geografisch geïdentificeerde plaats. Op of vanuit deze plaats worden economische activiteiten ontplooid waarvoor - behoudens bepaalde uitzonderingen - één of meer personen werken (ook al is het in deeltijd) voor één en dezelfde onderneming.' Cf. Eurostat, Methodological manual for statistics on credit institutions (Methodologische handleiding voor statistieken betreffende kredietinstellingen), versie 1.8, december 2001, blz. 11 en 23. Deze handleiding is op verzoek verkrijgbaar bij Eurostat, maar alleen in het Engels.

(4) Deze indicator wordt ook door Eurostat verzameld, die de volgende definitie gebruikt: "Het aantal werkzame personen wordt gedefinieerd als het totale aantal personen dat in de waargenomen eenheid werkt (inclusief meewerkende eigenaren, regelmatig in de eenheid meewerkende partners en niet-betaalde meewerkende gezinsleden), alsmede personen die buiten de eenheid werken, maar er wel toe behoren en erdoor worden betaald (bv. vertegenwoordigers, bezorgers, reparatie- en onderhoudsteams). Hieronder vallen ook personen die gedurende een korte periode afwezig zijn (wegens ziekte, betaalde vakantie, speciaal verlof enz.) en stakers, maar niet degenen die voor onbepaalde tijd afwezig zijn. Wel inbegrepen zijn deeltijdwerkers die krachtens de wetgeving van het betrokken land als zodanig worden beschouwd en op de loonlijst staan, alsmede seizoenarbeiders, leerlingen en thuiswerkers op de loonlijst. Tot de werkzame personen behoren geen arbeidskrachten die door andere ondernemingen aan de eenheid zijn uitgeleend, personen die voor andere ondernemingen reparatie- en onderhoudswerk in de waargenomen eenheid verrichten en dienstplichtigen. Onder niet-betaalde medewerkende gezinsleden worden verstaan personen die in het huishouden van de eigenaar van de eenheid wonen en die regelmatig werk voor de eenheid verrichten zonder dat ze een arbeidscontract hebben of een vast bedrag krijgen voor het werk dat ze verrichten. Hieronder vallen alleen personen die niet als hoofdberoep in een andere eenheid werken en daar op de loonlijst staan. Opmerking: Om de vergelijkbaarheid van de gegevens te controleren, moet worden aangegeven of deze rubriek ook vrijwilligers omvat. [Verordening (EG) nr. 2700/98 van de Commissie betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken, Code 16 110]. Opmerking: De toerekening op ondernemingsniveau moet worden verzekerd door middel van een verdeelsleutel in het geval van concerns (directeuren moeten worden meegenomen; agenten die niet in dienst zijn niet). Het aantal personen in dienst wordt gemeten als een jaarljks gemiddelde." Cf. Eurostat, Methodological manual for statistics on credit institutions (Methodologische handleiding voor statistieken betreffende kredietinstellingen), versie 1.8, december 2001, blz. 34.

(5) Op grond van Verordening ECB/2001/13 is echter één uitzondering toegestaan, voor de rapportage van geconsolideerde balansen voor groepen kredietinstellingen (bijv. de Rabobank in Nederland).

(6) De corresponderende sector van het ESR 95 voor deze indicator is S.125a. Het "ESR 95" is het Europees Systeem van Rekeningen 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(7) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

(8) PB L 63 van 13.3.1979, blz. 1.

(9) De corresponderende sector van het ESR 95 voor deze indicator is S.125b.

Appendix 1

Rapportagekader voor de 14 structurele statistische indicatoren die worden samengesteld met behulp van door NCB's verschafte gegevens

Land: ...

Referentiejaar: ...

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Appendix 2

Elektronische transmissie van bancaire structurele statistische indicatoren - sleutelgroep ID: ECB_SSI1

De sleutelgroep van de bancaire structurele statistische indicatoren (hierna aangeduid als "SSI") heeft betrekking op de structurele indicatoren van de sectoren kredietinstellingen (KI's), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen van de lidstaten van de Europese Unie (EU). De sleutelgroep is zo ontworpen dat zo nauw mogelijk wordt aangesloten bij de codelijsten en waarden van de sleutelgroep gedefinieerd voor balanspoststatistieken.

Sectie 1. Dimensies

De tabel hierna beschrijft de in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte dimensies. Voor de SSI-rentestatistieken zijn acht dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren.

TABEL 1

Dimensies die gebruikt worden in de ECB_SSI1-sleutelgroep

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De acht statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel, komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de ECB_SSI1-sleutelgroep, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen.

Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie heeft betrekking op de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte codewaarde is "A" voor jaarlijkse gegevens en wordt ontleend aan de codelijst CL_FREQ.

Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst en enkele extra codewaarden zoals beschreven in paragraaf 6 (dimensie nr. 6: Tegenpartijgebied). De in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte subset van waarden correspondeert met de 15 EU-lidstaten.

Dimensie nr. 3: ESR 95-Uitsplitsing van referentiesector (ESA95_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de referentiesector van de structurele indicatoren aan en is gekoppeld aan de codelijst CL_ESR95_SECTOR. Op dit ogenblik worden een deelgroep van vier waarden gebruikt: kredietinstelling (zoals gedefinieerd in de communautaire wetgeving) ("122C"), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen ("1250"), en verzekeringsinstellingen ("1251") en pensioenfondsen ("1252") afzonderlijk.

Dimensie nr. 4: "Naam" van structurele indicator (SSI_INDICATOR; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de lijst van SSI's en is gekoppeld aan de codelijst CL_SSI_INDICATOR. De aan de verschillende indicatoren toegewezen waarden worden geïdentificeerd door een voorvoegsel. De waarde "H" wordt gebruikt voor de Herfindhal-index, de waarde "N" voor alle statistische indicatoren die worden weergegeven door absolute aantallen, de waarde "S" voor de indicatoren weergegeven door een aandeel en tenslotte de waarde "T" voor totaal aan activa.

Dimensie nr. 5: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

De dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft het soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: bruto standen ("1"), herindelingen en overige aanpassingen ("5"), overige herwaarderingsaanpassingen ("7") en niet-gespecificeerd ("X"). De waarde "X", niet-gespecificeerd, wordt gebruikt om ratio's en indexreeksen te rapporteren, terwijl de waarde "1", standen, wordt gebruikt om absolute aantallen en standenreeksen te rapporteren (bijv. aantal werknemers; totaal aan activa).

Aanpassingsgegevens zijn alleen van toepassing met betrekking tot balanspostreeksen, ze zijn niet van toepassing en worden niet gerapporteerd voor absolute aantallen, ratio's en indices.

Herindelingen en overige aanpassingen omvatten veranderingen in de activa en passiva op de balans van de rapporterende sector die het gevolg zijn van 1) wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen; 2) bedrijfsherstructurering; 3) de herindeling van activa en passiva; en 4) het corrigeren van rapportagefouten die, om technische redenen, niet uit de standengegevens voor de betreffende volledige periode kunnen worden verwijderd. Met name dienen herindelingen voor het jaar 2001 de veranderingen te bestrijken die het gevolg zijn van de toetreding van Griekenland tot het eurogebied.

Overige herwaarderingsaanpassingen omvatten onder meer mutaties in de koers van uitgegeven, verkochte of aangehouden effecten en veranderingen ten gevolge van de verwijdering van de balans van afgeschreven/afgeboekte leningen.

Dimensie nr. 6: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de structurele indicator. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO-landenlijst bevat en enkele aanvullende waarden (e.g. "U6" - "Binnenland: hetzelfde land als dat van de rapporterende kredietinstellingen"). Voor de ECB_SSI1-sleutelgroep wordt de volgende subset van waarden gebruikt: binnenland (thuisland of referentiegebied) ("U6"), overige landen van de Europese Economische Ruimte (alle landen behalve het referentiegebied) ("A0") en buiten de Europese Economische Ruimte ("A7") in het geval van rapporteurs uit zowel het eurogebied als niet-eurogebied.

Dimensie nr. 7: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de structurele indicatoren luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. In de ECB_SSI1-sleutelgroep worden alleen de waarden "Z01" voor alle valuta's gecombineerd en "Z0Z" voor niet van toepassing gebruikt.

Dimensie nr. 8: Denominatie van de reeks of speciale berekening (SERIES_DENOM; lengte: één teken)

Deze dimensie specificeert of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke valuta (euro). Dit concept is alleen van toepassing op balanspostreeksen (bijv. totaal aan activa). Slechts drie waarden uit de codelijst CL_SERIES_DENOM worden gebruikt in de ECB_SSI1-sleutelgroep - "N" nationale valuta, "E" euro en "Z" niet van toepassing). Niet-deelnemende lidstaten en Griekenland (voor de periode tot en met het jaar 2000) gebruiken de code "N", terwijl de code "E" wordt gebruikt door de lidstaten van het eurogebied (met inbegrip van Griekenland vanaf 2001).

De volledige lijst van aan de ECB door te geven reekscodes wordt gerapporteerd in appendix 3.

Sectie 2. De eigenschappen

Naast de acht dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd(1). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie.

TABEL 2

Sleutelgroep van bancaire structurele statistische indicatoren (ECB_SSI1): gecodeerde en niet-gecodeerde kenmerken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Daarnaast wordt elke eigenschap gekarakteriseerd door enkele technische kenmerken, die in de tabel hierna zijn opgenomen:

TABEL 3

Rapportage van NCB's aan de ECB: Gemeenschappelijke kenmerken van de eigenschappen van de ECB_SSI1-sleutelgroep

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hierna volgt een beschrijving van elke eigenschap met inbegrip van de referentie codelijst (aangegeven in hoofdletters als CL_NL*) indien van toepassing.

Sectie 2.1. Eigenschappen op verwant niveau

Verplicht:

- TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na overleg met de ECB een herziening worden doorgevoerd. Deze herziening wordt echter doorgevoerd door de ECB.

- EENHEID (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de maateenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Deelnemende lidstaten rapporteren de gegevens in euro voor de posten waarvoor dat van toepassing is en de ECB stelt deze eigenschap in op "EUR" (DENOM = "EUR"). In het geval van niet-deelnemende lidstaten is de waarde van deze eigenschap gelijk aan de desbetreffende nationale munteenheid (UNIT = "DKK" voor Denemarken, "SEK" voor Zweden, "GBP" voor het Verenigd Koninkrijk en "GDR" voor Griekenland vóór en met inbegrip van het jaar 2000). Voor de reeksen die gerapporteerd worden als absolute waarden en voor de index stelt de ECB deze eigenschap in op de waarde "UNITS", en voor de als percentages gerapporteerde reeksen op de waarde "PC".

- UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Deze eigenschap geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = "6"), miljarden (UNIT_MULT = "9"), etc. NCB's rapporteren de gegevens die betrekking hebben op de balanspostreeksen van kredietinstellingen in miljoenen en de ECB stelt de waarde in op 6 (UNIT_MULT = "6"). Voor de reeksen die gerapporteerd worden als absolute aantallen, als percentages, of als indices, stelt de ECB de waarde in op 0 (UNIT_MULT = "0").

- DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de balanspostreeksen en de reeksen die absolute aantallen weergeven zonder decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap voor deze reeksen in op 0 (dus DECIMALS = "0"). NCB's rapporteren de indexreeksen en de reeksen die percentages weergeven in vier decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap voor deze reeksen in op 4 (dus DECIMALS = "4").

Voorwaardelijk:

- TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag maximaal 70 tekens hebben. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan de eigenschap titelcomplement gebruikt als de verplichte eigenschap. De eigenschap TITLE zou in de toekomst kunnen worden gebruikt voor het maken van korte titels.

- NAT_TITLE (niet gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties te geven in de nationale taal. Ofschoon het gebruik van hoofdletters en kleine letters geen problemen geeft, moet de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen nog getest worden voor regelmatig gebruik mogelijk is.

- COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt voor gedetailleerde tekstuitleg over de compilatiemethoden, weging, statistische procedures, type index etc.:

- gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling,

- compilatieprocedures (met inbegrip van beschrijving van gemaakte ramingen/aannames),

- afwijkingen van de rapportage-instructies van de ECB (geografische/sectorale indeling/waarderingsmethoden),

- informatie betreffende het nationale juridisch kader (en links naar het regelgevend kader van de EU) voor intermediairs m.u.v. van kredietinstellingen.

- COVERAGE (niet gecodeerd): Deze eigenschap beschrijft de populatie van informatieplichtigen, en de dekking ervan, voor de verschillende categorieën van intermediairs. Het dient het type intermediair te beschrijven voor de verschillende indicatoren. Indien bekend is dat de dekking niet volledig is, wordt een raming van de marktaandelen gegeven. Voorts dient te worden aangegeven of de getallen zijn geëxtrapoleerd.

Sectie 2.2. Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht:

- COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van periode) of geeft aan of gegevens gemiddelden, hoogste of laagste waarden zijn in een bepaalde periode, etc. De ECB stelt de SSI-reeksen in op "einde-van-periode" (COLLECTION = "E").

- AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk:

- DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeksen te identificeren (formules die nationale referentiecodes gebruiken, kunnen ook worden gespecificeerd).

- BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeksen. In het geval van reeksbreuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

Sectie 2.3. Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht:

- OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet met iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de vlag voor de status van de nieuwe waarneming opnieuw gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de SSI-statistieken:

"A" = normale waarde,

"B" = breukwaarde,

"M" = gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens)(2),

"L" = gegevens bestaan, maar worden niet verzameld(3),

"E" = geraamde waarde,

"P" = voorlopige waarde (deze eigenschap kan met name bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt en heeft betrekking op de laatste waarneming)(4).

- Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel een voorlopige waarde heeft en het resultaat is van een raming, krijgt "raming" prioriteit, en wordt de waarde "E" gebruikt.

Voorwaardelijk:

- OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap "vertrouwelijkheidwaarneming" gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd.

- OBS_PRE_BREAK (niet gecodeerd): Deze eigenschap heeft de waarde van vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Het wordt verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt.

- OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

Stroomaanpassingsgegeven moeten, indien beschikbaar, worden gerapporteerd met betrekking tot de indicatoren nr. 17, 19, 21, 24 en 26. Stroomaanpassingen hebben betrekking op koersherwaarderingen, afschrijvingen, afboekingen en herindelingen.

Sectie 3. Herzieningsbeleid

NCB's moeten de gerapporteerde gegevens wellicht herzien. De volgende algemene beginselen zijn van toepassing:

- bij alle reguliere jaarlijkse gegevenstransmissies, kunnen, behalve met betrekking tot het laatste jaar, zowel "gewone" (d.w.z. herzieningen van de gegevens van het voorafgaande jaar) als "historische" herzieningen worden gestuurd;

- in uitzonderlijke gevallen, kunnen historische gegevens die de kwaliteit van de gegevens significant verbeteren, gedurende het jaar worden geaccepteerd;

- In het geval van belangrijke herzieningen moet een toelichting aan de ECB worden verschaft.

(1) Eigenschappen zijn statistische begrippen die aanvullende gecodeerde informatie (bv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. De eigenschappen waarvan alle partners de waarden kennen zijn "verplicht". De kenmerken die alleen worden gedefinieerd indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. id's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. compilatie, reeksbreuken) zijn "voorwaardelijk". De waarden van kenmerken hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer ze voor de eerste keer worden ingesteld of telkens wanneer ze gewijzigd worden. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(2) Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridisch kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "M".

(3) Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde datums of voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat, maar er is geen statistisch toezicht op), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "L" in iedere periode.

(4) Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus "A"). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.

Appendix 2

Elektronische transmissie van bancaire structurele statistische indicatoren - sleutelgroep ID: ECB_SSI1

De sleutelgroep van de bancaire structurele statistische indicatoren (hierna aangeduid als "SSI") heeft betrekking op de structurele indicatoren van de sectoren kredietinstellingen (KI's), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen van de lidstaten van de Europese Unie (EU). De sleutelgroep is zo ontworpen dat zo nauw mogelijk wordt aangesloten bij de codelijsten en waarden van de sleutelgroep gedefinieerd voor balanspoststatistieken.

Sectie 1. Dimensies

De tabel hierna beschrijft de in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte dimensies. Voor de SSI-rentestatistieken zijn acht dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren.

TABEL 1

Dimensies die gebruikt worden in de ECB_SSI1-sleutelgroep

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De acht statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel, komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de ECB_SSI1-sleutelgroep, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen.

Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie heeft betrekking op de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte codewaarde is "A" voor jaarlijkse gegevens en wordt ontleend aan de codelijst CL_FREQ.

Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst en enkele extra codewaarden zoals beschreven in paragraaf 6 (dimensie nr. 6: Tegenpartijgebied). De in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte subset van waarden correspondeert met de 15 EU-lidstaten.

Dimensie nr. 3: ESR 95-Uitsplitsing van referentiesector (ESA95_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de referentiesector van de structurele indicatoren aan en is gekoppeld aan de codelijst CL_ESR95_SECTOR. Op dit ogenblik worden een deelgroep van vier waarden gebruikt: kredietinstelling (zoals gedefinieerd in de communautaire wetgeving) ("122C"), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen ("1250"), en verzekeringsinstellingen ("1251") en pensioenfondsen ("1252") afzonderlijk.

Dimensie nr. 4: "Naam" van structurele indicator (SSI_INDICATOR; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de lijst van SSI's en is gekoppeld aan de codelijst CL_SSI_INDICATOR. De aan de verschillende indicatoren toegewezen waarden worden geïdentificeerd door een voorvoegsel. De waarde "H" wordt gebruikt voor de Herfindhal-index, de waarde "N" voor alle statistische indicatoren die worden weergegeven door absolute aantallen, de waarde "S" voor de indicatoren weergegeven door een aandeel en tenslotte de waarde "T" voor totaal aan activa.

Dimensie nr. 5: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

De dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft het soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: bruto standen ("1"), herindelingen en overige aanpassingen ("5"), overige herwaarderingsaanpassingen ("7") en niet-gespecificeerd ("X"). De waarde "X", niet-gespecificeerd, wordt gebruikt om ratio's en indexreeksen te rapporteren, terwijl de waarde "1", standen, wordt gebruikt om absolute aantallen en standenreeksen te rapporteren (bijv. aantal werknemers; totaal aan activa).

Aanpassingsgegevens zijn alleen van toepassing met betrekking tot balanspostreeksen, ze zijn niet van toepassing en worden niet gerapporteerd voor absolute aantallen, ratio's en indices.

Herindelingen en overige aanpassingen omvatten veranderingen in de activa en passiva op de balans van de rapporterende sector die het gevolg zijn van 1) wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen; 2) bedrijfsherstructurering; 3) de herindeling van activa en passiva; en 4) het corrigeren van rapportagefouten die, om technische redenen, niet uit de standengegevens voor de betreffende volledige periode kunnen worden verwijderd. Met name dienen herindelingen voor het jaar 2001 de veranderingen te bestrijken die het gevolg zijn van de toetreding van Griekenland tot het eurogebied.

Overige herwaarderingsaanpassingen omvatten onder meer mutaties in de koers van uitgegeven, verkochte of aangehouden effecten en veranderingen ten gevolge van de verwijdering van de balans van afgeschreven/afgeboekte leningen.

Dimensie nr. 6: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de structurele indicator. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO-landenlijst bevat en enkele aanvullende waarden (e.g. "U6" - "Binnenland: hetzelfde land als dat van de rapporterende kredietinstellingen"). Voor de ECB_SSI1-sleutelgroep wordt de volgende subset van waarden gebruikt: binnenland (thuisland of referentiegebied) ("U6"), overige landen van de Europese Economische Ruimte (alle landen behalve het referentiegebied) ("A0") en buiten de Europese Economische Ruimte ("A7") in het geval van rapporteurs uit zowel het eurogebied als niet-eurogebied.

Dimensie nr. 7: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de structurele indicatoren luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. In de ECB_SSI1-sleutelgroep worden alleen de waarden "Z01" voor alle valuta's gecombineerd en "Z0Z" voor niet van toepassing gebruikt.

Dimensie nr. 8: Denominatie van de reeks of speciale berekening (SERIES_DENOM; lengte: één teken)

Deze dimensie specificeert of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke valuta (euro). Dit concept is alleen van toepassing op balanspostreeksen (bijv. totaal aan activa). Slechts drie waarden uit de codelijst CL_SERIES_DENOM worden gebruikt in de ECB_SSI1-sleutelgroep - "N" nationale valuta, "E" euro en "Z" niet van toepassing). Niet-deelnemende lidstaten en Griekenland (voor de periode tot en met het jaar 2000) gebruiken de code "N", terwijl de code "E" wordt gebruikt door de lidstaten van het eurogebied (met inbegrip van Griekenland vanaf 2001).

De volledige lijst van aan de ECB door te geven reekscodes wordt gerapporteerd in appendix 3.

Sectie 2. De eigenschappen

Naast de acht dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd(1). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie.

TABEL 2

Sleutelgroep van bancaire structurele statistische indicatoren (ECB_SSI1): gecodeerde en niet-gecodeerde kenmerken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Daarnaast wordt elke eigenschap gekarakteriseerd door enkele technische kenmerken, die in de tabel hierna zijn opgenomen:

TABEL 3

Rapportage van NCB's aan de ECB: Gemeenschappelijke kenmerken van de eigenschappen van de ECB_SSI1-sleutelgroep

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hierna volgt een beschrijving van elke eigenschap met inbegrip van de referentie codelijst (aangegeven in hoofdletters als CL_NL*) indien van toepassing.

Sectie 2.1. Eigenschappen op verwant niveau

Verplicht:

- TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na overleg met de ECB een herziening worden doorgevoerd. Deze herziening wordt echter doorgevoerd door de ECB.

- EENHEID (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de maateenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Deelnemende lidstaten rapporteren de gegevens in euro voor de posten waarvoor dat van toepassing is en de ECB stelt deze eigenschap in op "EUR" (DENOM = "EUR"). In het geval van niet-deelnemende lidstaten is de waarde van deze eigenschap gelijk aan de desbetreffende nationale munteenheid (UNIT = "DKK" voor Denemarken, "SEK" voor Zweden, "GBP" voor het Verenigd Koninkrijk en "GDR" voor Griekenland vóór en met inbegrip van het jaar 2000). Voor de reeksen die gerapporteerd worden als absolute waarden en voor de index stelt de ECB deze eigenschap in op de waarde "UNITS", en voor de als percentages gerapporteerde reeksen op de waarde "PC".

- UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Deze eigenschap geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = "6"), miljarden (UNIT_MULT = "9"), etc. NCB's rapporteren de gegevens die betrekking hebben op de balanspostreeksen van kredietinstellingen in miljoenen en de ECB stelt de waarde in op 6 (UNIT_MULT = "6"). Voor de reeksen die gerapporteerd worden als absolute aantallen, als percentages, of als indices, stelt de ECB de waarde in op 0 (UNIT_MULT = "0").

- DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de balanspostreeksen en de reeksen die absolute aantallen weergeven zonder decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap voor deze reeksen in op 0 (dus DECIMALS = "0"). NCB's rapporteren de indexreeksen en de reeksen die percentages weergeven in vier decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap voor deze reeksen in op 4 (dus DECIMALS = "4").

Voorwaardelijk:

- TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag maximaal 70 tekens hebben. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan de eigenschap titelcomplement gebruikt als de verplichte eigenschap. De eigenschap TITLE zou in de toekomst kunnen worden gebruikt voor het maken van korte titels.

- NAT_TITLE (niet gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties te geven in de nationale taal. Ofschoon het gebruik van hoofdletters en kleine letters geen problemen geeft, moet de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen nog getest worden voor regelmatig gebruik mogelijk is.

- COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt voor gedetailleerde tekstuitleg over de compilatiemethoden, weging, statistische procedures, type index etc.:

- gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling,

- compilatieprocedures (met inbegrip van beschrijving van gemaakte ramingen/aannames),

- afwijkingen van de rapportage-instructies van de ECB (geografische/sectorale indeling/waarderingsmethoden),

- informatie betreffende het nationale juridisch kader (en links naar het regelgevend kader van de EU) voor intermediairs m.u.v. van kredietinstellingen.

- COVERAGE (niet gecodeerd): Deze eigenschap beschrijft de populatie van informatieplichtigen, en de dekking ervan, voor de verschillende categorieën van intermediairs. Het dient het type intermediair te beschrijven voor de verschillende indicatoren. Indien bekend is dat de dekking niet volledig is, wordt een raming van de marktaandelen gegeven. Voorts dient te worden aangegeven of de getallen zijn geëxtrapoleerd.

Sectie 2.2. Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht:

- COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van periode) of geeft aan of gegevens gemiddelden, hoogste of laagste waarden zijn in een bepaalde periode, etc. De ECB stelt de SSI-reeksen in op "einde-van-periode" (COLLECTION = "E").

- AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk:

- DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeksen te identificeren (formules die nationale referentiecodes gebruiken, kunnen ook worden gespecificeerd).

- BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeksen. In het geval van reeksbreuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

Sectie 2.3. Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht:

- OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet met iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de vlag voor de status van de nieuwe waarneming opnieuw gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de SSI-statistieken:

"A" = normale waarde,

"B" = breukwaarde,

"M" = gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens)(2),

"L" = gegevens bestaan, maar worden niet verzameld(3),

"E" = geraamde waarde,

"P" = voorlopige waarde (deze eigenschap kan met name bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt en heeft betrekking op de laatste waarneming)(4).

- Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel een voorlopige waarde heeft en het resultaat is van een raming, krijgt "raming" prioriteit, en wordt de waarde "E" gebruikt.

Voorwaardelijk:

- OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap "vertrouwelijkheidwaarneming" gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd.

- OBS_PRE_BREAK (niet gecodeerd): Deze eigenschap heeft de waarde van vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Het wordt verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt.

- OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

Stroomaanpassingsgegeven moeten, indien beschikbaar, worden gerapporteerd met betrekking tot de indicatoren nr. 17, 19, 21, 24 en 26. Stroomaanpassingen hebben betrekking op koersherwaarderingen, afschrijvingen, afboekingen en herindelingen.

Sectie 3. Herzieningsbeleid

NCB's moeten de gerapporteerde gegevens wellicht herzien. De volgende algemene beginselen zijn van toepassing:

- bij alle reguliere jaarlijkse gegevenstransmissies, kunnen, behalve met betrekking tot het laatste jaar, zowel "gewone" (d.w.z. herzieningen van de gegevens van het voorafgaande jaar) als "historische" herzieningen worden gestuurd;

- in uitzonderlijke gevallen, kunnen historische gegevens die de kwaliteit van de gegevens significant verbeteren, gedurende het jaar worden geaccepteerd;

- In het geval van belangrijke herzieningen moet een toelichting aan de ECB worden verschaft.

(1) Eigenschappen zijn statistische begrippen die aanvullende gecodeerde informatie (bv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. De eigenschappen waarvan alle partners de waarden kennen zijn "verplicht". De kenmerken die alleen worden gedefinieerd indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. id's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. compilatie, reeksbreuken) zijn "voorwaardelijk". De waarden van kenmerken hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer ze voor de eerste keer worden ingesteld of telkens wanneer ze gewijzigd worden. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(2) Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridisch kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "M".

(3) Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde datums of voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat, maar er is geen statistisch toezicht op), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "L" in iedere periode.

(4) Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus "A"). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.

Appendix 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VII

DEPOSITOVERPLICHTINGEN EN BEZIT AAN KASMIDDELEN EN EFFECTEN VAN DE CENTRALE OVERHEID

1. DEPOSITOVERPLICHTINGEN VAN DE CENTRALE OVERHEID

1.1. Definities en registratie van (nauwe substituten voor) depositoverplichtingen van de centrale overheid binnen het rapportagekader

Voor de toepassing van dit rapportagekader worden depositoverplichtingen van de centrale overheid ingedeeld in de volgende categorieën. Indien het verschijnsel niet bestaat of onbelangrijk is, is geen rapportage vereist op de minimis gronden.

Depositoverplichtingen. Depositoverplichtingen worden uitgesplitst in girale deposito's, deposito's met vaste looptijd en deposito's met een opzegtermijn.

Girale deposito's. Deposito's die zonder enige significante vertraging, beperking of kosten kunnen worden omgezet in chartaal geld en/of die per cheque, bankopdracht, debitering en dergelijke overdraagbaar zijn. Saldi van door de centrale overheid uitgegeven elektronisch geld, hetzij in de vorm van op hardware gebaseerd elektronisch geld (bijv. elektronische portemonnees) of op software gebaseerd elektronisch geld, zijn in deze post inbegrepen. Niet-inbegrepen zijn niet-overdraagbare deposito's die technisch gezien onmiddellijk, maar tegen significante kosten opvraagbaar zijn.

Deposito's met vaste looptijd. Niet-overdraagbare deposito's die niet in chartaal geld kunnen worden omgezet vóór afloop van een vaste termijn; of die slechts vóór afloop daarvan in chartaal geld kunnen worden omgezet als de houder enigerlei boete betaalt. Financiële producten met rollover-bepalingen moeten worden ingedeeld naar de kortste looptijd.

Deposito's met een opzegtermijn. Niet-overdraagbare deposito's zonder vaste looptijd die slechts in chartaal geld kunnen worden omgezet met inachtneming van een opzegtermijn, vóór afloop waarvan omzetting in chartaal geld niet of slechts met een boete mogelijk is. Hiertoe behoren deposito's die juridisch gezien wellicht onmiddellijk opvraagbaar zijn, maar waarvoor krachtens nationale praktijk boetes en beperkingen gelden (ingedeeld in de looptijdcategorie "tot en met drie maanden").

Het ESR 95(1) geeft richtlijnen voor de indeling van schuldinstrumenten uitgegeven door de overheid (ESR 95, paragrafen 5.74-5.76). Niet-verhandelbare schuldinstrumenten uitgegeven door de overheid aan het grote publiek moeten worden ingedeeld onder deposito's, aangezien het nauwe substituten zijn voor termijndeposito's, spaardeposito's, spaarboekjes en niet-verhandelbare depositocertificaten. Alle overige instrumenten die de vorm hebben van overdraagbare waardepapieren en derhalve (gerealiseerde of niet-gerealiseerde) winsten en verliezen met zich meebrengen, worden geclassificeerd als effecten met uitzondering van aandelen.

1.2. Sectorindeling van centrale overheidsinstellingen die (nauwe substituten voor) depositoverplichtingen uitgeven

Het ESR 95 geeft de standaard voor de sectorindeling van de overheid en de subsectoren ervan, waarvan één de sector centrale overheid is. Verdere richtlijnen worden gegeven in de "Money and Banking Statistics Sector Manual - Guidance for the statistical classification of customers"(2).

De sector overheid omvat ingezeten eenheden met als hoofdfunctie het voortbrengen van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of de herverdeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen (ESR 95, paragrafen 2.68-2.70).

De sector overheid is verdeeld in twee uitgevende subsectoren: centrale overheid en overige overheid. Overige overheid maakt deel uit van de geldaanhoudende sector.

De centrale overheid bestaat uit bestuursinstellingen van de staat en andere centrale instellingen waarvan de bevoegdheid zich over het gehele economische gebied uitstrekt, met uitzondering van de wettelijke sociale-verzekeringsinstellingen (ESR 95, paragraaf 2.71).

1.3. Definitie van de "overige ingezeten sectoren", d.w.z. ingezeten niet-monetaire financiële instellingen m.u.v. de overheid

Overige financiële intermediairs en financiële hulpbedrijven: Niet-monetaire financiële instellingen en quasi-vennootschappen (met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels bij andere institutionele eenheden dan monetaire financiële instellingen (MFI's) (ESR 95 paragrafen 2.53-2.56). Hiertoe behoren ook financiële hulpbedrijven bestaande uit alle financiële instellingen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie het verlenen van financiële hulpdiensten (ESR 95, paragrafen 2.57-2.59).

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: Niet-monetaire financiële instellingen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het spreiden van risico's (ESR 95, paragrafen 2.60-2.67).

Niet-financiële vennootschappen: Vennootschappen en quasi-vennootschappen die zich niet bezighouden met financiële intermediatie, maar waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het produceren van marktgoederen en niet-financiële diensten (ESR 95, paragrafen 2.21-2.31).

Huishoudens: Personen of groepen van personen, in de hoedanigheid van consument en in de hoedanigheid van producent van goederen en niet-financiële diensten voor uitsluitend eigen consumptie, alsook in de hoedanigheid van producent van marktgoederen en niet-financiële en financiële diensten mits hun activiteiten niet worden uitgeoefend door quasi-vennootschappen. De sector omvat tevens instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, met als hoofdfunctie de productie van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor bepaalde groepen huishoudens (ESR 95, paragrafen 2.75-2.88).

2. REGISTRATIE VAN KASMIDDELEN EN EFFECTEN IN HANDEN VAN DE CENTRALE OVERHEID

2.1. Door de centrale overheid aangehouden eurobankbiljetten en munten

Bankbiljetten en munten uitgegeven door de Europese Centrale Bank, nationale centrale banken van het eurogebied en centrale overheden en aangehouden door de centrale overheid.

2.2. Bezit aan door MFI's van het eurogebied uitgegeven instrumenten in handen van de centrale overheid

Schuldbewijzen uitgegeven door MFI's van het eurogebied en aangehouden door de centrale overheid.

GEGEVENS BETREFFENDE (NAUWE SUBSTITUTEN VOOR) DEPOSITOVERPLICHTINGEN EN BEZIT AAN KASMIDDELEN EN EFFECTEN VAN DE CENTRALE OVERHEID((Gegevens inzake "herindelingen en overige aanspassingen" en "herwaarderingsaanpassingen" zullen worden bestreken door het "Procedurehandboek voor de opstelling van stroomstatistieken" (Bijlage X).))

Aangepast schema aan de hand van de rapportagetabel van de MFI-sector

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd door Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, van 12 februari 2002 PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(2) Europese Centrale Bank, tweede editie, november 1999.

BIJLAGE VIII

OP MAANDBASIS TE VERSTREKKEN PRO-MEMORIEPOSTEN VAN DE HOOGSTE PRIORITEIT

De in deze bijlage gespecificeerde pro-memorieposten behoren tot de sleutelgroep balansposten, beschreven in bijlage XIII. De reeksen moeten op maandbasis worden gerapporteerd en met dezelfde tijdigheid als de verplichte maandelijkse balansstatistieken van monetaire financiële instellingen (MFI's) overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd door Verordening ECB/2002/8(2).

Rapportagekader

TABEL A

Gegevens van overige MFI's (standen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEFINITIE VAN DE PRO-MEMORIEPOSTEN VAN DE HOOGSTE PRIORITEIT

1. Uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van aandelen/participaties in geldmarktfondsen

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen die zijn uitgesplitst naar de woonplaats van de houder, in de volgende drie categorieën: binnenland/overige deelnemende lidstaten/rest van de wereld.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

BIJLAGE IX

OP MAANDBASIS TE VERSTREKKEN PRO-MEMORIEPOSTEN

RAPPORTAGEKADER

1. De in deze bijlage gespecificeerde pro-memorieposten behoren tot de sleutelgroep balansposten, die is beschreven in bijlage XIII. De reeksen moeten op maandbasis worden gerapporteerd en met dezelfde tijdigheid als de verplichte maandelijkse balansstatistieken van monetaire financiële instellingen (MFI's) overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd door Verordening ECB/2002/8(2).

I. Pro-memorieposten voor de samenstelling en beoordeling van de monetaire aggregaten en tegenposten

2. Ten behoeve van de samenstelling van de monetaire aggregaten, rapporteren de nationale centrale banken (NCB's) statistische gegevens betreffende aanvullende uitsplitsingen van "geld in omloop" en "uitgegeven schuldbewijzen". Deze pro-memorieposten van hoge prioriteit worden in Tabel A en B weergegeven als vetomrande cellen en worden hierna gedefinieerd. De overige pro-memorieposten zijn nodig om een meer gedetailleerde analyse mogelijk te maken van de MFI-balansstatistieken.

3. Geld in omloop, waarvan eurobankbiljetten (M1), bankbiljetten in nationale denominaties (M2), munten (M3), waarvan in euro luidende munten (M4) en munten in nationale denominaties (M5):

- Eurobankbiljetten (M1) zijn uitgegeven eurobankbiljetten opgenomen in de post "geld in omloop".

- Bankbiljetten in nationale denominaties (M2) zijn door NCB's vóór 1 januari 2002 uitgegeven bankbiljetten in de vroegere valuta's die nog niet bij de NCB zijn ingewisseld. Worden gerapporteerd vanaf januari 2002, tenminste gedurende 2002.

- De post "munten" (M3) heeft betrekking op het bedrag aan munten, zowel in euro als in de nationale denominatie (nog niet ingewisseld), uitgegeven door nationale autoriteiten (NCB's/centrale overheid) en gerapporteerd als onderdeel van de post "geld in omloop" op de balans van de NCB.

- In euro luidende munten (M4) zijn door nationale autoriteiten (NCB's/centrale overheid) uitgegeven munten, luidende in euro.

- Munten in nationale denominaties (M5) zijn door nationale autoriteiten (NCB's/centrale overheid) vóór 1 januari 2002 uitgegeven munten, luidende in de vroegere valuta's, die nog niet bij de NCB's zijn ingewisseld.

4. Houders van verhandelbare effecten uitgegeven door de Europese Centrale Bank (ECB)/NCB's (posten M6 tot M8)

Schuldbewijzen, uitgegeven door de ECB/NCB's en uitgesplitst naar ingezetenschap van de houder, in de volgende drie categorieën: binnenland, overige deelnemende lidstaten en rest van de wereld.

TABEL A

Gegevens van ECB/NCB's (standen)((Afhankelijk van bilaterale overeenstemming tussen de ECB en de NCB kunnen stroomgegevens worden geleverd.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De vetomrande cellen zijn de posten met hoge prioriteit.

TABEL B

Gegevens van overige MFI's (standen)((Afhankelijk van bilaterale overeenstemming tussen de ECB en de NCB kunnen stroomgegevens worden geleverd.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De vetomrande cellen zijn de posten met hoge prioriteit. Pro-memorieposten van de hoogste prioriteit worden vermeld in bijlage VIII.

Afhankelijk van overeenstemming tussen de ECB en de NCB, zouden met een pijl ([uarr ]) aangeduide vetomrande cellen door de NCB niet hoeven te worden gerapporteerd indien de ECB alternatieve bronnen gebruikt.

5. Overige activa/passiva, waarvan verplichtingen (post M12)/vorderingen (post M16) binnen het Eurosysteem verband houdende met de toewijzing van eurobankbiljetten

Nettoposities ten opzichte van het Eurosysteem afkomstig van 1) de verspreiding van door de ECB uitgegeven eurobankbiljetten (8 % van de totale uitgiften); en 2) toepassing van het kapitaalverdelingsmechanisme. De netto krediet- of debetpositie van de individuele NCB en ECB wordt afhankelijk van het teken aan de actiefzijde of aan de passiefzijde van de balans toegewezen, d.w.z. een positieve nettopositie ten opzichte van het Eurosysteem wordt gerapporteerd aan de actiefzijde, een negatieve nettopositie aan de passiefzijde.

6. Houders van verhandelbare effecten uitgegeven door overige MFI's, uitgesplitst naar looptijd (posten M17 tot M19 en M26 tot M28) en voorts naar valuta (posten M20 tot M25 en M29 tot M34)

Door MFI's uitgegeven schuldbewijzen en geldmarktpapier, uitgesplitst naar ingezetenschap van de houder, in de volgende drie categorieën: binnenland, overige deelnemende lidstaten en rest van de wereld. Gegevens betreffende schuldbewijzen en geldmarktpapier worden uitgesplitst naar looptijd (tot 1 jaar, langer dan 1 jaar en tot 2 jaar) en verdere bijzonderheden naar valuta (euro, vreemde valuta's).

II. Pro-memorieposten om de gewichten voor MFI-rentevoeten af te leiden

7. Ten behoeve van de regelmatige productie van MFI-rentestatistieken(3), zijn gewichten nodig om uit de nationale statistieken MFI-rentestatistieken voor het eurogebied samen te stellen. Om de rapportagelast voor de NCB's te verminderen, is besloten de reeds door NCB's in de context van balanspoststatistieken gerapporteerde informatie als primaire bron te gebruiken voor het afleiden van de gewichten voor MFI-rentevoeten op uitstaande bedragen, alsook voor geselecteerde MFI-rentevoeten op nieuwe contracten.

8. Op basis van de beschikbaarheid van gegevens volgens Verordening ECB/2001/13 kunnen de gewichten voor de betreffende depositocategorieën die betrekking hebben op nieuwe contracten en uitstaande bedragen, gemakkelijk uit de MFI-balansstatistieken worden verkregen. Voor de instrumentcategorieën leningen aan huishoudens vormen de verplichte balanspostgegevens wat uitstaande bedragen(4) betreft echter geen precieze afspiegeling.

9. Voor deze categorieën leningen bestrijken de (verplichte) balanspostreeksen alle transactievaluta's, terwijl MFI-rentetarieven alleen leningen luidende in euro in aanmerking nemen. Balanspostreeksen die alleen betrekking hebben op de euro als transactievaluta, zijn volgens Verordening ECB/2001/13 beschikbaar met de vereiste sectoruitsplitsing, maar zonder onderscheid naar looptijd, noch naar soort lening (binnen de sector huishoudens).

10. Voor deze categorieën leningen zal weging daarom gebaseerd worden op de balanspostreeksen betreffende leningen in alle valuta's. De reeksen zullen echter worden gecorrigeerd voor het aandeel van de euro in de totale transactievaluta's.

11. Op grond van bilaterale contacten zal een aantal NCB's (tot op heden: België, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Portugal en Finland) ook in staat zijn de vereiste uitsplitsingen te verschaffen voor leningen luidende in euro. Hiervoor zijn de volgende pro-memorieposten vastgesteld:

TABEL C

Gegevens van overige MFI's (standen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) Volgens Verordening ECB/2001/18 van 20 december 2001 met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen, PB L 10 van 12.1.2002, blz. 24.

(4) Zie Verordening ECB/2001/18, bijlage II, appendix 1: indicatoren 6-14.

BIJLAGE X

PROCEDUREHANDBOEK VOOR DE SAMENSTELLING VAN STROOMSTATISTIEKEN

INLEIDING

1. In het kader van de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (MFI-sector) van het eurogebied stelt de Europese Centrale Bank (ECB) standen van monetaire aggregaten van het eurogebied en hun tegenposten samen per de maandultimo. De ECB analyseert ook ontwikkelingen in monetaire statistieken. Voor dit doel zijn stroomstatistieken vereist.

2. Monetaire analyse is in het algemeen gebaseerd op financiële transacties die plaatsvinden wanneer MFI's vorderingen verwerven of vervreemden en schulden aangaan of aflossen. De ECB berekent transacties door het verschil te nemen tussen de standen per de maandultimo en vervolgens de niet van transacties afkomstige effecten te identificeren en te verwijderen.

3. Om overeenkomstig deze benadering stroomstatistieken samen te stellen, heeft de ECB uitgebreide informatie nodig. Naast de gegevens van standen die afgeleid worden uit de geaggregeerde MFI-balans per de maandultimo die de ECB overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd door Verordening ECB/2002/8(2), van de nationale centrale banken (NCB's) ontvangt, zijn gegevens nodig over ontwikkelingen die geen verband houden met transacties. Dergelijke aanpassingsgegevens worden afhankelijk van het type aanpassing verkregen uit verschillende bronnen. Gedeeltelijk wordt dit vereiste voor aanpassingsgegevens bestreken door Verordening ECB/2001/13.

4. Dit Procedurehandboek beoogt in de eerste plaats een gedetailleerde specificatie te verschaffen van de door de NCB's aan de ECB door te geven aanvullende informatie die de laatste in staat moet stellen stroomstatistieken samen te stellen voor de monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied. Met name geeft het gedetailleerde, door de NCB's op te volgen instructies betreffende de samenstelling van hun bijdrage aan deze informatie. Dit omvat onder meer een beschrijving van de manier waarop en in welke omstandigheden de aanpassingen dienen te worden gemaakt.

5. Zonder afbreuk te doen aan deze bijlage, heeft de ECB een Leidraad bij Verordening ECB/2001/13 betreffende de MFI-balansstatistieken(3) opgesteld, waarin verdere informatie is opgenomen betreffende de aanpassingsgegevens die overeenkomstig die verordening zijn vereist. Daarnaast verspreidt de ECB ter verdere verduidelijking een Handboek Monetaire en Bancaire Statistieken voor de samenstelling van stroomstatistieken(4) aan de NCB's.

DEEL 1 - CONCEPTUELE BENADERING VAN HET SAMENSTELLEN VAN STROOMSTATISTIEKEN

1.1. Kader

6. De ECB stelt de monetaire aggregaten en tegenposten samen in het kader van de geconsolideerde balans van de MFI-sector van het eurogebied, op basis van de gegevens van standen op het einde van een periode op grond van Verordening ECB/2001/13 (Bijlage I, deel 2, tabel 1).

7. De ECB stelt ook stroomstatistieken samen. De ontwikkeling van monetaire aggregaten en tegenposten wordt geanalyseerd in termen van de transacties die in de periode hebben plaatsgevonden, waarbij transacties in schulden en vorderingen afzonderlijk worden gemeten. In de context van geconsolideerde balansstatistieken, moet de waarde van transacties ("stromen") worden onderscheiden van mutaties in standen om andere redenen ("overige mutaties"). Voor bijna alle combinaties van balansposten moeten stroomstatistieken worden samengesteld. Zoals tabel 1 van deze bijlage laat zien, worden alle maandelijkse balansposten opgenomen om te verzekeren dat NCB's sluitende aanpassingsgegevens verschaffen. Daarnaast worden ook stroomstatistieken samengesteld voor de kwartaalgegevens in tabel 2 van deze bijlage en pro-memorieposten betreffende verhandelbaar waardepapier en passiva en activa van de centrale overheid.

8. Het kader waarin stroomstatistieken betreffende de geconsolideerde balansstatistieken worden samengesteld, is gebaseerd op het ESR 95(5). Waar nodig wordt zowel wat betreft de inhoud van de gegevens als de aanduiding van statistische concepten van die internationale standaard afgeweken. Deze bijlage wordt geïnterpreteerd volgens het ESR 95, tenzij Verordening ECB/2001/13, de daarbij horende leidraad, of dit richtsnoer expliciet of impliciet anders bepalen.

1.2. Stroomgegevens

9. In de context van monetaire en bancaire statistieken worden stroomgegevens gemeten in termen van financiële transacties. Financiële transacties worden gedefinieerd als de netto-aankoop van vorderingen of het netto aangaan van schulden voor elk type financieel instrument, d.w.z. de som van alle financiële transacties die in de betreffende verslagperiode plaatsvinden(6). Stroomgegevens betreffende elke in Verordening ECB/2001/13 gespecificeerde post moeten op een nettobasis worden berekend (er is geen vereiste om bruto financiële transacties of volume te bepalen). De waarderingsmethode voor elke transactie is de waarde te nemen waarvoor vorderingen worden verworven/vervreemd en/of schulden worden aangegaan, afgelost of vervangen. Verordening ECB/2001/13 staat echter afwijkingen toe van de stromen wat betreft het concept van financiële transacties. Om deze reden zijn de in monetaire en bancaire statistieken verkregen stroomgegevens geen financiële transacties zoals gedefinieerd in het ESR 95, maar is dit concept aangepast ten behoeve van monetaire en bancaire statistieken.

10. In beginsel gelden de volgende leidraden voor de transactiewaarden betreffende deposito's/leningen en effecten:

10.1. De transactiewaarde van deposito's/leningen (Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel A, posten 2 en 9) vertegenwoordigt het bedrag dat een MFI ontvangt (als een deposito) of verstrekt (als een lening), met uitzondering van vergoedingen etc(7). De transactiewaarde omvat niet de opgebouwde rente die uitstaat (op leningen) of verschuldigd is (op deposito's), maar nog niet is ontvangen of betaald. In plaats daarvan moet opgebouwde rente op leningen/deposito's opgenomen worden onder "overige activa" of "overige passiva", al naargelang van toepassing.

10.2. De transactiewaarde van aangehouden en uitgegeven effecten (Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel A, posten 3 en 4 en 10-12) is consistent met de beginselen betreffende de registratie en rapportage van standen volgens Verordening ECB/2001/13.

10.3. Verordening ECB/2001/13 bevat geen regel betreffende de classificatie van opgebouwde rente met betrekking tot effecten. Dit kan inhouden dat de opgebouwde rente wel of niet is opgenomen in de standen van de betreffende effecten. Om te zorgen voor een geharmoniseerde behandeling voor alle landen en in aanmerking nemend dat het moeilijk is een onderscheid te maken tussen opgebouwde rente en koersschommelingen, en dat begripsmatige problemen zouden ontstaan betreffende de definitie van rentevoeten op verhandelbaar waardepapier, wordt de volgende flexibele en eenvoudige regel toegepast:

10.4. Indien de opgebouwde rente intrinsiek is aan de boekwaarde zoals die op de statistische balans wordt gerapporteerd, wordt ze niet in de transactiewaarde opgenomen en, in plaats daarvan, zonder afzonderlijk te worden aangeduid, opgenomen in "herwaarderingsaanpassingen".

10.5. Indien de opgebouwde rente niet wordt opgenomen in de waarde van de stand van de desbetreffende effecten op de statistische balans, moet die rente, al naargelang van toepassing, worden geclassificeerd onder "overige activa" of "overige passiva" en wordt ze derhalve niet in aanmerking genomen bij het berekenen van stromen of herwaarderingsaanpassingen(8).

1.3. Overige mutaties

11. In de context van geconsolideerde balansstatistieken zijn "overige mutaties" ontwikkelingen tussen eindbalansen die een andere oorzaak hebben dan transacties. Overige mutaties worden gegroepeerd in twee hoofdcategorieën "herindelingen en overige aanpassingen" en "herwaarderingsaanpassingen"(9).

12. De categorie "herindelingen en overige aanpassingen" (tabel 5 van deze bijlage, kolom C) omvat alle wijzigingen in de balansstanden die het gevolg zijn van een verandering in statistische registratie (nieuwe MFI's wel of niet opgenomen indien de activiteiten uit/naar de MFI-sector worden verplaatst), in de herindeling van activa of passiva (naar looptijd, sector of instrument) vanwege het effect van rapportagefouten die in de standen alleen zijn gecorrigeerd voor een beperkte tijdspanne en effecten van structuurveranderingen (fusies, overnames).

13. De categorie "herwaarderingsaanpassingen" bestaat uit twee delen. In de eerste plaats geeft ze het effect weer van afschrijvingen of afwaarderingen van leningen. In de tweede plaats geeft ze het effect weer van fluctuaties in de marktprijs van de uitstaande stand van aangehouden, verkochte of uitgegeven verhandelbare effecten (tabel 5, kolom E). Waardemutaties veroorzaakt door wisselkoerswijzigingen worden niet opgenomen onder "herwaarderingsaanpassingen" maar onder een aparte post.

14. De categorie "wisselkoerswijzigingen" omvat iedere verandering in de standenpositie tengevolge van het effect van wisselkoerswijzigingen op in vreemde valuta luidende activa en passiva (tabel 5, kolom D).

1.4. Niet-financiële activa

15. De boven gegeven definitie van "transacties" en "overige mutaties" is ook van toepassing op niet-financiële activa, net als de in hiernavolgende secties van dit Procedurehandboek gegeven leidraad voor samenstelling.

SECTIE 2 - ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE AANPASSINGSPROCEDURE

2.1. Berekening van stroomgegevens

16. De ECB berekent stroomgegevens door het verschil te nemen tussen de posities van standen op de rapportagedatums aan het einde van een periode en vervolgens het effect van andere ontwikkelingen dan transacties weg te nemen (tabel 5 van deze bijlage). Voor elke balanspost wordt het bedrag dat uitstaat aan het einde van de vorige periode (tabel 5, kolom B), afgetrokken van het bedrag dat uitstaat aan het einde van de huidige periode (tabel 5, kolom A). De bedragen van "herindelingen en overige aanpassingen" (tabel 5, kolom C), "wisselkoerswijzigingen" (tabel 3, kolom D) en "herwaarderingsaanpassingen" (tabel 5, kolom E) worden vervolgens verwijderd. Het saldo geeft de "stroom" weer in de periode (tabel 5, kolom E).

17. De toepassing van deze procedure sluit de mogelijkheid niet uit dat transacties direct of indirect worden geïdentificeerd. Hoewel de aanpassingsprocedure is afgestemd op indirecte identificatie van transacties, wordt het aan NCB's overgelaten om informatie te verstrekken over aanpassingen die zijn afgeleid van de directe waarneming van transacties, met name betreffende aangehouden effecten. Financiële transacties worden dan geïdentificeerd door het verschil te berekenen van het totaal aan tegen transactiewaarde geregistreerde aankopen en verkopen van effecten door MFI's waarbij dit getal wordt gebruikt om een aanpassing samen te stellen voor "herwaarderingsaanpassingen" die binnen het rapportagekader voor stromen moeten worden gerapporteerd.

2.2. Identificatie van aanpassingen van "overige mutaties"

18. De ECB en de NCB's hebben de verantwoordelijkheid voor het verschaffen van aanpassingen van de "overige mutaties" onderling verdeeld (zie tabel 6). Tegelijkertijd variëren de te gebruiken gegevensbronnen en de juridische status van elk vereiste afhankelijk van het soort aanpassing.

2.2.1. Herindelingen en overige aanpassingen

19. NCB's stellen de door dit richtsnoer gevraagde gegevens betreffende "herindelingen en overige aanpassingen" samen met behulp van informatie verkregen uit toezichtgegevens, plausibiliteitscontroles, ad-hocnavragen (bijv. in verband met uitschieters), nationale statistische vereisten, informatie betreffende toetreders en uittreders van de populatie van informatieplichtige MFI's, en eventuele andere aan hen beschikbare bronnen. De ECB ontvangt van de NCB's aanpassingsgegevens betreffende "herindelingen en overige aanpassingen"; van de ECB wordt niet verwacht ex post-aanpassingen te maken tenzij de NCB's abrupte wijzigingen in de definitieve gegevens constateren. Daarnaast verschaffen de NCB's aan de ECB een toelichting betreffende aanpassingen in "herindelingen en overige aanpassingen". De ECB vereist deze toelichting om een extra controle uit te voeren op de juistheid van de aanpassingen, de vergelijkbaarheid te verbeteren, monetaire statistieken van het eurogebied te analyseren en als aanvulling op de input van monetaire en bancaire statistieken in andere statistieken. De door de NCB's te volgen procedures bij de samenstelling van deze aanpassingen en de toelichting worden hierna uiteengezet.

2.2.2. Wisselkoerswijzigingen

20. Ten behoeve van het doorgeven van statistische gegevens aan de ECB, zorgen de NCB's ervoor dat de in vreemde valuta luidende actief- en passiefposten worden omgezet in euro tegen de marktwisselkoers op de laatste dag van de periode. Er wordt één gemeenschappelijke koers gebruikt - de referentiewisselkoers van de ECB(10).

21. Tussen opeenvolgende rapportagedatums optredende schommelingen in wisselkoersen ten opzichte van de euro leiden, uitgedrukt in euro, tot wijzigingen in de waarde van activa/passiva in buitenlandse valuta's. Aangezien deze veranderingen waarderingsverschillen betreffen en niet het resultaat zijn van financiële transacties, moeten deze effecten uit de stroomgegevens worden verwijderd.

22. De aanpassing wordt door de ECB berekend volgens de regels in dit richtsnoer en volgens de procedures in het Handboek Monetaire en Bancaire Statistieken voor de samenstelling van stroomstatistieken(11).

2.2.3. Herwaarderingsaanpassingen

23. De "herwaarderingsaanpassingen" worden door NCB's samengesteld op basis van door MFI's overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 gerapporteerde gegevens. De op grond van die verordening tot de werkelijke populatie van informatieplichtigen gerichte statistische verplichting betreft uitsluitend de "herwaarderingsaanpassingen", zowel met betrekking tot afschrijvingen/afwaarderingen van leningen als "koersherwaarderingen" met betrekking tot aangehouden effecten in de referentieperiode.

24. Informatieplichtigen moeten voldoen aan het rapportagevereiste bestaande uit de "minimumvereisten" vastgesteld in Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 1A. Deze "minimumvereisten" worden minimaal nodig geacht om aanpassingen met betrekking tot het volledige door de ECB verlangde gegevensbestand te kunnen vaststellen en schatten. Het is NCB's toegestaan om extra, niet door de "minimumvereisten" bestreken gegevens te verzamelen. Deze extra gegevens kunnen betrekking hebben op de uitsplitsingen in Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 1A, buiten de minimumvereisten.

25. NCB's verzamelen de gegevens betreffende de door MFI's doorgegeven "herwaarderingsaanpassingen" en stellen een volledig gegevensbestand samen dat volgens kolom E van tabel 5 aan de ECB wordt gezonden. In dit proces mogen NCB's de aanpassingen berekenen uit de transacties, uit gegevens van afzonderlijke effecten of uit andere door de MFI's gerapporteerde gegevens en/of door schattingen te maken van de aanpassingen betreffende sommige van de niet door de MFI's gerapporteerde uitsplitsingen omdat ze niet worden beschouwd als "minimumvereisten".

26. NCB's die, overeenkomstig artikel 4, lid 7 van Verordening ECB/2001/13, aan informatieplichtigen een vrijstelling hebben verleend met betrekking tot de frequentie en/of uiterste data van de rapportage inzake "koersherwaarderingen van effecten", verstrekken de ECB een volledige, op ramingen gebaseerde set maandelijkse gegevens met dezelfde tijdigheid als in genoemde verordening wordt vereist voor standengegevens, en geven herziene gegevens inzake "herwaarderingsaanpassingen" door zodra actuele gegevens zijn ontvangen.

27. NCB's die, overeenkomstig artikel 7 van Verordening ECB/2001/13, aan informatieplichtigen gedurende een overgangsperiode vrijstelling hebben verleend met betrekking tot de uiterste data van de rapportage inzake maandelijkse "herwaarderingsaanpassingen", verstrekken de ECB een volledige, op ramingen gebaseerde set maandelijkse gegevens met dezelfde tijdigheid als in genoemde verordening wordt vereist voor standengegevens, en geven herziene gegevens inzake "herwaarderingsaanpassingen" door zodra actuele gegevens zijn ontvangen (zie tabel 5). Op het vrijstellingsbeleid van elke NCB en op de ramingsprocedures wordt toezicht uitgeoefend via enquêtes van nationale praktijken.

SECTIE 3 - GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE MAANDELIJKSE STROOMAANPASSINGEN

28. Iedere NCB geeft afzonderlijke aanpassingsgegevens door betreffende haar eigen balans en de balans van overige MFI's. Afzonderlijke rapportage van deze gegevens geeft de ECB de mogelijkheid specifieke posities van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) (bijv. officiële reserves) afzonderlijk te presenteren. Het is relatief eenvoudig deze gegevens afzonderlijk te verschaffen, aangezien de aanpassingen naar verwachting afzonderlijk worden samengesteld. Intern worden ook aanpassingen op de balans van de ECB samengesteld. De NCB's geven met maandelijkse tussenpozen aanpassingen door betreffende alle posten van de balans van MFI's (tabel 5 van deze bijlage).

De aanpassingen voor schommelingen in wisselkoersen worden door de ECB berekend (opgenomen in tabel 5, kolom D). Om deze reden is het effect van wisselkoerswijzigingen niet opgenomen in door de NCB's verstrekte aanpassingen (kolom C en E) betreffende in vreemde valuta luidende balansen.

29. In beginsel sturen de NCB's alle "herindelingen en overige aanpassingen". In ieder geval sturen de NCB's alle "herindelingen en overige aanpassingen" boven EUR 50 miljoen. Deze drempel is bedoeld om de NCB's te helpen beslissen om al dan niet een aanpassing te maken. Wanneer de informatie echter niet gemakkelijk voorhanden is of van slechte kwaliteit, kan worden besloten niets te doen of ramingen te maken. Om deze reden is flexibiliteit nodig in de toepassing van een dergelijke drempel, niet in het minst vanwege het heterogene karakter van bestaande procedures om aanpassingen te berekenen. Indien bijvoorbeeld relatief gedetailleerde informatie wordt verzameld ongeacht de drempel, kan het averechts werken te proberen een dergelijke drempel toe te passen. Belangrijk is dat deze drempel niet geldt voor door MFI's aan NCB's te rapporteren gegevens, d.w.z. volgens Verordening ECB/2001/13 te rapporteren "herwaarderingsaanpassingen".

30. De NCB's stellen MFI-balansgegevens samen per de laatste dag van de maand. In beginsel wordt de balans opgesteld per de laatste kalenderdag van de maand, hetgeen betekent dat plaatselijke feestdagen worden genegeerd. Aanvaard wordt echter dat dit in veel gevallen niet mogelijk zal zijn en dat de balans wordt opgesteld per het einde van de laatste werkdag, die in overeenstemming is met lokale (nationale) marktregels of regels van financiële verslaglegging.

31. Voor stromen en aanpassingen geldt hetzelfde dubbel boekhoudsysteem als voor standen. In alle gevallen hebben aanpassingen een tegenpost, in veel gevallen waarschijnlijk "kapitaal en reserves" of "overige passiva", afhankelijk van de werking en de plaatselijke regels van financiële verslaglegging.

32. De NCB's geven informatie door betreffende "herindelingen en overige aanpassingen" en "herwaarderingsaanpassingen" zodat deze niet-transactie-effecten uit de berekening van stroomstatistieken kunnen worden verwijderd. Deze informatie bestaat uit het bedrag waarmee elke post van de balans wordt aangepast. Een begeleidende toelichting geeft uitleg over de belangrijkste herindelingsaanpassingen.

3.1. Herindelingen en overige aanpassingen

33. In de "herindelingen en overige aanpassingen" (tabel 5, kolom C) is het effect opgenomen van wijzigingen in de samenstelling van de statistische populatie van informatieplichtigen, wijzigingen in structuur, wijzigingen in de sectorgewijze indeling van de tegenpartijen van informatieplichtige MFI's en de indeling van activa en passiva, en het effect van de correctie van rapportagefouten.

3.1.1. Wijzigingen in statistische registratie

34. Wijzigingen in de samenstelling van de MFI-sector kunnen ertoe leiden dat activiteiten worden verplaatst over grenzen van economische sectoren. Dergelijke verplaatsingen zijn geen transacties en worden daarom geïdentificeerd - en hun effect opgenomen - als een aanpassing in de kolom "herindelingen en overige aanpassingen".

35. Een instelling die toetreedt tot de MFI-sector, kan activiteiten de sector binnenbrengen, terwijl een instelling die de MFI-sector verlaat, activiteiten uit de sector kan verplaatsen. Voorzover de toetredende instelling haar activiteiten echter opstart na tot de MFI-sector te zijn toegetreden, vertegenwoordigt dit een transactiestroom die niet uit de statistische stroom wordt verwijderd(12); evenzo, indien een uittredende instelling haar activiteiten reduceert alvorens uit de MFI-sector te treden, wordt dit in de statistische stroom opgenomen.

36. Het effect van een verplaatsing van activiteiten naar/uit van de MFI-sector op de geconsolideerde balans hangt er, onder meer, vanaf of er een volledige maandelijkse rapportage door alle MFI's is of een rapportage door een staartgroep van MFI's. Indien alle MFI's verplicht zijn tot volledige maandelijkse rapportage (d.w.z. er is geen "staartgroep"), rapporteert een instelling die toetreedt tot de MFI-sector, haar eerste balans na een passend interval (gewoonlijk aan het eind van de maand van toetreding of aan het eind van het eerstvolgende kwartaal). Evenzo zal de balans van een instelling die uit de MFI-sector treedt, worden verwijderd op het tijdstip van uittreding (samenvallende met de laatste gerapporteerde balans) of wellicht later, bijvoorbeeld indien maandelijkse gegevens worden getransporteerd naar het eerstvolgende kwartaaleinde. Voorzover de op deze eerste/laatste balans gerapporteerde activiteiten naar/uit de MFI-sector worden verplaatst, kan een aanpassing worden gemaakt in de maand waarin de verplaatsing optreedt. Indien instellingen als MFI's toetreden tot of uittreden uit de "staartgroep" van de rapportagepopulatie, zal het effect op de geconsolideerde balans ervan afhangen of de maandelijkse balans al dan niet wordt geëxtrapoleerd en, zo ja, van de gebruikte extrapolatieprocedure.

37. De meeste informatie die nodig is om een aanpassing te maken voor wijzigingen in statistische dekking, dient binnen het statistische rapportagesysteem beschikbaar te zijn. Het kan echter noodzakelijk zijn dat de NCB's ad-hocinformatie verzamelen van instellingen die toetreden tot de MFI-sector om te bepalen of activiteiten die op de eerste balans worden gerapporteerd, van buiten de MFI-sector zijn meegebracht of na toetreding opgebouwd. Gelijksoortige informatie wordt verzameld van instellingen die de MFI-sector verlaten.

38. De NCB's identificeren instellingen die toetreden tot de MFI-sector of uittreden uit de MFI-sector, en bepalen het effect van deze toe- of uittredingen op de geaggregeerde balans van de MFI overeenkomstig de in tabel 8 geschetste leidraad. Het netto-effect van de toetreders of uittreders op de geaggregeerde balans van de MFI-sector wordt berekend door de beginbalansen van nieuwe toetreders en de eindbalansen van de uittreders bijeen te voegen en voor elke post het verschil tussen de twee te nemen. Dit nettogetal wordt opgenomen onder "herindelingen en overige aanpassingen" (tabel 5, kolom C). Een nettotoevoeging van activiteiten aan de MFI-sector wordt opgenomen met een positief teken, een nettoafname met een negatief teken. Samenstellers dienen zich ervan bewust te zijn dat er in bepaalde omstandigheden een effect kan zijn op de rapportage van tegenpartijen; dit effect moet derhalve ook in de aanpassingen worden meegenomen, in dit geval als een wijziging in sector. Bijvoorbeeld, indien een MFI haar vergunning opgeeft, maar haar werkzaamheden voortzet als "een overige financiële instelling", gefinancierd via de interbancaire markt, zal een kunstmatige toename optreden in MFI-kredietverlening aan "overige financiële instellingen", hetgeen een aanpassing vereist (op te nemen in "wijzigingen in de classificatie van de tegenpartijsector"). Aangezien de procedures voor wijzigingen in de MFI-sector voorzien dat er te allen tijde entiteiten toetreden tot (of uittreden uit) de MFI-sector, moeten de NCB's deze aanpassing maandelijks kunnen maken (afhankelijk van de toegepaste statistische compilatieprocedures).

3.1.2. Wijzigingen in structuur

39. Een wijziging in structuur is het verschijnen of verdwijnen van bepaalde financiële activa en passiva tengevolge van reorganisatie van ondernemingen. Dit heeft typisch betrekking op fusies, overnames en splitsingen. Wanneer een onderneming ophoudt te bestaan als een onafhankelijke rechtspersoonlijkheid omdat ze wordt opgenomen door een of meerdere andere ondernemingen, verdwijnen alle financiële activa en passiva uit het systeem die bestonden in de relatie tussen die onderneming en de overnemende ondernemingen.

40. De informatiebron om deze aanpassingen te identificeren is de slotbalans van de oude instellingen en de eerste balans van de nieuwe instellingen.

41. De NCB's bepalen de uitstaande saldi tussen de gereorganiseerde instellingen. Deze bedragen worden gecreëerd of gesaldeerd vanwege de fusie, overname of splitsing en zijn geen echte transacties. Ze worden daarom beschouwd als "herindelingen en overige aanpassingen". Herwaarderingseffecten kunnen worden geassocieerd met wijzigingen in structuur en dienen afzonderlijk te worden samengesteld.

42. Zie appendix 2 voor een volledige analyse van wijzigingen in structuur, samen met andere ontwikkelingen die het gevolg zijn van fusies, overnames en splitsingen.

3.1.3. Herindeling van activa en passiva

43. Een wijziging in de classificatie in binnenlandse sector of instrument van hun tegenpartijen leidt ertoe dat rapporterende MFI's saldi van activa/passiva ten opzichte van deze tegenpartijen herindelen binnen de balans. Een dergelijke herindeling resulteert in een wijziging in de gerapporteerde standenpositie in de periode waarin de overdracht plaatsvindt. Aangezien deze wijziging een boekhoudkundige overdracht van activiteiten tussen sectoren en instrumentklassen betreft en geen transactie vertegenwoordigt, moet een aanpassing worden gemaakt om het effect ervan uit de stroomstatistieken te verwijderen.

44. Wijzigingen in classificatie komen om een aantal redenen voor. Een wijziging in de sectorindeling van tegenpartijen kan optreden omdat een entiteit van de overheidssector wordt overgeheveld naar de particuliere sector of omdat fusies/deconcentraties de hoofdactiviteit van ondernemingen wijzigen. Securitisaties houden bijna altijd financiële transacties in; indien ze echter alleen een boekhoudkundige wijziging inhouden, zouden ze hier worden opgenomen.

45. Voor NCB's kan het moeilijk zijn de herindeling van activa en passiva te bepalen omdat ze normaliter niet te onderscheiden zijn van andere mutaties binnen de balans. Met het oog hierop dienen de NCB's zich te richten op het signaleren van wijzigingen via de gerapporteerde balans (plausibiliteitscontrole) of door middel van informatie verkregen uit toezichtgegevens, extra ad-hocinformatie (bijv. in verband met uitschieters), nationale statistische vereisten, informatie betreffende toetreders tot en uittreders uit de MFI-populatie van informatieplichtigen, en elke andere hun ter beschikking staande bron. Indien potentiële wijzigingen tengevolge van herindelingen zijn gesignaleerd, wordt aan rapporterende MFI's gevraagd ad-hocinformatie te verschaffen betreffende het precieze effect op de gerapporteerde balans. Aangezien herindelingen gewoonlijk buiten het standaard rapportagenetwerk zullen worden gesignaleerd, is het aanvaardbaar dat NCB's zich concentreren op het verwerken van significante wijzigingen.

46. In principe stellen de NCB's op maandbasis wijzigingen vast in standen tengevolge van herindelingen. Het vastgestelde netto bedrag wordt opgenomen onder "herindelingen en overige aanpassingen" (tabel 5, kolom C); een netto toename in standen tengevolge van een sectorale herindeling wordt met een positief teken opgenomen, een netto afname in standen met een negatief teken.

3.1.4. Aanpassingen van rapportagefouten

47. Voor maandelijkse balansstatistieken van MFI's geldt al een herzieningsbeleid. Terwijl herzieningen in beginsel op elk willekeurig tijdstip worden geaccepteerd, worden herzieningen van de gegevens van de vorige maand routinematig geaccepteerd (naast herzieningen van gegevens voor de huidige maand); herzieningen van gegevens voor de vorige twee tot drie maanden zullen ook routinematig optreden tengevolge van de toepassing van de extrapolatieprocedure en kunnen ook voorkomen vanwege de signalering en correctie van rapportagefouten.

48. De NCB's corrigeren rapportagefouten in de standengegevens onmiddellijk zodra de fouten zijn vastgesteld. Indien de fout slechts één maal voorkomt (d.w.z. één enkele periode beïnvloedt) of alleen invloed heeft op historische reeksen gedurende een beperkte tijdspanne, kunnen correcties worden aangebracht om de fout volledig uit de gegevens te verwijderen. In deze omstandigheden treedt geen reeksbreuk op. Indien de fout echter invloed heeft op historische gegevens van voor september 1997 en geen correctie van gegevens uit het verleden wordt gemaakt of alleen voor een beperkte tijdspanne, treedt een reeksbreuk op tussen de eerste periode waarvoor een gecorrigeerd getal geldt, en de laatste periode met het ongecorrigeerde getal.

49. Rapportagefouten worden binnen het statistische rapportagesysteem vastgesteld, zodat er geen noodzaak is om op zoek te gaan naar extra informatiebronnen.

50. De NCB's stellen de grootte van de optredende breuk vast en nemen een aanpassing op onder "herindelingen en overige aanpassingen" (tabel 5, kolom C).

3.2. Wisselkoerscorrectie

51. De ECB berekent een standaardaanpassing met behulp van reeds aan haar overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 doorgegeven gegevens. Deze aanpassing wordt berekend met behulp van valutaverhoudingen die afgeleid worden van een uitsplitsing van activa en passiva in de belangrijkste, afzonderlijk beschikbare valuta's (cf. Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 4(13)). De uitsplitsing naar instrument in deze tabel is echter minder gedetailleerd dan in tabel 1 en de gegevens zijn alleen beschikbaar op kwartaalbasis, met een langere vertraging. De ECB maakt het effect van wisselkoersschommelingen ongedaan met behulp van een zogenaamde "standaardaanpassing". Deze wordt berekend in een aantal stappen teneinde een schatting van de aanpassing te kunnen maken. In elk van deze stappen wordt een aantal aannames gemaakt en vereenvoudigingen aangebracht om de aanpassing te kunnen toepassen.

51.1. De eerste stap bestaat uit het vaststellen van de saldi luidend in elk van de belangrijkste vreemde, niet tot de Europese Unie (EU) behorende valuta's (USD, JPY en CHF) en in overige EU-valuta's (GBP, DKK en SEK)(14). Aangezien afzonderlijke uitsplitsingen naar valuta alleen op kwartaalbasis beschikbaar zijn (op het einde van het kwartaal), wordt de maandultimo uitsplitsing berekend met behulp van verhoudingen die afgeleid worden uit beschikbare gegevens van het voorafgaande kwartaaleinde.

51.2. Gegevens uitgesplitst naar valuta zijn alleen beschikbaar op de rapportagedatums aan het einde van het kwartaal, terwijl de valuta-aanpassingen moeten worden berekend op het einde van de maand. Voorts worden naar valuta uitgesplitste gegevens met een vertraging van 28 werkdagen ontvangen, hetgeen 13 werkdagen later is dan de ontvangst van standen en aanpassingen van de laatste maand van het kwartaal. De respectieve aandelen van de valuta's in het totale saldo aan vreemde valuta moeten derhalve worden vooruitgebracht naar de tussenliggende maanden en naar de laatste maand van het kwartaal. Geprojecteerde gegevens voor de laatste maand van het kwartaal worden vervangen door feitelijke gegevens betreffende valutaverhoudingen wanneer nieuwe kwartaalgegevens worden ontvangen. Aangenomen wordt dat de verhoudingen van elke valuta in de maanden na de kwartaalrapportage stabiel blijven, ofschoon opgemerkt wordt dat de splitsing in euro/niet-euro betreffende de meeste posten op maandbasis beschikbaar is, zodat de mogelijkheid van een fout tot een minimum wordt gereduceerd.

51.3. Ook wordt aangenomen dat het aandeel van andere valuta's dan de euro (USD, JPY, CHF, GBP, DKK en SEK) op de MFI-balans klein is. Voorts zijn alleen gedetailleerde gegevens uitgesplitst naar valuta beschikbaar betreffende de beperkte uitsplitsing van Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 4. Om deze moeilijkheid te overwinnen, worden dezelfde valutaverhoudingen zoals berekend betreffende de posten in deze tabel, toegepast op de meer gedetailleerde uitsplitsingen in bijlage I, deel 2, tabel 1.

51.4. De tweede stap is deze uitsplitsingen voor de huidige en vorige laatste maanden te converteren in hun denominatievaluta. Aangenomen wordt dat de wisselkoers per het einde van de maand is gebruikt om niet in euro luidende activa voor alle posten om te zetten in euro.

51.5. De derde stap is het verschil in standen te berekenen binnen de denominatievaluta van de standen. De resulterende waarde vertegenwoordigt de wijziging in standen waarbij het wisselkoerseffect is verwijderd. Beurskoersherwaarderingen worden niet verwijderd aangezien zij in een afzonderlijke aanpassing worden gerapporteerd.

51.6. De vierde stap is deze waarde te vertalen in euro met behulp van de gemiddelde wisselkoers gedurende de maand. Indien er geen andere aanpassing is, vertegenwoordigt deze waarde de werkelijke transactie, aannemende dat de gemiddelde wisselkoers de gemiddelde wisselkoers van de verkopen en aankopen, uitgiften en aflossingen van de periode vertegenwoordigt. Het aan kolom D toe te voegen bedrag is het verschil tussen de twee balansen minus deze waarde.

52. In normale omstandigheden zijn fouten tengevolge van het gebruik van tabel 4 van bijlage 1, deel 2 van Verordening ECB/2001/13 klein (valutaverhoudingen veranderen langzaam; saldi luidende in niet-geïdentificeerde valuta's dienen niet groot te zijn). Echter, om rekening te houden met de mogelijkheid dat de standaardaanpassing nu en dan een minder nauwkeurig beeld kan geven van het effect van wisselkoerswijzigingen, is voorzien dat de ECB in overleg met de NCB's ad-hocaanpassingen kan toepassen. In deze gevallen wordt de NCB's gevraagd extra informatie te verschaffen betreffende valutaverhoudingen.

3.3. Herwaarderingsaanpassingen

53. De categorie "herwaarderingsaanpassingen" bestrijkt zowel de afschrijvingen/afwaarderingen van leningen als koersherwaarderingen betreffende uitgegeven en/of aangehouden effecten die worden gerapporteerd conform de in Verordening ECB/2001/13 uiteengezette vereisten.

3.3.1. Afschrijvingen/afwaarderingen van leningen

54. De aanpassing met betrekking tot de "afschrijvingen/afwaarderingen" wordt gerapporteerd om het effect van veranderingen in de waarde van op de balans opgenomen leningen dat veroorzaakt wordt door de toepassing van afschrijvingen/afwaarderingen van leningen, uit de stroomstatistieken te verwijderen. Deze aanpassing dient ook de veranderingen in het niveau van de voorzieningen voor verliezen op leningen weer te geven, indien een NCB besluit dat de uitstaande standen na aftrek van voorzieningen dienen te worden geregistreerd. Afschrijvingen die worden geconstateerd bij verkoop of overdracht van de leningen aan derden, worden ook opgenomen, indien ze bepaald kunnen worden.

55. Informatieplichtigen moeten voldoen aan een rapportagevereiste dat gevormd wordt door de "minimumvereisten" vastgesteld in Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 1A, ofschoon het NCB's is toegestaan extra gegevens te verzamelen die niet vallen onder de "minimumvereisten". In ieder geval stellen NCB's een volledige set van volgens tabel 5, kolom E, naar de ECB te sturen gegevens samen. In dit proces moeten NCB's wellicht de aanpassingen betreffende sommige van de niet door de MFI's gerapporteerde uitsplitsingen berekenen en/of schatten, omdat deze niet worden beschouwd als "minimumvereisten". De tegenpost van de aanpassing voor afschrijving/afwaardering is een van de posten "kapitaal en reserves"/"overige passiva".

56. Bij het toerekenen van de aanpassingen aan de corresponderende looptijdklasse en tegenpartijsector, dienen NCB's rekening te houden met de regels van financiële administratie betreffende dubieuze leningen (bijv. de toerekening van dubieuze leningen aan een bepaalde looptijdklasse) en het relatieve kredietrisico van elke sector.

57. Indien onvoldoende informatie beschikbaar is om de aanpassing toe te rekenen, mag deze worden uitgesplitst in Verordening ECB/2001/13-categorieën op een pro-ratabasis die bepaald wordt door de omvang van de standenposities.

58. Cellen die als "minimum" zijn gemarkeerd in Verordening ECB/2001/13, worden aan de ECB gerapporteerd ook indien ze niet direct worden samengesteld omdat de NCB meer gedetailleerde informatie verzamelt betreffende de afschrijvingen/afwaarderingen. In een dergelijk geval worden de minimumcellen berekend als de som van de componenten.

3.3.2. Herwaardering van de koers van effecten

59. De aanpassing met betrekking tot de koersherwaardering van effecten heeft betrekking op schommelingen in de waardering van effecten die het gevolg zijn van een wijziging in de koers waartegen effecten worden geboekt of verhandeld. In de tijd optredende wijzigingen in de waarde van balansvoorraden op het einde van een periode veroorzaakt door winst/verlies op effectenbezit zijn in de aanpassing inbegrepen. Wijzigingen in waardering die het gevolg zijn van transacties in effecten, d.w.z. gerealiseerde winsten/verliezen, kunnen er ook in worden opgenomen.

60. Koersherwaarderingen hebben alleen een effect op een beperkt aantal balansposten: aan de passiefzijde, de post "uitgegeven schuldbewijzen" en aan de actiefzijde, "effecten m.u.v. aandelen" en "aandelen en overige deelnemingen" en de tegenposten ervan, hoofdzakelijk "kapitaal en reserves" en "overige passiva". Deposito's en leningen hebben vaste nominale waarden en zijn daarom niet onderhevig aan koerswijzigingen.

61. De aard en omvang van "herwaarderingsaanpassingen" worden bepaald door de toegepaste waarderingsmethode. De leidraad beveelt weliswaar aan dat beide zijden van de balans tegen marktprijs worden geregistreerd, in de praktijk kan echter een verscheidenheid aan verschillende waarderingsmethoden worden gebruikt zowel voor de passiefzijde als de actiefzijde. De leidraad oppert dat dit aanvaardbaar is zolang als de boekwaarde niet significant afwijkt van de marktwaarde.

62. Aan de passiefzijde van de balans is de meest voorkomende boekhoudkundige praktijk dat verhandelbare effecten met een vaste waarde op de balans worden opgenomen, zoals nominale waarde, waarde van uitgifte of aflossingswaarde. Het is niet gebruikelijk voor informatieplichtigen om een marktgerelateerde waardering te gebruiken. Om deze reden vereist Verordening ECB/2001/13 niet dat de koersherwaardering met betrekking tot de post "uitgegeven schuldbewijzen" door MFI's wordt gerapporteerd (deze zijn niet gemarkeerd als "minimum") en overweegt genoemde verordening aan te nemen dat ze gelijk zijn aan nul (daarom door de NCB's aan de ECB gerapporteerd als nihil) tenzij het tegendeel blijkt.

63. Aan de actiefzijde van de balans, kunnen aangehouden effecten worden geregistreerd tegen marktprijs, aankoopprijs, laagste van markt of aankoopprijs, of aflossingswaarde conform de standaard praktijk van financiële verslaglegging. De hoogte van de aanpassing zal afhangen van de toegepaste waarderingsmethode (zie de leidraad voor verdere bijzonderheden).

64. De verordening is flexibel wat betreft het soort gegevens dat nodig is om de koersherwaardering van effecten te berekenen en de vorm waarin deze gegevens dienen te worden verzameld en samengesteld. De beslissing over de methode wordt overgelaten aan de NCB's, op basis van de opties in dit richtsnoer. De tot nu toe vastgestelde opties die NCB's ter beschikking zouden staan, zijn de volgende:

64.1. Het rapporteren van aanpassingen door MFI's: MFI's rapporteren de op elke post van toepassing zijnde aanpassingen, die de veranderingen in waardering weergeven tengevolge van koersmutaties. NCB's die deze methode kiezen, voegen de door MFI's gerapporteerde aanpassingen samen ten behoeve van het doorgeven van gegevens aan de ECB.

64.2. Het rapporteren van stromen door MFI's: MFI's accumuleren stromen gedurende de maand en geven aan de NCB de aankoop- en verkoopwaarden van effecten door. Het samenstellen en doorgeven van netto stromen aan de NCB is volstrekt aanvaardbaar. NCB's die transactiegegevens ontvangen, moeten de "herwaarderingsaanpassing" berekenen als een restpost uit het verschil tussen de standen en de transacties en overige aanpassingen, en de herwaarderingsaanpassing aan de ECB doorgeven overeenkomstig het ECB-richtsnoer.

64.3. Rapportage van individuele effecten: MFI's rapporteren aan NCB's afzonderlijk voor elk effect alle relevante informatie betreffende aangehouden effecten, zoals de nominale waarde, boekwaarde, marktwaarde, verkopen en aankopen. Met deze informatie kunnen NCB's nauwkeurige informatie verkrijgen betreffende de aan de ECB door te geven "herwaarderingsaanpassing". Deze methode is bedoeld om NCB's van dienst te zijn die op lokaal niveau bij het verzamelen van informatie al een dergelijke benadering hanteren.

65. In principe dienen NCB's zich te beperken tot de bovengenoemde methodes. Andere methodes kunnen echter ook gebruikt worden indien wordt aangetoond dat ze gegeven van vergelijkbare kwaliteit kunnen leveren.

66. Het is NCB's toegestaan om extra, niet door de "minimumvereisten" bestreken gegevens te verzamelen van informatieplichtigen. In ieder geval geeft de NCB een volledige set van volgens tabel 5, kolom E, naar de ECB te sturen gegevens door. In dit proces moeten NCB's de aanpassingen wellicht berekenen uit de transacties, uit gegevens van afzonderlijke effecten of uit andere door de MFI's gerapporteerde gegevens en/of schattingen maken van de aanpassingen betreffende sommige van de niet door de MFI's gerapporteerde uitsplitsingen omdat ze niet worden beschouwd als "minimumvereisten". De tegenpost van de aanpassing voor de afschrijving/afwaardering is een van de posten "kapitaal en reserves"/"overige passiva".

67. Daarnaast geven de NCB's de in Verordening ECB/2001/13 als "minimumvereisten" aangeduide gegevens aan de ECB door. Indien deze gegevens niet direct worden samengesteld, wordt een schatting gemaakt met behulp van de door MFI's gerapporteerde gegevens. Indien geen andere informatie beschikbaar is, kan voor dit doel worden aangenomen dat de herwaarderingen die corresponderen met effecten met een looptijd langer dan twee jaar gelijk zijn aan het totale bedrag van de herwaarderingsaanpassing betreffende de aangehouden effecten m.u.v. aandelen die voor elke sector zijn uitgegeven.

SECTIE 4 - MAANDELIJKSE STROOMAANPASSINGEN - SPECIALE AANPASSINGEN

4.1. ECB/NCB balansstatistieken

68. Om de monetaire aggregaten en de tegenposten ervan samen te stellen als stroomstatistieken, moet de ECB aanpassingsgegevens ontvangen die de volledige MFI-sector bestrijken, met inbegrip van de ECB/NCB's. De volledige in dit Procedurehandboek beschreven vereisten zijn derhalve ook van toepassing op de ECB/NCB's, met de volgende voorbehouden:

69. Conform de overbruggingsexercitie is het vereiste voor balansgegevens enigszins gewijzigd om uitdrukking te geven aan de speciale werkzaamheden van de ECB/NCB's. Bepaalde posten zijn verwijderd: geen gegevens zijn vereist betreffende de uitsplitsing van repo's of deposito's met opzegtermijn. Andere posten zijn toegevoegd: aan de passiefzijde "tegenwaarde van bijzondere trekkingsrechten" en aan de actiefzijde "goud en goudvorderingen" en "vorderingen uit trekkingsrechten, bijzondere trekkingsrechten, overige", aangezien standen voor deze posten in dit richtsnoer ook zijn vereist. De ECB/NCB's geven aanpassingsgegevens door voor elk van deze posten.

70. Aanpassingen. In beginsel geven de ECB/NCB's aanpassingen aan de ECB door volgens de in dit Procedurehandboek uiteengezette procedures. In de praktijk kunnen enkele wijzigingen worden aangebracht:

70.1. "Herindelingen en overige aanpassingen". De aanpassingen in de vorm van "wijzigingen in statistische dekking" zijn niet van belang. De ECB/NCB's kunnen echter posities hebben die onderhevig zijn aan herindelingen en herzieningen, in welk geval aanpassingen worden verschaft.

70.2. "Aanpassingen aan wisselkoerswijzigingen". Overeenkomstig Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 4, worden per valuta gegevens verschaft vanaf eind december 1998. Voor het berekenen van de wisselkoersaanpassing kunnen historische gegevens worden verstuurd. In het geval van de ECB wordt de wisselkoersaanpassing niet geschat met behulp van de standaardprocedure, maar direct gerapporteerd uit de boekhoudkundige gegevens.

70.3. "Herwaarderingsaanpassingen". Conform de overeengekomen procedure verschaffen de ECB/NCB's gegevens betreffende de omvang van deze herwaardering. De balans van de ECB/NCB's wordt voor statistische doeleinden op maandbasis gepresenteerd tegen marktwaarde. Bijgevolg dienen elke maand herwaarderingsaanpassingen te worden gerapporteerd.

71. Drempel. Een drempel van EUR 5 miljoen is vastgesteld voor de gegevens betreffende "herindelingen en overige aanpassingen" van NCB's. Deze drempel is nodig omdat NCB-balansen afzonderlijk worden gerapporteerd en afzonderlijk kunnen worden gepubliceerd (binnen de geconsolideerde balans van het ESCB).

4.2. Geldmarktfondsen

72. In beginsel verschaffen de NCB's aanpassingen met betrekking tot "herindelingen en overige aanpassingen" en "herwaarderingsaanpassingen" overeenkomstig het rapportagekader voor geldmarktfondsen. In bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn deze procedures aan te passen. Niettemin geeft artikel 4, lid 6 van Verordening ECB/2001/13 NCB's de mogelijkheid een vrijstelling te verlenen aan sommige of alle geldmarktfondsen wat de rapportage van de "herwaarderingsaanpassingen" betreft.

73. Indien deze vrijstelling niet of niet aan alle instellingen wordt verleend, gelden de volgende regels:

73.1. Voor de actiefzijde van de balans van geldmarktfondsen is geen speciale procedure nodig, aangezien die al volledig wordt bestreken door het hoofdgedeelte van dit Procedurehandboek.

73.2. De passiefzijde bestaat bijna volledig uit de post "aandelen/participaties in geldmarktfondsen". Geldmarktfondsen zijn op zichzelf staande institutionele eenheden en kunnen derhalve niet als transparant worden beschouwd. Bijgevolg heeft de procedure voor de actiefzijde van de balans van geldmarktfondsen geen directe implicaties voor de procedure voor de passiefzijde. Verder is de procedure gelijk aan die voor gelijksoortige instrumenten aan de passiefzijde.

73.3. Geldmarktfondsen worden opgenomen op de lijst van MFI's, omdat aandelen/participaties in geldmarktfondsen nauwe substituten zijn voor deposito's. Daarom worden aandelen/participaties in geldmarktfondsen op dezelfde manier behandeld als deposito's. Financiële transacties in deposito's omvatten stromen naar/van depositorekeningen vanwege bij- of afschrijvingen door klanten en de ontvangst van rente. Aangezien deposito's een vaste nominale waarde hebben, zijn er geen waarderingsverschillen. Alle mutaties in standen tussen twee perioden vertegenwoordigen derhalve financiële transacties, met uitzondering van "herindelingen en overige aanpassingen".

73.4. Wat betreft aandelen/participaties in geldmarktfondsen bestaat het equivalent van bij- en afschrijvingen naar/van deposito's door klanten uit de koop/verkoop van aandelen/participaties; mutaties in de waarde van aandelen/participaties zijn het equivalent van de ontvangst van rente op deposito's. Aangezien er gewoonlijk dagelijks mutaties optreden in de waarde van aandelen/participaties in geldmarktfondsen, lijkt dit instrument op deposito's waarop dagelijks rente wordt ontvangen. Dit wordt verklaard door het gemak waarmee aandelen/participaties in geldmarktfondsen in liquiditeiten kunnen worden omgezet. Net als deposito's, worden alle veranderingen in de stand van aandelen/participaties in geldmarktfondsen behandeld als financiële transacties (weer met uitzondering van "herindelingen en overige aanpassingen").

74. Samenvattend, indien geen vrijstelling wordt verleend met betrekking tot de "herwaarderingsaanpassingen", worden geldmarktfondsactiva behandeld volgens de gewone procedure(15); wat betreft passiva, is het voldoende de "herindelingsaanpassingen" af te trekken van het verschil tussen de saldi, om de stroom in "aandelen/participaties in geldmarktfondsen" te berekenen. Voor dit instrument wordt geen herwaarderingsaanpassing gerapporteerd.

4.3. Passiva (en activa) van de overheid

75. Standengegevens moeten worden verzameld met betrekking tot de depositoverplichtingen (en activa) van de overheid. Ten behoeve van de samenstelling van stroomstatistieken, worden in beginsel aanpassingsgegevens verstrekt conform de vereisten voor de MFI-balansstatistieken. In de praktijk zijn er waarschijnlijk geen andere veranderingen dan transacties (d.w.z. vanwege wisselkoers- of marktprijswijzigingen). Deze gegevens worden gerapporteerd zoals aangegeven in tabel 3 en 5.

4.4. Pro-memorieposten

76. Stromen worden ook berekend met betrekking tot pro-memorieposten betreffende de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door MFI's uitgegeven effecten, teneinde deze gegevens te integreren in de regelmatig productie van monetaire en bancaire statistieken en in de berekening van monetaire aggregaten. Om die reden worden herindelingsaanpassingen, wisselkoerscorrecties en herwaarderingsaanpassingen berekend voor deze pro-memorieposten. Deze gegevens worden gerapporteerd zoals aangegeven in tabel 3 en 5.

4.5. Overgangsperiode voor de herwaarderingsaanpassing

77. In Verordening ECB/2001/13 is bepaald dat, gedurende een overgangsperiode van 12 maanden, de rapportage van gegevens aan de ECB op grond van de vereisten inzake afschrijvingen/afwaarderingen van leningen en prijsherwaarderingen van effecten met een extra maand mag worden uitgesteld vanaf het einde van de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben. NCB's die gebruik maken van de overgangsbepaling, blijven echter gegevens versturen betreffende de reeksen maandelijkse herwaarderingsaanpassingen die voorheen werden bestreken door Richtsnoer ECB/2002/5 van 30 juli 2002 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken(16), met dezelfde tijdigheid als voor de corresponderende standenreeksen. Voorlopige of geschatte gegevens kunnen worden verschaft en vervolgens in de volgende maandelijkse gegevenstransmissie worden herzien.

SECTIE 5 - BEREKENING VAN STROMEN BETREFFENDE KWARTAALGEGEVENS

5.1. Inleiding

78. Een structurele analyse van de kwartaalgegevens van standen zoals opgenomen in Verordening ECB/1998/16, bijlage I, deel 2, tabel 2 en 3 zou slechts in beperkte mate de informatie kunnen verstrekken die nodig is om de implicaties van het monetair beleid te beoordelen. Bijgevolg is in Richtsnoer ECB/2002/5 de samenstelling van stroomstatistieken uitgebreid tot deze kwartaaltabellen. Opgemerkt wordt dat Verordening ECB/2001/13 de rapportage van herwaarderingsaanpassingen met betrekking tot kwartaalgegevens niet bestrijkt.

79. Vanwege het feit dat een deel van de gegevens die voorheen op kwartaalbasis werden gerapporteerd als onderdeel van Verordening ECB/1998/16, bijlage I, deel 2, tabel 2 en 3, volgens Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 1 op maandbasis worden gerapporteerd, en de noodzaak in aanmerking nemend om door te gaan met de berekening van stroomstatistieken met betrekking tot de posten die nog steeds op kwartaalbasis worden gerapporteerd, d.w.z. posten in Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 2, wordt van NCB's verlangd dat ze aanpassingsgegevens verstrekken met betrekking tot de kwartaalgegevens zoals beneden aangegeven, indien nodig met behulp van ramingen.

80. Voor de volledigheid wordt dit vereiste uitgebreid tot de rapportage van aanpassingen met betrekking tot gegevens betreffende de NCB's, met inbegrip van historische gegevens vanaf en met inbegrip van september 1997 tenminste vanaf januari 1999.

5.2. Procedure om stroomstatistieken te berekenen

81. De procedure voor de berekening van stromen voor de driemaandelijkse tabel 2 is gelijk aan de procedure die toegepast wordt voor de maandelijkse tabel 1 zoals beschreven in sectie 2 en 3. De ECB berekent financiële transacties betreffende kwartaalgegevens door het verschil te nemen tussen posities van standen op de rapportagedatums aan het einde van het kwartaal en vervolgens het effect van andere ontwikkelingen dan transacties te verwijderen. Deze niet-transactie-effecten worden verdeeld in drie soorten, "herindelingen en overige aanpassingen", "wisselkoerswijzigingen" en "herwaarderingsaanpassingen". Voor elk van de boven aangegeven effecten wordt een aanpassingsreeks aangemaakt.

82. Net als voor de op tabel 1 in sectie 2 toegepaste procedure, berekent de ECB ook de aanpassing voor "wisselkoerswijzigingen" voor tabel 2. Een "standaardaanpassing" voor tabel 2 wordt verkregen met behulp van de informatie in de driemaandelijkse tabel 4 en de voor tabel 1 berekende "wisselkoersaanpassingen"(17). Indien nodig, kan ook voor tabel 2 een "ad-hocaanpassing" worden ingevoerd.

83. De definities in sectie 3, met betrekking tot tabel 1, zijn ook van toepassing op de driemaandelijkse "herindelingsaanpassing" en "herwaarderingsaanpassing" (afschrijvingen/afwaarderingen en koersherwaarderingen) die door de NCB's met betrekking tot tabel 2 worden doorgegeven. De lijst van door te geven aanpassingen is opgenomen in tabel 2 van deze bijlage.

84. Relevante kwartaalaanpassingen worden in twee gevallen gerapporteerd.

84.1. In de eerste plaats wanneer een aanpassing wordt doorgegeven voor de maandelijkse tabel (tabel 1). In dit geval kan de maandelijkse aanpassing van invloed zijn op de uitgesplitste posten in tabel 2. Met andere woorden, indien in tabel 1 een aanpassing wordt gerapporteerd, houdt dit in dat aanpassingen worden gerapporteerd met betrekking tot de posten in tabel 2. Op kwartaalbasis is de consistentie tussen de twee reeksen gegevens verzekerd (met andere woorden, de som van de maandelijkse aanpassingen moet gelijk zijn aan de kwartaalaanpassing). Indien een drempel wordt vastgesteld voor de kwartaalaanpassingen, of indien de kwartaalaanpassingen niet volledig of even gedetailleerd kunnen worden bepaald als de maandelijkse aanpassing, wordt de aanpassing berekend om afwijkingen te vermijden met de aanpassing die met betrekking tot maandelijkse gegevens wordt gerapporteerd.

84.2. Met betrekking tot de "koersherwaardering van effecten" zou het niet opnemen van de waarderingswijzigingen die het gevolg zijn van transacties in effecten (d.w.z. de toepassing van de zogenaamde "balansmethode", zie de leidraad) in beginsel kunnen leiden tot inconsistenties tussen maandelijkse en driemaandelijkse aanpassingen. Op grond van deze methode dienen alleen herwaarderingen in aanmerking te worden genomen die van invloed zijn op effecten die als standen worden gerapporteerd aan het einde van de huidige alsook aan het einde van de huidige en de vorige rapportageperiode. Bijgevolg zou een verschuiving in de rapportagefrequentie resulteren in verschillen in de gerapporteerde aanpassing. Om dit ongewenste effect te vermijden en consistentie te verzekeren tussen driemaandelijkse en maandelijkse aanpassingen, dient, wanneer de "balansmethode" wordt toegepast, de "koersherwaardering van effecten" op maandbasis te worden berekend ongeacht of de gegevens maandelijks of driemaandelijks worden gerapporteerd. Met andere woorden, de driemaandelijkse aanpassing zou worden berekend als de som van de maandelijkse aanpassingen om consistentie tussen maandelijkse en driemaandelijkse aanpassingen te verzekeren. Indien de onderliggende gegevens niet op maandbasis beschikbaar zijn, worden ramingen geaccepteerd om consistentie te verzekeren tussen de maandelijkse en driemaandelijkse aanpassingen. Het opnemen van waarderingsmutaties daarentegen die het gevolg zijn van transacties in effecten (de toepassing van de zogenaamde "transactiemethode", zie de leidraad) zou driemaandelijkse aanpassingen opleveren die volledig consistent zijn met de maandelijkse gegevens. Bij de "transactiemethode" worden alle herwaarderingen gerapporteerd die van invloed zijn op effecten, zonder acht te slaan op de standen aan het begin of het einde van de periode. Bijgevolg dienen de driemaandelijkse aanpassingen samen te vallen met de som van de maandelijkse aanpassingen.

84.3. Daarnaast ook aanpassingen nodig zijn voor de driemaandelijkse tabellen indien geen aanpassing voor de maandelijkse tabel 1 wordt gerapporteerd. Dit is het geval wanneer een herindeling plaatsvindt op het gedetailleerde driemaandelijkse niveau, maar op het meer geaggregeerde maandelijkse niveau wordt geneutraliseerd. Het kan ook van toepassing zijn op "herwaarderingsaanpassingen", wanneer de verschillende componenten van een maandelijkse post in verschillende richtingen bewegen. In deze gevallen is ook consistentie tussen maandelijkse en driemaandelijkse gegevens verzekerd. Wat betreft "koersherwaardering van effecten" wordt consistentie verzekerd door de "balansbenadering" toe te passen op maandbasis, niet alleen met betrekking tot de maandelijkse tabellen, maar ook voor de driemaandelijkse tabellen.

85. De mate waarin NCB's aanpassingen aanleveren voor de kwartaalstatistieken hangt af van de mogelijkheden die zij hebben om de gedetailleerde indeling naar sector/instrument van bestaande (maandelijkse) aanpassingen te bepalen of redelijk nauwkeurig te schatten. Met betrekking tot "herindelingen en overige aanpassingen" is informatie beschikbaar. Met name hebben de NCB's voldoende gedetailleerde informatie om grote eenmalige aanpassingen van specifieke kwartaalposten gemakkelijk toe te rekenen (bijv. een herindeling vanwege een rapportagefout). Evenzo leveren driemaandelijkse aanpassingen vanwege wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen geen moeilijkheden op voor de NCB's. Met betrekking tot een "herwaarderingsaanpassing" is het moeilijker informatie te verkrijgen over afschrijvingen en herwaarderingen vanwege het ontbreken van de geëigende uitsplitsingen in de oorspronkelijke gegevensbronnen. Met het oog hierop wordt verwacht dat de "herwaarderingsaanpassing" tenminste gedeeltelijk gebaseerd is op ramingen. Ramingen gaan vergezeld van een toelichting met uitleg over de gebruikte methode (bijv. ontbrekende uitsplitsingen worden op een pro-ratabasis geschat met behulp van standengegevens).

86. Om consistentie te verzekeren tussen aanpassingen voor de driemaandelijkse gegevens van tabel 2 en die voor de maandelijkse tabel 1, hebben de aanpassingen voor tabel 1 betrekking op een periode van één maand, terwijl de aanpassingen voor tabel 2 betrekking hebben op een kwartaal. Aanpassingen van de kwartaalgegevens zijn gelijk aan de samenvoeging van drie maandperioden, bijv. de in maart gerapporteerde kwartaalaanpassing dient consistent te zijn met de som van de maandelijkse aanpassingen van januari, februari en maart. Omdat voor driemaandelijkse stromen hetzelfde kader geldt als voor maandelijkse stromen, met inbegrip van het gebruiken van de "balansmethode" op maandbasis voor de driemaandelijkse stromen, moeten ze daarmee op termijn consistent zijn.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) November 2002.

(4) Gepubliceerd door de ECB in december 1999, bij te werken in 2003.

(5) Het Europees Stelsel van Rekeningen ESR 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(6) Overeenkomstig het ESR 95 en andere internationale statistische normen.

(7) Niettemin wordt erkend dat met transacties verband houdende afschrijvingen niet altijd worden gerapporteerd, hetgeen een afwijking inhoudt van dit beginsel dat is geaccepteerd in Verordening ECB/2001/13 en de bijbehorende leidraad.

(8) De definitie en waardering van financiële transacties ten behoeve van de samenstelling van stroomstatistieken voor monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied verschillen in sommige opzichten van de definitie en waardering voorzien in het ESR 95 voor de berekening van financiële rekeningen (stromen). Het ESR 95 stelt dat financiële transacties die ontstaan uit tijdsverschillen tussen het moment van toerekening van transacties of verdelingstransacties of financiële transacties op de secundaire markt en de daarmee samenhangende betaling worden geclassificeerd als "F.79 Transitorische posten" (paragraaf 5.128 en 5.129). Het ESR 95 stelt daarentegen ook dat "de tegenboeking in de financiële rekening van aangroeiende rente op vorderingen bij voorkeur moet worden geregistreerd alsof de rente wordt herbelegd in dezelfde vordering". De rente zal echter overeenkomstig de nationale praktijk moeten worden geregistreerd. Indien de opgebouwde rente niet wordt geregistreerd als zijnde herbelegd in dezelfde vordering, moet ze worden opgenomen onder "transitorische posten" (paragraaf 5.130). Op de betalingsbalans moeten transitorische posten worden behandeld als een toename van de waarde van het financiële instrument. Bijgevolg treedt een afwijking op wanneer opgebouwde rente wordt opgenomen onder "overige activa" of "overige passiva". Verder onderzoek kan worden uitgevoerd naar de behandeling van opgebouwde rente op verhandelbaar waardepapier in de context van MFI-balansstatistieken (zowel standen als stromen).

(9) De definitie en classificatie van "overige mutaties" zijn grotendeels consistent met het ESR 95. "Herindelingen en overige aanpassingen" is grosso modo equivalent aan "overige volumemutaties" (K.3-K.10 en K.12), terwijl "herwaarderingen" kunnen worden overgebracht naar "nominale waarderingsverschillen" (K.11). Een belangrijke afwijking is dat "afschrijvingen op leningen" worden opgenomen onder "herwaarderingen", terwijl ze in het ESR 95 worden beschouwd als "volumemutaties" (paragraaf 5.09). In feite, in het rapportagekader voor de afleiding van stromen kunnen data worden samengesteld overeenkomstig het ESR 95 omdat in de kolom "herwaarderingsaanpassingen" betreffende de post "leningen" alleen afschrijvingen/afwaarderingen op leningen zijn opgenomen. Het opnemen van "afschrijvingen op leningen" onder "herwaarderingen" is ook een afwijking van de regels betreffende de internationale investeringspositie (i.i.p.). In de i.i.p. dienen deze te worden behandeld als "overige aanpassingen" en niet als "koers- of wisselkoerswijzigingen".

(10) Zie het persbericht van de ECB van 7 juli 1998.

(11) De aanpassingen betreffende de eigen balans van de ECB worden aan het Directoraat Interne Financiën van de ECB gerapporteerd.

(12) Dit criterium is van toepassing op grensgevallen, bijvoorbeeld de vestiging van een nieuwe bank die de activiteiten overneemt die voorheen werden uitgevoerd door een vertegenwoordigend kantoor namens een niet-ingezeten bank geeft aanleiding tot een transactiestroom die niet uit de statistische stroom wordt verwijderd.

(13) Zie tabel 4 van deze bijlage.

(14) Aanpassingen voor in de overige valuta's luidende saldi worden niet gemaakt. Gegevens betreffende USD, JPY en CHF zijn vanaf december 1998 volgens tabel 5 van Verordening ECB/1998/16 van 1 december 1998 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, PB L 356 van 30.12.1998, blz. 7, gerapporteerd en vanaf september 1997 op vrijwillige basis door NCB's met behulp van andere nationale bronnen. Gegevens betreffende GBP zijn vanaf augustus 2001 op vrijwillige basis door NCB's aan de ECB gerapporteerd, waar mogelijk met inbegrip van historische gegevens, met eenzelfde structuur als de rapportage van overige valuta's in tabel 4 van Verordening ECB/2001/13 en vanaf januari 2003 als onderdeel van tabel 4 van Verordening ECB/2001/13. De ECB berekent eveneens de vreemde valuta-aanpassing voor de SEK en de DKK.

(15) In het geval van geldmarktfondsen, is de tegenpost van de herwaardering aan de actiefzijde niet "aandelen/participaties in geldmarktfondsen", maar "overige passiva".

(16) PB L 220 van 15.8.2002, blz. 67.

(17) Voor verdere bijzonderheden zie het Addendum bij het Handboek Monetaire en Bancaire Statistieken voor de samenstelling van stroomstatistieken.

Appendix 1

REGELS VOOR DE SAMENSTELLING VAN HISTORISCHE GEGEVENS

Algemene regels

1. Conform Verordening ECB/1998/16 van 1 december 1998 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd door Verordening ECB/2000/8(2), hebben de NCB's vanaf eind juni 1998 balansgegevens per maandultimo aan de ECB doorgegeven, met best mogelijke ramingen teruggaand tot eind september 1997 en beschikbare gegevens teruggaand tot begin jaren tachtig. Om consistentie te verzekeren met deze rapportage gaven de NCB's te beginnen met de gegevens voor juli 1998 aanpassingen door voor de samenstelling van stroomstatistieken, met best mogelijke ramingen teruggaand tot oktober 1997 en beschikbare gegevens teruggaand tot de beginjaren tachtig. Voorts verstrekten NCB's ook toelichtingen voor "herindelingen en overige aanpassingen" volgens hetzelfde tijdschema.

2. Bij het invoeren van de vereisten richtten de NCB's zich op het verstrekken van aanpassingen ter verwijdering van de meest significante niet-transactie-effecten uit die balansposten die waarschijnlijk zouden worden opgenomen in de definitie van de monetaire aggregaten van het hele eurogebied. Significante, op beschikbare gegevens gebaseerde, "herindelingen en overige aanpassingen" werden voor deze posten tenminste verstrekt vanaf juli 1998. Significante "herindelingen en overige aanpassingen" aan historische gegevens voor september 1997 werden verstrekt op basis van beschikbare gegevens voor zover mogelijk teruggaande perioden (d.w.z. vanaf de beginjaren tachtig), maar tenminste de perioden vanaf eind september 1997.

3. Voor "herindelingen en overige aanpassingen" aan andere balansposten en voor alle "herwaarderingsaanpassingen", verstrekten de NCB's significante aanpassingsgegevens met betrekking tot huidige gegevens tenminste vanaf eind juni 1998 met aanpassingsgegevens met betrekking tot historische gegevens tenminste vanaf en met inbegrip van september 1997. Aangezien werd erkend dat de NCB's tijd nodig hadden om de nieuwe rapportagesystemen in te voeren, werden volledige aanpassingen aan posten opgenomen in monetaire aggregaten en met betrekking tot overige posten eerst vanaf eind december 1999 vereist.

4. Daarnaast zouden NCB's gegevens kunnen rapporteren met betrekking tot tabel 5, bijlage 1, deel 2 van Verordening ECB/1998/16 voor de periode van september 1997 tot september 1998.

5. Het boven vastgestelde tijdschema voor invoering was het minimum dat van NCB's werd verlangd. Waar mogelijk voerden NCB's deze zaken eerder in. Bijvoorbeeld, met betrekking tot sommige aanpassingen (zoals die inzake herindelingen en overige aanpassingen) was het verstandig om de rapportage van bepaalde aanpassingen met betrekking tot alle balansposten tegelijkertijd te beginnen (bijv. die samenhangend met statistische dekking).

6. Posten met hoge prioriteit waren: valuta; deposito's ten opzichte van niet-monetaire financiële instellingen (MFI's) in het eurogebied; schuldbewijzen; geldmarktpapier(3); aandelen in geldmarktfondsen; door MFI's aangehouden effecten m.u.v. door MFI's uitgegeven aandelen; en geldmarktpapier.

Herwaarderingsaanpassing

7. De rapportage van afschrijvingen/afwaarderingen en koerswaarderingen door de MFI's met betrekking tot de maandelijkse balans vanaf januari 2003 werd vastgesteld door Verordening ECB/2001/13 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen van de nationale centrale banken(4), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(5). Voorheen was deze informatie alleen vereist als onderdeel van Richtsnoer ECB/1998/NP27 van 22 december 1998 inzake bepaalde rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures van statistische informatie door de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken en de bijgewerkte versies ervan en werd de MFI's geen direct vereiste opgelegd. Bijgevolg rapporteerden NCB's gegevens aan de ECB met behulp van verschillende beschikbare nationale gegevens.

Afschrijvingen/afwaarderingen

8. De NCB's gebruikten verscheidene gegevensbronnen om afschrijvingen/afwaarderingen te identificeren, zoals de winst- en verliesrekening, afschriften inzake transacties, door MFI's gerapporteerde gegevens betreffende aanpassingen of speciale enquêtes. Er zijn echter aanwijzingen dat deze informatie niet volledig zou kunnen zijn. In die gevallen werden ramingen gebruikt om de leemtes op te vullen. Bijvoorbeeld, ontbrekende uitsplitsingen werden geschat met behulp van gewichten gebaseerd op uitstaande standen; gegevens die met langere vertraging of met lagere frequentie beschikbaar kwamen, werden later ingevoerd als herzieningen of verdeeld om de vereiste (maandelijkse) frequentie te bereiken.

Koersherwaarderingen

9. "Koersherwaarderingen" (voorheen "overige koersherwaarderingen" genoemd) hadden alleen een effect op een beperkt aantal balansposten: aan de passiefzijde, de posten "uitgegeven schuldbewijzen" en "geldmarktpapier" en, aan de actiefzijde, "effecten m.u.v. aandelen", "geldmarktpapier" en "aandelen en overige deelnemingen" en de tegenposten ervan die hoofdzakelijk bestonden uit "kapitaal en reserves" zoals vervat in bijlage I, deel 2, tabel 1 van Verordening ECB/1998/16.

10. De aard en omvang van de "koersherwaardering" wordt bepaald door de toegepaste waarderingsmethode. De ECB Money and Banking Statistics Compilation Guide - Guidance provided to NCBs for the compilation of money and banking statistics for submission to the ECB(6) beval weliswaar aan om beide zijden van de balans tegen marktwaarde te boeken, maar in de praktijk werden en worden uiteenlopende waarderingsmethoden gebruikt aan zowel de passief- als actiefzijde. De Compilation Guide indiceerde dat dit aanvaardbaar was zolang als de boekwaarde niet significant afweek van de marktwaarde.

11. Aan de passiefzijde van de balans is de normale boekhoudkundige praktijk dat verhandelbare effecten met een vaste waarde worden opgenomen, zoals de nominale waarde, de waarde van uitgifte of de aflossingswaarde. Het is niet gebruikelijk voor informatieplichtigen om een marktgerelateerde waardering te gebruiken. Aan de actiefzijde van de balans, kunnen aangehouden effecten worden geregistreerd tegen de marktprijs, de aankoopprijs, de laagste van markt of aankoopprijs of de aflossingswaarde overeenkomstig de standaard praktijk van financiële verslaglegging.

12. Indien voor uitgiften van of bezit aan effecten een marktgerelateerde waarde werd gebruikt, werd aan NCB's verzocht aanpassingen te verstrekken. Indien effecten tegen een constante koers werden opgenomen, kon een aanpassing worden verstuurd indien de transactie tegen een andere koers plaatsvond. In het algemeen was de verwachting dat schuldbewijzen met een korte oorspronkelijke looptijd (korter dan twee jaar) of geldmarktpapier niet onderhevig zouden zijn aan frequente en grote waardemutaties. Om deze reden zou het wellicht niet nodig zijn om aanpassingen voor deze posten te verschaffen.

13. Indien marktwaardering wordt toegepast, zullen in de waarde van op de balans opgenomen effecten continue en mogelijk forse mutaties optreden, die het patroon van fluctuaties in marktprijzen weerspiegelen. Bij andere waarderingsmethoden (zoals de laagste van aankoop/marktwaarde, prijs bij uitgifte etc.) zal een tendens bestaan tot minder frequente en enigszins lagere geregistreerde waarderingen.

14. Herwaarderingseffecten zijn niet direct waarneembaar uit de balansstatistieken, en gezien het feit dat Verordening ECB/1998/16 niet vastlegde hoe de aanpassingen moesten worden gerapporteerd, moesten ze indirect worden geïdentificeerd. Drie benaderingen waren mogelijk:

14.1. Er kon informatie beschikbaar zijn van speciaal gerapporteerde gegevens betreffende de effectenportefeuille (bijv. in aanvullende administratieve overzichten).

14.2. Een mogelijkheid was de noodzakelijke gegevens af te leiden uit informatie in de winst- en verliesrekening. De manier waarop waardemutaties in de winst- en verliesrekening naar voren komen, hangt af van het doel waarvoor de effecten worden aangehouden. Waardemutaties in de handelsportefeuille (die gewoonlijk gewaardeerd wordt aan de marktwaarde) worden geboekt onder "netto winst of netto verlies op financiële transacties"(7). Waardemutaties in de beleggingsportefeuille/vaste financiële activa (gewoonlijk geboekt tegen boekwaarde) worden geregistreerd onder "waardecorrecties (en herwaarderingscorrecties) met betrekking tot overdraagbare effecten die aangehouden worden als financiële vaste activa, op deelnemingen en op aandelen in verbonden ondernemingen"(8). De moeilijkheid was dat de winst- en verliesrekening niet de vereiste nauwkeurigheid kon verschaffen. Voorts konden de gegevens niet op maandbasis beschikbaar zijn en, zelfs als ze dat wel waren, werden veranderingen in waardering vaak niet met deze frequentie verantwoord.

15. Ramingen konden worden afgeleid met behulp van koersindices voor individuele effecten of klassen van effecten. Deze aanpak veronderstelde echter dat een voldoende gedetailleerde uitsplitsing van de MFI-effectenportefeuille beschikbaar was. Indexcijfers, die marktprijzen reflecteren, konden worden toegepast als een benadering voor ramingen. Aangezien deze informatie normaliter alleen jaarlijks of halfjaarlijks beschikbaar is, konden ramingen worden gebruikt om leemtes op te vullen. Aangezien de situatie van land tot land verschilde, moesten de NCB's beschikbare nationale gegevensbronnen aanpassen.

16. Met betrekking tot de toepassing van koersherwaarderingsaanpassingen op geldmarktfondsen, vereiste de actiefzijde van de balans van geldmarktfondsen geen speciale behandeling aangezien ze al volledig werd bestreken door het hoofdgedeelte van het Procedurehandboek in Richtsnoer ECB/2000/13 van 13 november 2000 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie door de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken(9) en vrijstelling niet was toegestaan. De passiefzijde bestaat vrijwel volledig uit de post "aandelen/participaties in geldmarktfondsen", waarvoor geen herwaarderingsaanpassing werd gerapporteerd(10).

Kwartaalgegevens

17. Terwijl het voor alle NCB's van het eurogebied mogelijk was de relevante driemaandelijkse herindelingsaanpassingen te verstrekken, bleek het verschaffen van afschrijvingen/afwaarderingen en "herwaarderingsaanpassingen" op de kwartaalgegevens moeilijker. Deze moeilijkheden in aanmerking nemende werden gegevens doorgegeven volgens het volgende plan:

17.1. Alle NCB's van het eurogebied verstuurden de relevante "herindelingen en overige aanpassingen" met betrekking tot standengegevens zoals vervat in Verordening ECB/1998/16, bijlage I, deel 2, tabel 2 en 3, met inbegrip van gegevens teruggaande tot tenminste september 1997.

17.2. Indien beschikbaar, verstuurden de NCB's van het eurogebied de relevante "herwaarderingsaanpassingen" betreffende Verordening ECB/1998/16, bijlage I, deel 2, tabel 2 en 3, met inbegrip van historische gegevens.

(1) PB L 356 van 30.12.1998, blz. 7.

(2) PB L 229 van 9.9.2000, blz. 34.

(3) De post "geldmarktpapier" bestaat niet meer vanaf januari 2003; financiële instrumenten die voorheen werden ingedeeld als geldmarktpapier, worden onder de post "effecten m.u.v. aandelen" volgens Verordening ECB/2001/13.

(4) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(5) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(6) April 1998.

(7) Artikel 32, lid 1 van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen, PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(8) Artikel 34 van Richtlijn 86/635/EEG.

(9) PB L 220 van 15.8.2002, blz. 67.

(10) In het geval van geldmarktfondsen, is de tegenpost van de herwaardering aan de actiefzijde niet "aandelen/participaties in geldmarktfondsen", maar "overige passiva".

Appendix 2

EFFECTEN VAN FUSIES, OVERNAMES EN SPLITSINGEN OP DE SAMENSTELLING VAN STROMEN

Fusie van twee of meer monetaire financiële instellingen (MFI's) in een nieuwe MFI

Wanneer er een fusie plaatsvindt, kunnen twee verschillende soorten niet-transactie-effecten optreden. In de eerste plaats, en dat is waarschijnlijk het belangrijkste, kan een mutatie optreden in de waarde van activa en passiva. Een dergelijke herwaardering/afwaardering is geen transactie en het betreffende bedrag wordt dus opgenomen onder "herwaarderingsaanpassingen". Daarnaast gaan eventuele uitstaande saldi tussen de twee gefuseerde instellingen teniet. Volgens het ESR 95(1) (paragraaf 6.30) is dit tenietgaan geen financiële transactie zodat een aanpassing wordt opgenomen onder "herindelingen en overige aanpassingen" (met een negatief teken) om het effect ervan uit de stroomstatistieken te verwijderen(2). Indien waarderingsmethoden van activa en passiva verschillend zijn, betekent dat ook een herwaardering/afwaardering van de gesaldeerde posten.

De informatiebronnen voor de identificatie van deze aanpassingen zijn de slotbalansen van de twee gefuseerde instellingen en de eerste balans van de nieuwe instelling. Idealiter wordt de gefuseerde instellingen om balansinformatie gevraagd betreffende zowel de situatie vóór als na de fusie op het tijdstip waarop de fusie plaatsvindt. Op deze manier geeft het verschil tussen de twee afzonderlijke balansen vóór de fusie en de geïntegreerde balans ná de fusie volledig niet-transactiestromen weer. Groeicijfers worden door de Europese Centrale Bank echter berekend onder de stilzwijgende aanname dat aan het einde van elke maand herindelingsaanpassingen plaatsvinden. Het is derhalve correct om aanpassingen te baseren op de laatste balansen die door de afzonderlijke instellingen aan de nationale centrale bank worden gerapporteerd, en op de eerste balans die door de gefuseerde instelling één maand later wordt gerapporteerd. In dit geval worden het effect van de fusie en de transacties die plaatsvonden in de maand tussen de twee waarnemingen, samen als een aanpassing gerapporteerd.

Overname van een MFI door een andere MFI

Dit lijkt erg veel op een fusie en beide soorten, hierboven geïdentificeerde, niet-transactie-effecten kunnen optreden. Er is echter één verschil: in plaats van drie balansen van drie verschillende instellingen, zijn er in dit geval twee balansen van de overnemende instelling en één balans van de overgenomen instelling. De procedure voor het vaststellen van het effect van de overname is echter dezelfde als bij een fusie. Weer wordt idealiter balansinformatie gevraagd van de overnemende en de overgenomen instellingen betreffende zowel de situatie vóór als na de overname op het tijdstip waarop de overname plaatsvindt. Een oplossing die volledig in overeenstemming is met de berekening van groeicijfers, bestaat echter uit een aanpassing die wordt gemaakt op basis van de laatste balansen die door de afzonderlijke instellingen worden gerapporteerd, en de eerste balans van de overnemende instelling na de overname.

Splitsing van één MFI in twee verschillende MFI's

Dit is het tegenovergestelde van een fusie. Een verandering in de waardering van activa/passiva heeft echter hetzelfde effect als bij een fusie. Ook hier kunnen saldi ten opzichte van andere MFI's bedragen tussen de twee instellingen bevatten die niet het resultaat zijn van transacties. Deze bedragen worden als een aanpassing opgenomen in "herindelingen en overige aanpassingen" (met een positief teken).

De in deze context beschikbare informatie is verschillend. Indien twee nieuwe instellingen worden gecreëerd, zijn er een balans van de vorige instelling en twee balansen van de nieuwe instellingen. De voorziene procedures, die boven zijn geschetst, kunnen op dit geval worden toegepast door de tijd van de splitsing te nemen in plaats van de tijd van de fusie, en de betreffende informatie in het geval van een splitsing te gebruiken.

Fusies, overnames en splitsingen wanneer een van de instellingen geen MFI is

Wanneer een instelling geen MFI is, is er in alle drie gevallen ook een wijziging in de MFI-populatie(3). Het effect van de toetreding tot of uittreding uit de MFI-sector van een instelling kan het effect van een herwaardering en van wijzigingen in posities ten opzichte van zowel MFI's als overige ingezeten sectoren ingewikkeld maken, waardoor het moeilijk wordt verschillende soorten aanpassingen van elkaar te onderscheiden.

In beginsel worden gegevens van alle betrokken instellingen verlangd, hoewel wordt erkend dat gegevens op de balans van de niet-MFI wellicht niet beschikbaar zijn. Anders wordt een raming gemaakt van de transacties van de instelling die vóór de operatie een MFI was en na de operatie een MFI blijft (wellicht op basis van de trend die de beschikbare gegevens van de vorige maanden laat zien). De rest van het verschil tussen de twee balansen wordt opgenomen onder "herindelingen en overige aanpassingen".

Effecten van fusies, overnames en splitsingen op monetaire aggregaten en kredietaggregaten

De waarschijnlijkheid dat deze ontwikkelingen een effect hebben op monetaire aggregaten of kredietaggregaten is klein, maar kan niet worden genegeerd. De belangrijkste redenen voor een effect zijn:

- Wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen: deze worden niet veroorzaakt door de fusie/overname/splitsing zelf, maar alleen doordat een instelling van sector verandert.

- Herwaardering: met een fusie/overname kan een herwaardering gepaard gaan die een effect heeft op vrijwel alle posten. Verwacht wordt dat de actiefzijde van de balans meer wordt beïnvloed.

- Saldering van saldi tussen twee instellingen: deze ontwikkeling kan monetaire aggregaten of kredietaggregaten alleen beïnvloeden indien de waarderingsmethoden van activa en passiva verschillend zijn. In een dergelijk geval heeft alleen de mutatie in waarde een effect op monetaire aggregaten/kredietaggregaten, terwijl verwacht wordt dat de "structuurwijziging" (saldering) geen effect heeft op deze aggregaten.

(1) Het Europees Stelsel van Rekeningen ESR 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(2) In het ESR 95 worden fusies beschouwd als structuurveranderingen, zie "wijzigingen in sectorclassificatie en structuur" (K.12.1).

(3) Een verandering in de populatie van informatieplichtigen houdt niet noodzakelijkerwijs in dat het aantal rapporterende instellingen wijzigt. Het zijn de activiteiten die eerder niet gerapporteerd werden en nu wel, die het verschil uitmaken.

Appendix 3

BEHANDELING VAN SCHULDOVERNAME

Definitie van schuldovername

1. Schuldovername is een transactie waarbij doorgaans de centrale overheid is betrokken die de plaats inneemt van overheidsondernemingen (deel van de sector overige ingezetenen) als de debiteur met betrekking tot oorspronkelijk door banken verstrekte leningen [de sector monetaire financiële instellingen (MFI-sector)]. Deze financiële transactie kan ook tussen andere institutionele sectoren plaatsvinden. De behandeling zou in dat geval gelijk zijn.

2. Aangezien schuldovername een effect heeft op de MFI-balans, is het belangrijk te verzekeren dat de financiële aspecten van de transactie correct worden behandeld binnen monetaire en bancaire statistieken. Deze appendix schetst hoe statistisch met schuldovername dient te worden omgegaan.

Statistische behandeling

3. Schuldovername waarbij sprake is van een driehoeksverhouding tussen de centrale overheid, de overige ingezeten sectoren en de MFI-sector wordt als volgt verantwoord(1). De schuldovername door de centrale overheid wordt behandeld als een kapitaaloverdracht van centrale overheid (de entiteit die de schuld overneemt) naar overige ingezetenen (debiteur). De financiële tegenboeking van de kapitaalontvangst door overige ingezetenen is een afname in MFI-leningen aan overige ingezetenen (d.w.z. de terugbetaling van de oorspronkelijke schuld van overige ingezetenen aan de MFI-sector), waarbij de financiële tegenboeking van de kapitaaluitkering door de centrale overheid wordt geregistreerd als een toename in MFI-leningen aan de centrale overheid.

4. De stroomstatistieken die worden samengesteld met betrekking tot de MFI-balans, laten derhalve twee afzonderlijke financiële transacties zien: terugbetaling van schuld door overige ingezetenen aan de MFI-sector en tegelijkertijd de verstrekking van een lening door de MFI-sector aan de centrale overheid. Dat er geen sprake is van geldbewegingen tussen de betrokken partijen verandert niets aan het economisch belang van de operatie of aan de statistische behandeling ervan.

5. In het kader van de MFI-balans en verwante statistieken die worden samengesteld overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(2), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(3), wordt schuldovername als volgt behandeld:

5.1. Voor MFI-balansstatistieken wordt schuldovername automatisch op de balans opgenomen als een afname in de stand van MFI-leningen aan overige ingezetenen die gelijk is aan een toename in MFI-leningen aan de sector overheid in de maandelijkse balansstatistieken (tabel 1). In de meer gedetailleerde uitsplitsing naar sector verschijnt de transactie als een afname in MFI-leningen aan niet-financiële vennootschappen (tabel 1) of, indien de overheidsonderneming een financiële onderneming is, aan overige financiële intermediairs en een toename in MFI-leningen aan de centrale overheid (tabel 2).

5.2. Voor aanpassingsgegevens ten behoeve van de samenstelling van stromen, in monetaire en bancaire statistieken van het eurogebied, worden (financiële) transactiestromen berekend als het verschil in de uitstaande standen minus eventuele aanpassingen voor niet-transacties. De afname in MFI-leningen aan overige ingezetenen en de toename in MFI-leningen aan de overheid worden derhalve impliciet geregistreerd als financiële transacties, zonder de noodzaak van een verdere ingreep in de cijfers. NCB's hoeven geen aanpassingsgegevens te verschaffen met betrekking tot deze financiële transacties.

Voorbeeld met administratieve boekingsposten

6. Het eerste deel van dit voorbeeld geeft de boekingsposten gedurende het hele met schuldovername verband houdende proces in de vorm van T-balansen. Het tweede deel, in de volgende paragraaf, vergelijkt schuldovername met andere betalingen die door de centrale overheid aan overige ingezetenen worden gedaan, en hoe dat in financieel administratieve termen tot uitdrukking komt.

7. De bron van deze transactie is een lening die aanvankelijk door een bank (MFI) wordt verstrekt aan een overheidsbedrijf (in de sector overige ingezetenen). De lening wordt doorgaans gegarandeerd door de centrale overheid. Wanneer de lening wordt verstrekt, vinden de volgende gestileerde boekingen plaats(4):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Op een latere datum is de onderneming niet in staat de lening terug te betalen, zodat de centrale overheid de schuld overneemt. Vanaf dat tijdstip is de debiteur niet langer overige ingezetenen, maar centrale overheid. De boekingen zijn als volgt(5):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9. Op de MFI-balans is er derhalve alleen een wijziging in de tegenpartijsector van de lening. Dit is een reële wijziging omdat ze voldoet aan de regels betreffende een reële overboeking tussen centrale overheid en overige ingezetenen. De boeking op de kapitaalrekening wordt verricht vanwege de kapitaaloverdracht die plaatsvindt.

10. In het bovengegeven voorbeeld spelen liquide middelen geen rol, maar ook als dat wel het geval was, zou de uiteindelijke situatie hetzelfde zijn. In het geval dat de centrale overheid de schuldovername financiert uit deposito's, in plaats van meer te lenen, zou een driezijdige mutatie plaatsvinden zonder definitief nettoresultaat, zoals beneden wordt getoond.

In de eerste stap leent de centrale overheid geld van de MFI:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de tweede stap boekt de centrale overheid gelden over aan overige ingezetenen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de derde stap gebruiken overige ingezetenen de van de centrale overheid ontvangen gelden om de terugbetaling van de schuld aan de MFI te financieren:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Zoals men boven kan zien, verschijnt "kasmiddelen" twee keer met een verschillend teken in elke balans. Het netto effect is daarom nihil.

Overige betalingen door centrale overheid

11. Ter vergelijking met transacties betreffende schuldovername, worden hierna de administratieve boekingsposten gegeven die corresponderen met overige overdrachten door de centrale overheid. Een overdracht van centrale overheid naar overige ingezetenen vindt doorgaans plaats in de vorm van een betaling in contanten/deposito. De centrale overheid heeft deposito's bij banken of bij de centrale bank, en deze deposito's worden gebruikt voor het doen van uitgaven. Wanneer de centrale overheid een betaling verricht als gevolg van een overdracht aan overige ingezetenen, zijn de boekingen derhalve als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

12. Deze overdracht heeft dezelfde kenmerken als een schuldovername, waarbij de boekingen alleen verschillen voorzover verschillende financiële instrumenten in de transactie worden gebruikt. Het verschil voor monetaire analyse is dat een schuldovername door de centrale overheid een effect heeft op de kredietaggregaten (leningen aan overige ingezetenen gaan omlaag, terwijl leningen aan centrale overheid toenemen), terwijl dezelfde kapitaaloverdracht betaald in contanten een effect heeft op de monetaire aggregaten (deposito's aangehouden door de centrale overheid - d.w.z. in de geldneutrale sector - gaan omlaag, terwijl deposito's aangehouden door de overige ingezetenen - d.w.z. in de geldaanhoudende sector - toenemen). In beide gevallen is er echter sprake van een financiële transactie, zodat geen aanpassing nodig is.

(1) Het ESR 95 [Europees Stelsel van Rekeningen 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1] behandelt schuldovername als een kapitaaloverdracht, d.w.z. "de tegenboeking van schuldovername ... wordt ingedeeld in de categorie kapitaaloverdrachten" (paragraaf 5.16) en de financiële tegenboeking van een kapitaaloverdracht is per definitie een transactie. Hoewel de hier gegeven interpretatie van het ESR 95 en de voorgestelde behandeling van schuldovername in het kader van MFI-balansstatistieken volledig in overeenstemming is met de behandeling van schuldovername in het kader van de financiële rekeningen van het eurogebied, vestigen we hier de aandacht op het bestaan van bepaalde uitzonderingen op de regel dat schuldovername wordt behandeld als een kapitaaloverdracht (in het ESR 95 opgesomd in de paragrafen 5.16, 6.29 en 6.30). Deze uitzonderingen zijn echter alleen van toepassing indien de schuldovername de situatie betreft dat de centrale overheid een overheidsonderneming overneemt, d.w.z. de onderneming wordt opgenomen in de centrale overheid. In dit geval dient de operatie niet te worden behandeld als een financiële transactie, maar als een herindeling naar sector (van overige ingezetenen naar centrale overheid). Om het effect van deze herindeling naar sector uit de stromen te verwijderen, moeten nationale centrale banken (NCB's) een aanpassing doorgeven voor deze herindeling.

(2) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(3) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(4) De tekenconventies zijn als volgt: + betekent een toename, - betekent een afname, - betekent geen wijziging in die post.

(5) De gebruikte terminologie voor de rekeningen is die van de MFI-balans. "Kapitaal" betekent derhalve "winst- en verliesrekening" in het geval van overige ingezetenen en "vorderingenoverschot of -tekort" in het geval van centrale overheid.

Appendix 4

BEHANDELING VAN SECURITISATIE EN OVERDRACHTEN VAN LENINGEN IN HET KADER VAN DE AFLEIDING VAN STROOMSTATISTIEKEN

Inleiding

1. "Securitisatie" is gedefinieerd als een "proces waarbij kapitaal kan worden aangetrokken van externe beleggers door hen in staat te stellen te beleggen in pakketten specifieke financiële activa". Het betreft een proces waarbij de monetaire financiële instelling (MFI) hetzij leningen verkoopt aan derden, die deze leningen gebruiken om de uitgifte van effecten te dekken, hetzij verhandelbare effecten verwerft als vervanging voor leningen.

2. Een "overdracht van een lening" is een op securitisatie lijkende transactie waarbij MFI's leningen aan beleggers verkopen in een proces dat geen uitgifte van effecten met zich meebrengt. Het economische doel van deze transactie en de statistische behandeling ervan lijken in bepaalde opzichten echter veel op securitisatie.

3. Deze appendix presenteert de behandeling van securitisatie en overdrachten van leningen in het kader van de afleiding van stroomstatistieken. Elke transactie wordt beschreven, het economische doel ervan wordt uiteengezet en de statistische behandeling ervan omschreven met behulp van T-balansen. De appendix besluit met een verwijzing naar de uitgifte van "asset-backed securities" door MFI's en herwaarderingen in het kader van securitisatie.

Securitisatie

4. Deze transactie houdt hetzij in dat de MFI leningen verkoopt aan een intermediair en die intermediair vervolgens (of gelijktijdig) effecten uitgeeft gedekt door de leningen, hetzij dat de MFI door de debiteur uitgegeven effecten verwerft ter vervanging van een lening (zonder dat daarbij een intermediair is betrokken). Beide typen transacties geven hetzelfde resultaat op de balans van de MFI. De eerste transactie komt verreweg het meeste voor. We zullen echter eerst de laatste uiteenzetten, omdat die minder complex is.

Securitisatie zonder intermediair en overdrachten van leningen

5. Beschrijving: Deze transactie vindt plaats wanneer "nieuwe effecten worden uitgegeven [door de oorspronkelijke debiteur] ter vervanging van de oorspronkelijke vordering die daadwerkelijk wordt afgewikkeld" (ESR 95(1), paragraaf 5.63) en deze nieuwe effecten tegelijkertijd worden verkocht aan derdebeleggers.

6. Economische betekenis: De transactie houdt in dat de debiteur de oorspronkelijke leningen terugbetaalt aan de crediteur-MFI. Deze aflossing wordt gefinancierd door de uitgifte van effecten door de debiteur. De door de debiteur uitgegeven effecten zouden in theorie voor korte tijd door de crediteur-MFI kunnen worden gehouden, maar worden doorgaans direct aan de beleggers verkocht.

7. Er bestaat enige twijfel of dit type transactie veel voorkomt, omdat alleen grote ondernemingen en overheidslichamen in de praktijk in staat zijn effecten uit te geven.

8. Indien de lening bij de operatie niet in effecten wordt omgezet (d.w.z. indien het aan de beleggers verkochte instrument niet-verhandelbaar blijft), wordt een overdracht van de lening geacht plaats te vinden. Niettemin zou de overdracht van een lening gewoonlijk tot stand worden gebracht door de oorspronkelijke lening op te splitsen in kleinere eenheden, die door de crediteur MFI aan derden zouden worden verkocht, samen met de voordelen/risico's.

9. Statistische behandeling: Vanuit het gezichtspunt van een crediteur-MFI, houdt securitisatie gewoonlijk een verkoop van de leningen in voor contanten: de MFI ontvangt contanten van de debiteur als terugbetaling van een lening. Dit wordt behandeld als een afname in "leningen aan niet-MFI's" en een toename in "kasmiddelen/deposito's". De debiteur financiert deze terugbetaling van de lening uit de opbrengst van de effectenuitgifte(2). De MFI zou mogelijk van de debiteur in plaats van de contanten de uitgegeven effecten kunnen ontvangen. In dat geval behandelt de MFI de tegenboeking van de afname in "leningen" als een toename in "effecten m.u.v. aandelen". De MFI zou normaliter de nieuwe effecten vervolgens verkopen aan derdebeleggers. In allebei deze gevallen mag de MFI de lening/effecten van haar balans verwijderen, indien de "risico's en voordelen" van eigendom volledig aan de derden worden overgedragen. In het geval van de overdracht van een lening vindt een balansmutatie plaats wanneer de verkoop aan de derden is afgerond.

10. Voor statistische doeleinden wordt de verkoop van de lening door de crediteur-MFI behandeld als een financiële transactie. In gevallen waarin de leningen worden gesecuritiseerd, aanvaardt de MFI-crediteur hetzij contanten of (tijdelijk) de nieuwe, door de debiteur ter aflossing van de lening uitgegeven, effecten. In gevallen waarin de leningen niet worden gesecuritiseerd (een overdracht van de lening), ontvangt de MFI doorgaan contanten van de debiteur (gefinancierd door de verkoop van de lening aan derden). Deze operaties worden behandeld als financiële transacties. Aangezien deze operaties transacties zijn (echte stromen), wordt geen aanpassing gerapporteerd. Deze behandeling is consistent met het ESR 95 (paragraaf 5.62 k), dat aangeeft dat de conversie van leningen in effecten "twee financiële transacties inhoudt: de afwikkeling van de lening en de emissie van nieuwe effecten".

11. Voorbeeld: Een securitisatie/overdracht van een lening is eenvoudigweg de verkoop van een lening aan een derde. Op de MFI-balans wordt dit weergegeven als een verkoop van de lening met een tegenboeking bij kasmiddelen (of deposito's).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

12. In het alternatieve geval kan de operatie in twee stappen worden verdeeld:

13. Stap 1: Het uitgangspunt is de lening die op de MFI-balans staat. Wanneer de securitisatie plaatsvindt, ontvangt de crediteur MFI nieuwe, door de debiteur uitgegeven, verhandelbare instrumenten (effecten) als terugbetaling van de lening.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

14. Stap 2: De MFI verkoopt de effecten aan een derdebelegger in ruil voor contanten. De effecten verdwijnen dan van de MFI-balans.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Securitisatie via een financiële intermediair

15. Beschrijving: Securitisatie vindt plaats indien de oorspronkelijke vordering [lening] wordt overgedragen [door de crediteur] aan een andere institutionele eenheid en de nieuwe effecten de oorspronkelijk vordering [lening] op de balans van de oorspronkelijke institutionele vervangen (ESR 95, paragraaf 5.63) en deze nieuwe effecten tegelijkertijd (of eropvolgend) worden verkocht aan derdebeleggers. In de praktijk kan de operatie zo worden gestructureerd dat de door de financiële intermediair uitgegeven effecten direct aan derden worden verkocht.

16. Economische betekenis: Het doel voor de crediteur MFI is om middelen vrij te maken door activa aan derden over te dragen. In dit geval wordt het oorspronkelijke activum (lening) verkocht aan een speciale financiële intermediair. Deze financiële intermediair, een "lege financiële instelling" genaamd (ESR 95, paragraaf 2.55), wordt doorgaans opgericht met als enig doel het houden van de gesecuritiseerde activa. De MFI verkoopt de te securitiseren activa aan de "lege financiële instelling" in ruil voor contanten of de door de "lege financiële instelling" uitgegeven effecten.

17. Statistische behandeling: Vanuit het gezichtspunt van de crediteur-MFI, houdt de operatie een ruil van activa in (zoals in het geval hierboven). De MFI ontvangt nieuwe activa (contanten of effecten) voor de verkoop van de lening. Op de balans van de MFI wordt de ruil derhalve tot uitdrukking gebracht als een afname in "leningen" en een toename in "kasmiddelen/deposito's" of "effecten". Opgemerkt wordt dat deze behandeling alleen van toepassing is indien de MFI-crediteur alle risico's en voordelen van eigendom van de oorspronkelijke leningen aan de "lege financiële instelling" overdraagt. Indien de risico's en voordelen van eigendom bij de MFI blijven, moet de transactie worden behandeld als een securitisatie binnen de balans (zie hierna).

18. Voor statistische doeleinden wordt de verkoop van leningen door de crediteur-MFI behandeld als een financiële transactie (d.w.z. als een echte stroom), zonder dat een aanpassing wordt gerapporteerd.

19. Voorbeeld: Gewoonlijk vindt dit type securitisatie plaats als een "driezijdige" transactie. De MFI is eigenaar van een lening en verkoopt die aan de "lege financiële instelling" die de koop financiert via de uitgifte van door de lening gedekte effecten. Op de balansen zou dat als volgt worden weergegeven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

20. De MFI zou uiteraard de door de "lege financiële instelling" uitgegeven effecten kunnen ontvangen in plaats van contanten, in welk geval de transactie zou bestaan uit de volgende twee stappen:

21. Stap 1: De lening wordt verkocht aan de "lege financiële instelling" in ruil voor de door de "lege financiële instelling" uitgegeven effecten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

22. Stap 2: Later verkoopt de MFI de effecten (deze stap wordt voor de duidelijkheid getoond). Hij wordt als volgt weergegeven (in de "lege financiële instelling" vindt geen transactie plaats):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Asset-backed securities

23. Beschrijving: De uitgifte van asset-backed securities hangt samen met securitisatie. Deze operatie bestaat uit de uitgifte van effecten door de crediteur-MFI die worden gedekt door leningen in de boeken van die instelling. Asset-backed uitgiften worden niet beschouwd als securitisatie in het ESR 95(3).

24. Economische betekenis: De crediteur-MFI beoogt met dit soort operatie gelden aan te trekken van externe beleggers om indirect te beleggen in pakketten specifieke activa via de aankoop van effecten uitgegeven in de naam en op rekening van de MFI-crediteur, maar gedekt door deze leningen. Dit soort operatie gaat niet gepaard met een wijziging in de verhouding tussen de oorspronkelijke crediteur en debiteur. Uiteindelijk kan de crediteur-MFI in zijn relatie tot de twee andere partijen bevrijd worden van alle rechten en verplichtingen. Indien dat het geval is, moet de operatie worden behandeld als een securitisatie.

25. Statistische behandeling: In beginsel is er geen verschil tussen deze operatie en de uitgifte van schuldbewijzen met een extra garantie buiten de balans om (d.w.z. de operatie wordt voor statistische doeleinden op dezelfde voet behandeld ongeacht of er onderpand bij betrokken is). Bijgevolg wordt de uitgifte van effecten als een transactie beschouwd. Een aanpassing wordt niet gerapporteerd. Indien de crediteur-MFI vervolgens van al zijn verplichtingen ten opzichte van de uiteindelijke belegger wordt bevrijd, betekent dit een betaling van de schuld waarbij de lening aan de actiefzijde wordt opgenomen. Dat is ook een financiële transactie.

26. Samenvattend, de uitgifte en verkoop van asset-backed securities zijn financiële transacties en bijgevolg wordt geen aanpassing gerapporteerd.

27. Voorbeeld: De statistische behandeling wordt op de balans stap voor stap als volgt weergegeven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

28. De MFI geeft asset-backed securities uit. In beginsel is de operatie hiermee afgerond.

29. Uiteindelijk kan de MFI worden bevrijd van iedere verplichting aan de crediteur (belegger in effecten) door haar verplichting te voldoen met behulp van de aan de actiefzijde opgenomen lening. In dat geval wordt de operatie een securitisatie:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Afschrijvingen en securitisatie

30. Een afschrijving kan verbonden zijn aan een securitisatie. Dit is het geval wanneer dubieuze leningen worden gesecuritiseerd. Indien voorzieningen zijn getroffen voor de dubieuze leningen en deze voorzieningen zijn opgenomen aan de passiefzijde, of indien geen voorzieningen zijn getroffen, ontvangt de MFI op het tijdstip dat de leningen worden gesecuritiseerd, bij de post "schuldbewijzen" (of kasmiddelen) minder dan het brutobedrag van de gesecuritiseerde leningen. Het verschil tussen de boekwaarde van de lening en de marktwaarde wanneer de lening voor effecten wordt ingewisseld, is een verlies voor de MFI. De operatie is als volgt:

31. De MFI verkoopt aan de "lege financiële instelling" een dubieuze lening die wordt verhandeld tegen 50 % van de waarde ervan, voor door de "lege financiële instelling" uitgegeven schuldbewijzen. Voor de lening waren voorheen voorzieningen getroffen, maar geboekt op brutobasis, d.w.z. de voorziening werd opgenomen aan de passiefzijde onder "kapitaal en reserves".

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

32. In feite heeft een afschrijving plaatsgevonden toen de lening werd gesecuritiseerd. Daarom wordt, voor het bedrag dat aan de afschrijving (50) verbonden is, een aanpassing gerapporteerd om de stroom correct te berekenen. Indien een afschrijving tegelijkertijd met de securitisatie plaatsvindt, wordt voor deze afschrijving, indien beschikbaar, een aanpassing gerapporteerd (Zie ook de Leidraad bij de Verordening ECB/2001/13 inzake de MFI-balansstatistieken(4)).

(1) Het Europees Stelsel van Rekeningen ESR 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/12002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(2) De door de debiteur uitgegeven instrumenten worden alleen ingedeeld als effecten indien zij voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden wat betreft verhandelbaarheid. Volgens Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1, zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8, PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29, omvat de post "effecten m.u.v. aandelen" "verhandelbare leningen die zijn omgezet in een groot aantal identieke documenten en die op secundaire markten kunnen worden verhandeld".

(3) Ook al wordt de term "securitisatie" in de bankwereld gebruikt om te verwijzen naar asset-backed transacties, op het gebied van monetaire en bancaire statistieken verwijst de term alleen naar de ESR 95-definitie van securitisatie.

(4) Europese Centrale Bank, november 2002.

Appendix 5

NUMERIEK VOORBEELD BETREFFENDE DE KWARTAALSTROMEN

Maandelijkse standengegevens gerapporteerd voor december, januari, februari en maart en driemaandelijkse standengegevens gerapporteerd voor maart

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1. De driemaandelijkse standen zijn consistent met de maandelijkse standen die gerapporteerd zijn voor de laatste maand van het corresponderende kwartaal. In het bovengegeven voorbeeld zijn de maandelijkse standen in maart gelijk aan de som van de driemaandelijkse standen voor maart, d.w.z. de maandelijkse standen in maart van "leningen aan binnenlandse overige ingezetenen" zijn gelijk aan de som van de driemaandelijkse uitsplitsing. Opgemerkt wordt dat een lineaire controle van corresponderende maandelijkse en driemaandelijkse posten in dezelfde rapportageperiode mogelijk is.

Maandelijkse aanpassingsgegevens gerapporteerd voor januari, februari en maart en driemaandelijkse aanpassingsgegevens gerapporteerd voor het eerste kwartaal

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Driemaandelijkse aanpassingen zijn consistent met de gerapporteerde maandelijkse aanpassingen. In het bovengegeven voorbeeld berekenen NCB's de driemaandelijkse aanpassingen voor de maandelijkse reeksen als het aggregaat van de maandelijkse aanpassingen binnen het kwartaal. Opgemerkt wordt dat een lineaire controle van corresponderende maandelijkse en driemaandelijkse posten niet mogelijk is in dezelfde verslagperiode, d.w.z. de controleregel voor standengegevens kan niet worden toegepast.

3. Om de driemaandelijkse standen en aanpassingen te verkrijgen, berekent de ECB de stromen door dezelfde procedure toe te passen als voor de maandelijkse aanpassingen. Met andere woorden, driemaandelijkse stromen worden berekend als het verschil in standen minus aanpassingen. In termen van dit voorbeeld, de driemaandelijkse stromen die betrekking hebben op het eerste kwartaal, zouden worden verkregen als de standen eind maart minus de standen eind december en minus de aanpassingen van het eerste kwartaal (gerapporteerd met de gegevens van de referentieperiode maart).

Maandelijkse stroomgegevens voor januari, februari en maart en driemaandelijkse stroomgegevens berekend voor het eerste kwartaal

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>PIC FILE= "L_2003241NL.023801.TIF">

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>PIC FILE= "L_2003241NL.023901.TIF">

TABEL 2

Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 2: posten waarvoor driemaandelijkse aanpassingen zijn vereist

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>PIC FILE= "L_2003241NL.024101.TIF">

TABEL 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4

Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel 4: valuta-uitsplitsing gebruikt voor de berekening van de wisselkoersaanpassing

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>PIC FILE= "L_2003241NL.024601.TIF">

TABEL 5

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6

Verdeling van verantwoordelijkheden (tussen de ECB en NCB's) en juridische achtergrond voor de samenstelling van gegevens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7

Inhoud van herindelingen en overige aanpassingen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8

Wijzigingen in statistische dekking

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 9

Koppeling met het ESR 95

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XI

TRANSMISSIEPROCEDURES BETREFFENDE RAPPORTAGEVEREISTEN VAN HET INTERNATIONAAL MONETAIR FONDS (IMF) OP BASIS VAN DE VOORMALIGE FORMULIEREN 10S EN 20S

Inleiding

1. Onverminderd de wettelijke verplichtingen van de nationale centrale banken (NCB's) jegens het Internationaal Monetair Fonds (IMF), kunnen de NCB's gebruik maken van de diensten van de Europese Centrale Bank (ECB) voor het doorgeven van gegevens betreffende monetaire en bancaire statistieken aan het IMF. Het IMF heeft deze aanvullende gegevens nodig om de nationale pagina's in de publicatie International Financial Statistics te kunnen opmaken. Deze bijlage beoogt de technische aspecten met betrekking tot de transmissie van deze aanvullende gegevens toe te lichten. De bijlage dient in geen geval te worden opgevat als een uiteenzetting van statistische vereisten van de ECB.

Achtergrond

2. De gegevensoverdracht aan de ECB omvat vier sets gegevens.

2.1. Twee sets moeten de NCB's al dan niet rechtstreeks aan het IMF doorgeven. Deze bevatten aanvullende gegevens betreffende NCB-posities ten opzichte van de ECB ("Formulier 10S") en betreffende posities van overige monetaire financiële instellingen (overige MFI's) ten opzichte van de ECB en de nationale NCB ("Formulier 20S").

2.2. De gegevensoverdracht betreft een derde door het IMF verzochte set gegevens betreffende NCB-posities ten opzichte van de overige NCB's van het Eurosysteem.

2.3. De laatste set gegevens, die op vrijwillige basis wordt gerapporteerd, omvat aanvullende gegevens betreffende de posities van overige MFI's ten opzichte van de overige NCB's van het Eurosysteem(1).

3. Deze sets gegevens worden aan de ECB verstrekt in het kader van de reguliere transmissie van balansgegevens overeenkomstig het rapportagekader in appendix 1. Dit rapportagekader bestaat uit twee tabellen. Tabel A betreft NCB-balansgegevens (standen) en bevat de tot op heden op basis van IMF-formulier 10S (eerste set gegevens) ingediende gegevens alsook de nieuwe IMF-reeks (cellen gemarkeerd als "nieuwe vereisten")(2). Tabel B omvat balansgegevens (standen) van overige MFI's en bestrijkt de thans op basis van IMF-formulier 20S (tweede set gegevens) ingediende gegevens aangevuld met gegevensposten betreffende de posities ten opzichte van de overige (buitenlandse) NCB's van het Eurosysteem die op vrijwillige basis worden gerapporteerd (cellen gemarkeerd als "facultatief").

Gegevensvereisten

4. Dit rapportagekader weerspiegelt de IMF-vereisten zoals vastgelegd in de IMF-formulieren 10S en 20S en voegt daar zowel de IMF-rapportagevereisten van de derde set gegevens(3) als de nieuwe facultatieve reeksen aan toe. Het enige verschil is dat enkele reeksen waarvoor de statistische verschijnselen niet bestaan, zijn weggelaten (bijv. door overige MFI's aangehouden aandelen en overige deelnemingen uitgegeven door de ECB).

5. De transmissieprocedures zijn aangegeven in appendix 2.

(1) De huidige overdracht van gegevens aan het IMF op basis van formulier 20S bestrijkt alleen posities van overige MFI's ten opzichte van de nationale NCB. Aangezien de grensoverschrijdende posities waarschijnlijk niet belangrijk zijn en er onvoldoende afzonderlijke gegevens beschikbaar zijn om deze posities te identificeren, is de rapportage van deze cellen facultatief.

(2) Cellen S1, S4 en S9.

(3) Opgemerkt dient te worden dat, net als in het huidige formulier 20S, de rapportage van (eventuele) posities van overige MFI's ten opzichte van de ECB in de cellen S14, S15, S18, S19, S22 en S23 facultatief blijft.

Appendix 1

Rapportagekader

TABEL A

NCB-gegevens (standen)((Afhankelijk van een bilaterale overeenkomst tussen de ECB en de NCB's kunnen stroomgegevens worden geleverd.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL B

Gegevens van overige MFI's (standen)((Afhankelijk van een bilaterale overeenkomst tussen de ECB en de NCB's kunnen stroomgegevens worden geleverd.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Appendix 2

Transmissieprocedures betreffende rapportagevereisten aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op basis van de voormalige formulieren 10S en 20S

1. Rapportagekader en codering

Voor de definitie van de reekscodes voor de aanvullende balansgegevens die door de nationale centrale banken (NCB's) aan de Europese Centrale Bank (ECB) worden gerapporteerd, wordt de sleutelgroep balansposten gebruikt. De belangrijkste kenmerken van dit rapportagekader worden hierna beschreven.

Balansposten

De posities van de NCB's en overige monetaire financiële instellingen (MFI's) ten opzichte van het Eurosysteem worden gerapporteerd voor de volgende balansposten:

- deposito's,

- leningen,

- effecten met uitzondering van aandelen,

- aandelen en overige deelnemingen.

Van de balans van de NCB's wordt de volgende post eveneens gerapporteerd:

- leningen - waarvan overdracht van deviezenreserves.

Deze post komt overeen met de internationale met reserves verband houdende deposito's die door NCB's bij de ECB zijn geplaatst, en omvat de in euro luidende vorderingen van de NCB's die equivalent zijn aan de overdracht van deviezenreserves van de NCB's aan de ECB. De waarde A24 uit de codelijst CL_BS_ITEM wordt gebruikt voor de definitie van "Leningen - waarvan overdracht van deviezenreserves".

Tegenpartijen

Het rapportagekader voor de door de NCB's door te geven aanvullende gegevens maakt het mogelijk de posities van de NCB's en overige MFI's ten opzichte van de NCB's van het Eurosysteem en de ECB in te delen naar het criterium van ingezetenschap. Posities ten opzichte van binnenlandse NCB's/de ECB en ten opzichte van NCB's van de overige deelnemende lidstaten en de ECB worden afzonderlijk aangegeven(1).

Tegenpartijsector van de balans

Om de posities ten opzichte van de ECB en de overige NCB's van het Eurosysteem afzonderlijk aan te geven, kunnen de volgende twee codes uit de codelijst CL_BS_COUNT_SECTOR worden gebruikt:

- ECB: 1110,

- NCB: 1120.

Transactievaluta

De code Z01, "alle valuta's", voor de transactievaluta van de overeenkomstige balanspost wordt gebruikt om alle posten voor de sectoren NCB's en overige MFI's te rapporteren.

2. Vereisten voor de sectoren NCB en overige MFI's

In Tabel A_NCB en Tabel B_overige MFI's in appendix 1 zijn de balanspostreeksen opgenomen voor de door de NCB's aan de ECB te rapporteren aanvullende gegevens.

NCB-balans

De transmissie aan de ECB bestaat uit twee sets gegevens van aanvullende NCB-balansposten, die de NCB-posities ten opzichte van de ECB die voorheen aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) werden gerapporteerd op basis van "formulier 10S", en de NCB-posities ten opzichte van de overige NCB's van het Eurosysteem bestrijken. De reeksen zijn opgenomen in appendix 1, Tabel A_NCB.

Balans van overige MFI's

Tot de statistische vereisten voor de sector overige MFI's behoren ook de posities ten opzichte van de ECB en de binnenlandse NCB die voorheen aan het IMF werden gerapporteerd op basis van "formulier 20S". De rapportage van de posities van de overige MFI's ten opzichte van de ECB blijft facultatief.

Tot de statistische vereisten behoren daarnaast nog enkele extra reeksen die de posities weergeven ten opzichte van de NCB's van de overige deelnemende lidstaten. Aangezien deze grensoverschrijdende posities voor sommige lidstaten onbelangrijk zouden kunnen zijn en omdat aparte gegevens wellicht niet voor handen zijn, is de rapportage van deze cellen eveneens facultatief.

Facultatieve reeksen worden alleen gerapporteerd wanneer ze beschikbaar zijn. In appendix 1, Tabel B_overige MFI's zijn ze gemarkeerd met een asterisk.

3. Reguliere rapportage van de gegevens

De in dit rapportagekader aangegeven aanvullende monetaire en bancaire reeksen worden door de NCB's in het kader van de maandelijkse reguliere transmissie van balansgegevens aan de ECB doorgegeven. De frequentie en uiterste data zoals aangegeven in het rapportagekader voor pro-memorieposten van hoge prioriteit volgens Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen van de nationale centrale banken(2), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(3) (cf. bijlage IX) zijn eveneens van toepassing op de hier gegeven reeksen.

De gegevenstransmissies vallen samen met de reguliere rapportage van balansgegevens aan de ECB, die plaatsvindt uiterlijk op de vijftiende werkdag na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben.

(1) Binnenlandse posities ten opzichte van de ECB gelden alleen voor op de NCB of overige MFI's betrekking hebbende gegevens die door de Deutsche Bundesbank worden ingediend.

(2) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(3) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

BIJLAGE XII

REGULIERE RAPPORTAGE BETREFFENDE SECURITISATIE EN OVERIGE OVERDRACHTEN VAN LENINGEN AAN DERDEN

Inleiding

1. Wat betreft de gegevensanalyse van securitisatie en overige overdrachten van leningen aan derden, kunnen in dit reguliere rapportagekader door nationale centrale banken (NCB's) drie soorten gegevens worden verstrekt die alle mogelijke gevallen van beschikbare informatie bestrijken:

1.1. Bruto stroom. Dit is het bedrag aan leningen die door monetaire financiële instellingen (MFI's) aan de "overige ingezeten sectoren" zijn verstrekt en in de referentieperiode zijn gesecuritiseerd of op andere manieren door MFI's overgedragen, d.w.z. bedragen die direct voortvloeien uit de verkoop van leningen aan derden (niet-MFI's of niet-ingezetenen) in de referentieperiode. De derden zijn gewoonlijk (ingezeten of niet-ingezeten) "lege financiële instellingen", die effecten uitgeven om de verkregen kredieten te financieren. Er wordt geen rekening gehouden met het aflossen of terugkopen van eerder verkochte leningen.

1.2. Netto stroom. Dit is de netto verandering in de stand van gesecuritiseerde c.q. overgedragen leningen die oorspronkelijk door MFI's zijn verstrekt aan de overige ingezeten sectoren, maar die vervolgens zijn gesecuritiseerd c.q. overgedragen aan derden en daarom niet meer op de balans van de MFI staan. De derde is gewoonlijk een (ingezeten of niet-ingezeten) "lege financiële instelling", die effecten uitgeeft om de verkregen kredieten te financieren. De netto stroom is gelijk aan de nieuwe bruto securitisaties c.q. overgedragen leningen (d.w.z. verkopen aan derden van MFI-leningen) na aftrek van door de geldnemer in de referentieperiode gedane terugbetalingen of door de oorspronkelijke MFI in die periode teruggekochte leningen.

1.3. Standen. Dit heeft betrekking op het uitstaande bedrag aan leningen die oorspronkelijk door MFI's zijn verstrekt aan de overige ingezeten sectoren en zijn gesecuritiseerd c.q. overgedragen (d.w.z. verkocht aan derden) en die daarom niet meer op de balans van de MFI staan. Het verschil tussen de standen aan het einde van opeenvolgende perioden is gelijk aan de netto stroom (om wille van de eenvoud worden behalve transacties geen andere ontwikkelingen in aanmerking genomen).

2. Opgemerkt wordt dat geen aanvullende informatie wordt verzameld betreffende de door MFI's aangehouden effecten uitgegeven door "lege financiële instellingen"(1). MFI's kunnen door de "lege financiële instellingen" uitgegeven effecten kopen, met als gevolg dat het effect van securitisaties op het totale MFI-krediet iets kleiner kan zijn dan het onmiddellijke en directe effect op de post "leningen" op de balans van MFI's.

Gegevensvereisten

De gegevenstransmissie naar de Europese Centrale Bank (ECB) omvat de volgende informatie:

- Bruto stromen: het bedrag aan leningen die oorspronkelijk door overige MFI's zijn verstrekt aan overige binnenlandse ingezeten sectoren en vervolgens aan derden verkocht.

Indien geen gegevens betreffende bruto stromen beschikbaar zijn, dienen, indien beschikbaar, gegevens betreffende netto stromen van oorspronkelijk door MFI's verstrekte en aan derden verkochte leningen als volgt te worden verstrekt:

- Netto stromen: veranderingen in het uitstaande bedrag aan leningen die oorspronkelijk door overige MFI's aan overige binnenlandse ingezeten sectoren zijn verstrekt en vervolgens verkocht aan derden(2).

In beide gevallen worden, indien beschikbaar, gegevens van standen gerapporteerd:

- Standen: het uitstaande bedrag aan leningen die oorspronkelijk door overige MFI's zijn verstrekt aan overige binnenlandse ingezeten sectoren en vervolgens aan derden verkocht.

Voor de bovengenoemde drie soorten gegevens worden leningen die zijn verkocht aan een "lege financiële instelling" (d.w.z. gesecuritiseerd via een "lege financiële instelling") en zijn overgedragen aan andere agenten (al dan niet met securitisatie), afzonderlijk gerapporteerd. De lening wordt geacht te zijn verkocht aan de niet-MFI sector, en geeft daarom alleen aanleiding tot de betreffende rapportage voorzover de lening niet meer op de balans staat van de MFI die de lening oorspronkelijk aan de overige ingezeten sectoren heeft verstrekt, of op de balans van een andere MFI.

De reeksen worden aan de ECB gerapporteerd volgens de rapportagenormen voor balanspoststatistieken opgenomen in bijlage XIII. In beginsel worden de gegevens tegelijk met de reguliere rapportage van maandelijkse balansgegevens aan de ECB doorgegeven, d.w.z. transmissie moet plaatsvinden uiterlijk op de vijftiende werkdag na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben.

AANVULLENDE STROOMGEGEVENS DIE AFHANKELIJK VAN DE BESCHIKBAARHEID VAN DE GEGEVENS MAANDELIJKS DIENEN TE WORDEN VERSTREKT

TABEL A

Overige MFI's: securitisaties van leningen aan de niet-MFI-sector via een "lege financiële instelling"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL B

Overige MFI's: securitisaties, overnames van schulden en overdrachten van leningen aan de niet-MFI-sector zonder "lege financiële instellingen"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Gegevens dienen te worden samengesteld met inachtneming van de definities van securitisatie, overdracht van leningen en schuldovername in appendix 2 en 3 van bijlage V.

VOORBEELD VAN HET VERSCHAFFEN EN GEBRUIKEN VAN GEGEVENS BETREFFENDE SECURITISATIE

1) Allereerst wordt een eenvoudig voorbeeld gegeven. Veronderstel de volgende ontwikkeling van gesecuritiseerde leningen in een bepaalde maand (dezelfde gegevens als in de laatste rij van de tabel op de volgende pagina).

Maand t-1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Maand t

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanvullende informatie voor maand t

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor deze maand (t) te rapporteren informatie, indien beschikbaar. In dit voorbeeld vinden transacties plaats via een "lege financiële instelling".

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2) In de tweede plaats presenteert een tabel de twee alternatieven voor het gebruik van gegevens in termen van tijdreeksen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Zoals gedefinieerd in het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd door Verordening (EG) nr. 359/2002, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1, paragraaf 2.55(f).

(2) De netto stroom is gelijk aan de nieuwe bruto verkopen na aftrek van door de geldnemer in de referentieperiode gedane terugbetalingen of door de oorspronkelijke MFI in die periode teruggekochte leningen.

BIJLAGE XIII

RAPPORTAGENORMEN VOOR DE ELEKTRONISCHE UITWISSELING VAN STATISTISCHE GEGEVENS

ECB BALANSPOSTSTATISTIEKEN

SLEUTELGROEP ID: ECB_BSI1

MFI-balansstatistieken voor de samenstelling van de geconsolideerde balans

1. De sleutelgroep ECB_BSI1 en corresponderende codelijsten

De sleutelgroep balansposten heeft betrekking op geharmoniseerde balansstatistieken van het eurogebied gerapporteerd aan de Europese Centrale Bank (ECB) door de sector monetaire financiële instellingen (MFI's). Gegevens van individuele MFI's [met uitzondering van nationale centrale banken (NCB's)] betreffende balansposten worden door NCB's op nationaal niveau verzameld en samengevoegd. De NCB's en de ECB berekenen ook hun eigen balanspoststatistieken. De balanspoststatistieken van NCB's/de ECB en die van overige MFI's worden afzonderlijk op brutobasis door de NCB's aan de ECB gerapporteerd die op haar beurt eerst voor elk land de geaggregeerde balans van de MFI-sector samenstelt en vervolgens de geconsolideerde balans van de MFI-sector van het eurogebied(1) en de van belang zijnde monetaire aggregaten van het eurogebied(2).

De geconsolideerde maandelijkse gegevens betreffende de balans van de MFI-sector worden door de ECB gebruikt om de monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied samen te stellen. Verdere uitsplitsingen van hoofdbalansposten worden op kwartaalbasis gerapporteerd als extra informatie ter ondersteuning van de monetaire analyse.

De dimensies en eigenschappen die geïdentificeerd worden voor de sleutelgroep balansposten worden hierna in detail beschreven.

Voor balanspoststatistieken worden 11 dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren(3):

TABEL 1

Sleutelgroep balansposten (ECB_BSI1): Reeksdimensies

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze dimensies zijn statistische concepten die hun waarde krijgen uit codelijsten. In sommige zeldzame gevallen kan de beschrijving van de gecodeerde waarden in de codelijsten niet precies corresponderen met de overeengekomen formulering van Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(4) zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(5). Dit is het geval wanneer een codelijst, of een deelgroep van de waarden ervan, een al bestaande internationaal overeengekomen lijst is (bijvoorbeeld, het ingezetenschap van de tegenpartij).

Met dezelfde sleutelgroep kan een aanvullende reeks gegevens, die nodig is voor de samenstelling van de monetaire aggregaten van het eurogebied, worden weergegeven: de activa van de centrale overheid en (nauwe substituten van) depositoverplichtingen, geïntroduceerd in bijlage VII.

2. Dimensies

Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de sleutelgroep balansposten, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen. Ook wordt informatie gegeven over de lengte (waarde formaat, die het aantal karakters aangeeft) van elke dimensie en de referentiecodelijst (aangeduid in hoofdletters als CL_NL*). Bijvoorbeeld, volgens tabel 1, krijgt de dimensie REF_AREA (referentiegebied) haar waarde uit de codelijst CL_AREA_EE.

2.1. Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de frequentie van de gerapporteerde reeks aan. De gebruikte codelijst is CL_FREQ. De in de sleutelgroep balansposten gebruikte codewaarden zijn "M" voor maandelijkse gegevens en "Q" voor driemaandelijkse gegevens, en zijn een deelgroep van de in deze codelijst gespecificeerde waarden.

2.2. Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instellingen (MFI's). De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO landenlijst en enkele extra codewaarden zoals beschreven in paragraaf 2.8 (dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied). Slechts een deelgroep van de waarden ervan wordt gebruikt om het referentiegebied in de sleutelgroep balansposten te definiëren.

2.3. Dimensie nr. 3: Aanpassingsindicator (ADJUSTMENT; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft aan of een seizoenscorrectie en/of een werkdagcorrectie is toegepast. De corresponderende codelijst is CL_ADJUSTMENT. De thans gebruikte codewaarden in de sleutelgroep balansposten zijn "N" voor noch voor seizoen, noch voor werkdag gecorrigeerd en "Y" voor werkdag en seizoen gecorrigeerd.

2.4. Dimensie nr. 4: Uitsplitsing balansposten naar rapporterende sector (BS_REP_SECTOR; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de rapporterende sector aan en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_REP_SECTOR. In deze codelijst worden MFI's verdeeld in NCB's/ECB ("N")(6) en overige MFI's (kredietinstellingen, geldmarktfondsen en overige instellingen) ("A"), met het oog op de afzonderlijke balansen die de ECB consolideert.

Met het oog op het verzoek om gegevens betreffende depositoverplichtingen en activa van de centrale overheid, wordt de codewaarde "G" voor centrale overheid gebruikt.

In deze codelijst worden ook andere codewaarden opgenomen voor de berekening en verspreiding door de ECB van reeksen van monetaire aggregaten van het eurogebied. Met name gebruikt de ECB de codewaarde "M"(7) voor de MFI-sector op het niveau van het eurogebied (NCB's + ECB + overige MFI's) om de reeks van de geaggregeerde balans van MFI's en sommige reeksen van monetaire aggregaten te definiëren, terwijl de codewaarde "V" voor centrale overheid en MFI's wordt gebruikt voor die reeksen van monetaire aggregaten die ook de depositoverplichtingen en activa van de centrale overheid bevatten.

2.5. Dimensie nr. 5: Balanspost (BS_ITEM; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de balansposten van de MFI-balans zoals gedefinieerd in Verordening ECB/2001/13 en krijgt haar waarden uit de codelijst CL_BS_ITEM. Dit is de kerndimensie van de sleutelgroep balansposten. Codewaarden van activa en passiva worden geïdentificeerd door het prefix "A" of "L" en, ook in dit geval, worden de waarden waar mogelijk georganiseerd en gecodeerd volgens een hiërarchische relatie tussen de posten. Bijkomende balansposten die specifiek zijn voor NCB's (en de ECB) worden geïdentificeerd door de letter "C", na het prefix "A" voor activa en na het prefix "L" voor passiva.

2.6. Dimensie nr. 6: Oorspronkelijke looptijd (MATURITY_ORIG; lengte: één teken)

Deze dimensie vertegenwoordigt de oorspronkelijke looptijd van de balanspost op de MFI-balans en is gekoppeld aan de codelijst CL_MATURITY_ORIG.

2.7. Dimensie nr. 7: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

De dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft het soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: bruto standen ("1"), herindelingen en overige aanpassingen ("5"), wisselkoerscorrecties ("6")(8) en overige aanpassingen (overige herwaarderingen en afschrijvingen/afwaarderingen van leningen) ("7"). Andere codewaarden zijn gedefinieerd om stromen te kunnen afleiden van de standen en de van toepassing zijnde stromen en om de index te berekenen van fictieve standen die gebruikt worden voor de afleiding van jaarlijkse groeicijfers. De ECB gebruikt deze extra codewaarden voor de verspreiding van de aggregaten van het eurogebied.

2.8. Dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de MFI-balanspost. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO landenlijst bevat, alsook aanvullende codewaarden die specifiek gebruikt worden voor het eurogebied (bijvoorbeeld, U6 - "binnenland" - die gebruikt wordt wanneer het tegenpartijgebied hetzelfde land is als dat van de rapporterende MFI). Voor de balanspoststatistieken wordt een deelgroep van codewaarden gebruikt: de codes voor de 15 lidstaten van de Europese Unie (EU) plus enkele extra gebiedscodes.

2.9. Dimensie nr. 9: Tegenpartijsector van de balans (BS_COUNT_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de sectoruitsplitsing weer van de tegenpartij van de balanspost en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_COUNT_SECT. Deze codelijst volgt nauwgezet het vereiste voor de sectoruitsplitsing van balansposten zoals in de eerste plaats uiteengezet in Verordening ECB/1998/16 van 1 december 1998 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(9), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2000/8(10), en vervolgens in Verordening ECB/2001/13. De waarden worden georganiseerd en gecodeerd volgens de hiërarchische structuur van de sectoren met als doel gebruikersgerichtheid en gemakkelijke administratie van de gegevens.

Voor tabel 2 en 4 van bijlage 1 bij Verordening ECB/2001/13 correspondeert de splitsing in "banken"/"niet-banken", wanneer toegepast op tegenpartijen ingezeten in niet-deelnemende lidstaten, met de uitsplitsing in "MFI's"/"niet-MFI's", zoals gespecificeerd in de genoemde verordening. In tabel 3 wordt in plaats daarvan de splitsing "MFI's"/"niet-MFI's" gebruikt om tegenpartijen te classificeren die ingezeten zijn in niet-deelnemende lidstaten.

2.10. Dimensie nr. 10: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de MFI-balansposten luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Voor de MFI-balansposten wordt een deelgroep van codewaarden gebruikt.

2.11. Dimensie nr. 11: Denominatievaluta van de reeks (SERIES_DENOM; lengte: één teken)

Deze dimensie specificeert of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke valuta (euro). Ze heeft twee waarden ("N", nationaal en "E", euro), die worden weergegeven door de codelijst CL_SERIES_DENOM. Deze dimensie is van cruciaal belang om de reeksen te onderscheiden die hetzelfde economische verschijnsel weergeven, maar in de verschillende stadia van economische en monetaire unie (EMU) worden gerapporteerd. Bijvoorbeeld, voor de EU-landen die geen lid zijn van de EMU, worden gegevens gerapporteerd in de nationale valuta. Vanaf het moment dat ze lid worden van de EMU, zullen dezelfde balanspostreeksen worden uitgedrukt in de gemeenschappelijke munteenheid en gerapporteerd in euro.

3. De eigenschappen

Naast de elf dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd(11). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie(12). Tabel 2 geeft de lijst van gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen voor de sleutelgroep voor balanspoststatistieken, samen met het toekenningsniveau ervan, het formaat en de codelijsten waaraan de waarden van de gecodeerde eigenschappen worden ontleend.

Voorts wordt elk van deze eigenschappen gekarakteriseerd door bepaalde technische kenmerken, die in tabel 3 zijn opgenomen.

TABEL 2

Gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen gedefinieerd voor de sleutelgroep ECB_BSI1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3

Gemeenschappelijke kenmerken van de eigenschappen voor de ECB_BSI1-sleutelgroep: Rapportage van EU-NCB's aan de ECB

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Paragraaf 3.1, 3.2 en 3.3 geven een beschrijving van elke eigenschap, waarbij waar van toepassing de referentiecodelijst (aangeduid in hoofdletters als CL_NL*) wordt opgenomen.

3.1. Eigenschappen op verwant niveau

Verplicht:

- TITLE_COMPL (niet gecodeerd): De eigenschap titelcomplement wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan die na consultatie met de ECB worden doorgevoerd. De herziening wordt doorgevoerd door de ECB.

- UNIT (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de meeteenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Lidstaten van het eurogebied rapporteren de gegevens in euro en de ECB stelt deze eigenschap in op euro (UNIT = "EUR"). Voor niet-deelnemende lidstaten is de waarde van deze eigenschap gelijk aan de corresponderende nationale munteenheid (UNIT = "DKK" voor Denemarken, "SEK" voor Zweden en "GBP" voor het Verenigd Koninkrijk).

- UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): De vermenigvuldigingsfactor geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = "6"), miljarden (UNIT_MULT = "9"), etc. NCB's rapporteren gegevens in miljoenen en de ECB stelt de waarde in op 6 (UNIT_MULT = "6").

- DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de gegevens zonder decimalen, zoals aangegeven in Verordening ECB/2001/13 (dus DECIMALS = "0"). De ECB stelt de toepasselijke waarden van deze eigenschap in.

Voorwaardelijk:

TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag maximaal 70 tekens hebben. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan de eigenschap titelcomplement gebruikt als de verplichte eigenschap. De eigenschap titel zou in de toekomst kunnen worden gebruikt om korte titels te maken, op te slaan en te verspreiden door de ECB.

NAT_TITLE (niet-gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties te geven in de nationale taal (tekst van maximaal 350 tekens). De NCB's kunnen dit te allen tijde instellen en wijzigen. Het gebruik van hoofdletters en kleine letters geeft geen problemen, maar de NCB's wordt verzocht zich te beperken tot de Latijn-1 tekenset.

AGG_EQU (beëindigd): Deze eigenschap was aanvankelijk opgenomen in de voor de ECB_BSI1-sleutelgroep gebruikte lijst, maar wordt nu van deze lijst verwijderd.

COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt om uitleg te geven over de toegepaste compilatiemethoden, met name indien die afwijken van de regels en normen van de ECB (maximaal 1050 tekens).

3.2. Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht:

COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van de periode), of geeft aan of de gegevens periodegemiddelden zijn of waarnemingen op het einde van de periode. De ECB stelt de eigenschap voor balanspoststatistieken in op "E" einde van periode (COLLECTION = "E") voor reeksen van standen en op "S" gesommeerd over de periode (COLLECTION = "S") voor reeksen van aanpassingen en stromen.

AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk:

DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeksen te identificeren (formules die nationale referentiecodes gebruiken, kunnen ook worden gespecificeerd). De eigenschap kan te allen tijde door een rapporterende NCB worden ingesteld en gewijzigd (maximaal 70 tekens).

UNIT_INDEX_BASE (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft de basisreferentie en de basiswaarde aan voor indexen. De waarde wordt alleen gebruikt voor de reeks van de index van fictieve standen die door de ECB wordt afgeleid en aan het Europees Stelsel van Centrale Banken wordt verspreid. Hiertoe werd deze aanvankelijk door de ECB ingesteld op "Index Dec98 = 100" en gewijzigd in "Index Dec01 = 100" ter gelegenheid van de verspreiding van de gegevens van oktober 2002 door de ECB.

BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, de rapportagepopulatie en de samenstelling van de reeksen. In het geval van reeksbreuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

3.3. Eigenschappen op waarnemingsniveau(13)

Verplicht:

OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet met iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de vlag voor de status van de nieuwe waarneming gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de balanspoststatistieken:

"A" = normale waarde (standaardwaarde voor niet-ontbrekende waarnemingen),

"M" = ontbrekende waarde, gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens)(14),

"L" = ontbrekende waarde, gegevens bestaan, maar werden niet verzameld(15),

"E" = geraamde waarde(16),

"P" = voorlopige waarde (deze waarde kan bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt en heeft betrekking op de laatste beschikbare waarneming, indien die als voorlopig wordt beschouwd).

In normale omstandigheden dienen numerieke waarden te worden gerapporteerd met daaraan toegevoegd de waarnemingsstatus "A" (normale waarde). In andere gevallen wordt een van "A" verschillende waarde gegeven volgens de boven aangegeven lijst(17).

Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel het resultaat is van een raming, als een voorlopige waarde heeft, krijgt raming prioriteit en wordt de waarde "E" gebruikt.

In de vorige rapportage-instructies voor balanspoststatistieken, opgenomen als bijlage XII bij Richtsnoer ECB/2002/5 van 30 juli 2002 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken(18), werd de waarde "B" ter aanduiding van een breukwaarde ook gebruikt als een mogelijke waarnemingswaarde. Aangezien het bestaan van een breukwaarde in een tijdreeks van balansposten ook wordt geïdentificeerd door een in de corresponderende reeks van herindelingsaanpassingen gerapporteerde waarde ongelijk nul, is het niet nodig aan de waarneming een waarde "B" toe te kennen. De waarde "B" voor breukwaarde zal daarom in februari 2003 te beginnen met de transmissie van de gegevens van januari 2003 worden verwijderd uit de voor de transmissie van balanspostreeksen gebruikte lijst van waarden voor de eigenschap waarnemingsstatus.

Voorwaardelijk:

- OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd. Wanneer deze eigenschap niet wordt ingesteld, wordt geen vertrouwelijkheidsbeperking (OBS_CONF = F, vrij) aangenomen.

- OBS_PRE_BREAK (niet gecodeerd): Deze eigenschap heeft de waarde van de waarneming vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. In het algemeen wordt ze verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt. Voor de sleutelgroep balansposten is deze eigenschap niet vereist omdat deze informatie al beschikbaar is uit de herindelingsreeks. De eigenschap is toegevoegd aan de lijst van eigenschappen omdat ze deel uitmaakt van de gemeenschappelijke deelgroep van eigenschappen voor alle sleutelgroepen.

- OBS_COM (niet gecodeerd): De eigenschap "commentaar waarneming" kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks). Deze eigenschap kan te allen tijde door een rapporterende NCB worden ingesteld of herzien (maximaal 350 tekens).

4. Ontbrekende waarden en voorlopige waarden

Ontbrekende waarden ("-") worden gerapporteerd wanneer het niet mogelijk is een numerieke waarde te rapporteren (bijv. vanwege vakantie, niet-bestaande gegevens of omdat gegevens niet verzameld werden). Het is ook mogelijk een onderscheid te maken tussen waarden die ontbreken omdat geen statistische gegevens over het verschijnsel worden verzameld, en waarden die ontbreken omdat het verschijnsel niet bestaat.

Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde data of niet voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat wel, maar wordt statistisch niet waargenomen), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "L" in iedere periode.

- Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridisch/economisch kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "M".

- Een ontbrekende waarneming dient nooit als "nul" te worden gerapporteerd, aangezien nul een normale numerieke waarde is die een precieze transactie ter grootte nul aangeeft.

Indien NCB's niet in staat zijn de precieze reden aan te geven voor een ontbrekende waarde of indien ze niet de hele reeks waarden in de codelijst CL_OBS_STATUS kunnen gebruiken (zodat ze niet in de positie zijn om te kiezen tussen "L" of "M" als waarde voor deze eigenschap), dient de waarde "M" te worden gebruikt(19).

Voorlopige waarden kunnen bij elke gegevenstransmissie worden gerapporteerd, maar alleen met betrekking tot de laatste beschikbare waarneming (waarnemingsstatus = "P"). Deze waarnemingen kunnen in een later stadium definitieve waarden krijgen (waarnemingsstatus = "A"). De nieuwe herziene waarden overschrijven dan de eerdere voorlopige waarnemingen, en van de herziening wordt geen aantekening opgeslagen in de ECB database.

5. Statistische vereisten

Op grond van Verordening ECB/2001/13 rapporteren de NCB's maandelijks statistische gegevens aan de ECB betreffende de balans van de afzonderlijk geïdentificeerde sectoren overige MFI's en NCB's, ten behoeve van de regelmatige samenstelling van de geconsolideerde balans van de MFI-sector. Deze vereisten hebben betrekking op standen per de laatste dag van de maand en op maandelijkse aanpassingsgegevens van stromen. Verdere bijzonderheden betreffende bepaalde posten van de balans van overige MFI's en NCB's worden op kwartaalbasis gerapporteerd in termen van standengegevens.

Dit richtsnoer geeft voorts enkele aanvullende gegevensvereisten ten behoeve van de regelmatige samenstelling van monetaire aggregaten van het eurogebied.

De ECB onderhoudt en verspreidt aan de NCB's tabellen met lijsten van uit te wisselen tijdreeksen van balansposten onder verwijzing naar de in Verordening ECB/2001/13 uiteengezette vereisten en overeenkomstig dit richtsnoer. De volgende reeksen worden door de NCB's aan de ECB gerapporteerd.

5.1. Gegevens van standen

a) Tabel 1 - Maandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

Zoals beschreven in Verordening ECB/2001/13, tabel 1 van bijlage 1 van deel 2, wordt aan de ECB een serie maandelijkse tijdreeksen gerapporteerd betreffende de balans van de MFI-sector, afzonderlijk voor balansen van NCB's/ECB en van overige MFI's.

b) Tabel 2, 3 en 4 - Driemaandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

De tabellen 2, 3 en 4 van Verordening ECB/2001/13 geven een serie regelmatig op kwartaalbasis aan de ECB te rapporteren tijdreeksen, die een meer gedetailleerde uitsplitsing betreffen voor sommige posten van de maandelijkse balans van de sectoren overige MFI's en NCB/ECB. Met name tabel 2 heeft betrekking op de uitsplitsing naar sector van deposito's, leningen, effecten met uitzondering van aandelen, en aandelen en overige deelnemingen die niet op grond van tabel 1 worden gerapporteerd. Tabel 3 geeft de uitsplitsing naar EU-lidstaat van het totaal aan deposito's, leningen, effecten met uitzondering van aandelen, aandelen/participaties in geldmarktfondsen, en aandelen en overige deelnemingen. En tenslotte heeft tabel 4 betrekking op de uitsplitsing van het totaal aan deposito's, uitgegeven schuldbewijzen, leningen en effecten met uitzondering van aandelen, naar de valuta's van de overige EU-lidstaten en enkele niet-EU-landen.

c) Centrale overheid (nauwe substituten voor) depositoverplichtingen en bezit aan kasmiddelen en effecten - maandelijkse reeksen

Ten behoeve van de afleiding van monetaire aggregaten van het eurogebied, rapporteren de NCB's maandelijks ook aanvullende statistische gegevens betreffende de monetaire verplichtingen en het bezit aan kasmiddelen en effecten van de centrale overheid aan de ECB, zoals gesteld in bijlage VII. Indien het verschijnsel niet bestaat of niet significant is, is op de minimis gronden geen rapportage vereist. In dit geval dienen de NCB's de ECB vooraf te informeren en, vóór de eerste gegevenstransmissie, de lijst toe te sturen van de van toepassing zijnde reeksen die regelmatig zullen worden gerapporteerd.

d) Pro-memorieposten - Overige MFI's en NCB's/ECB

In bijlage VIII is een serie maandelijkse tijdreeksen voor de sectoren overige MFI's en NCB's/ECB bepaald die noodzakelijk zijn om toezicht te houden op de ontwikkelingen van enkele aanvullende uitsplitsingen van de belangrijkste balanspostreeksen van MFI's. Deze reeksen worden aan de ECB gerapporteerd als pro-memorieposten en worden naar hun prioriteitsniveau ingedeeld in twee blokken: pro-memorieposten van "hoge prioriteit" en pro-memorieposten van "lage prioriteit". Indien het verschijnsel niet bestaat of geen gegevens beschikbaar zijn, is geen rapportage vereist. In dit geval dienen de NCB's de ECB vooraf te informeren en, vóór de eerste gegevenstransmissie, de lijst toe te sturen van de van toepassing zijnde reeksen die regelmatig zullen worden gerapporteerd.

e) Pro-memorieposten om gewichten af te leiden voor MFI-rentetarieven - maandelijkse reeksen van overige MFI's

Ten behoeve van de regelmatige productie van MFI-rentestatistieken(20) zijn gewichten nodig om uit de nationale statistieken MFI-rentestatistieken voor het eurogebied samen te stellen. Voor dit doel zijn in bijlage IX toepasselijke pro-memorieposten vastgesteld voor die NCB's die in staat zijn de verlangde uitsplitsingen te verschaffen. Met ingang van de referentieperiode januari 2003, zullen deze reeksen (van standen) met dezelfde tijdigheid worden gerapporteerd als de corresponderende geaggregeerde reeksen opgenomen in tabel 1 van Verordening ECB/2001/13.

5.2. Aanpassingsgegevens

Zoals is gesteld in Verordening ECB/2001/13, zijn aanvullende statistische gegevens vereist om stroomstatistieken af te leiden, en met name rapporteren de NCB's maandelijks gegevens aan de ECB betreffende afschrijvingen/afwaarderingen van leningen en betreffende koersherwaarderingen van effecten. Dit richtsnoer zet voorts extra gegevensvereisten uiteen voor door de NCB's aan de ECB te rapporteren maandelijkse en driemaandelijkse reeksen van herindelingsaanpassingen en voor driemaandelijkse reeksen van herwaarderingsaanpassingen.

a) Maandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

Zoals beschreven in Verordening ECB/2001/13, tabel 1A van bijlage 1 van deel 2, wordt aan de ECB een serie maandelijkse reeksen van herwaarderingsaanpassingen gerapporteerd betreffende de balans van de MFI-sector, afzonderlijk voor balansgegevens van NCB's/ECB en van overige MFI's. Met name worden de in tabel 1A met "minimum" aangeduide reeksen ook op maandbasis voor controledoeleinden aan de ECB gerapporteerd, naast de reguliere rapportage van de corresponderende uitgesplitste reeksen.

Daarnaast wordt ook een serie maandelijkse herindelingsreeksen gerapporteerd voor alle tijdreeksen opgenomen in tabel 1 van Verordening ECB/2001/13, overeenkomstig bijlage X.

Op basis van de door de NCB's gerapporteerde standengegevens, berekent de ECB de "wisselkoerscorrectie" en de stroomreeksen van de financiële transacties voor de MFI-balansposten(21).

b) Driemaandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

Op basis van de in dit richtsnoer uiteengezette vereisten en aansluitend op de door Verordening ECB/2001/13 ingevoerde wijzigingen in de vereisten voor driemaandelijkse standengegevens is een serie driemaandelijkse aanpassingsreeksen bepaald. Aanpassingsgegevens worden derhalve verzocht voor de in tabel 2 van de verordening opgenomen driemaandelijkse reeksen, zoals beschreven in bijlage X.

c) Depositoverplichtingen van de centrale overheid en bezit aan kasmiddelen en effecten - maandelijkse reeksen

Om stroomstatistieken samen te stellen worden ook aanpassingsgegevens verschaft betreffende de monetaire verplichtingen en het bezit aan kasmiddelen en effecten van de centrale overheid overeenkomstig de vereisten die zijn vastgesteld voor MFI-balansstatistieken, zoals gesteld in bijlage X. Ofschoon behalve transacties waarschijnlijk geen andere veranderingen plaatsvinden, dienen aanpassingsgegevens altijd te worden gerapporteerd wanneer de corresponderende reeksen van standen van toepassing zijn, en worden ze opgenomen in de reguliere gegevenstransmissie aan de ECB.

d) Pro-memorieposten - Maandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

De NCB's/ECB rapporteren aan de ECB een serie maandelijkse aanpassingsreeksen van pro-memorieposten met verwijzing naar die reeksen van standen van overige MFI's en NCB/ECB die gedefinieerd zijn als pro-memorieposten van "hoge prioriteit". Ze zijn in detail beschreven in bijlage X. Aanpassingsgegevens dienen altijd te worden gerapporteerd wanneer corresponderende standengegevens van toepassing en/of beschikbaar zijn, en wanneer ze worden opgenomen in de reguliere gegevenstransmissie aan de ECB.

6. Rapportage van gegevens

Alle statistische rapportages bevatten de gegevens zoals gespecificeerd in de betreffende tabellen opgenomen in Verordening ECB/2001/13 of in dit richtsnoer ongeacht of het onderliggende verschijnsel daadwerkelijk bestaat, met uitzondering van reeksen pro-memorieposten. Dit betekent dat, indien een tijdreeks niet van toepassing is, deze toch wordt gerapporteerd (in alle gegevensoverdrachten) met de waarde ("-") voor ontbrekende gegevens, zoals beschreven in paragraaf 4. Bijvoorbeeld, in de rapportage van "chartale geldomloop" voor "overige MFI's" moeten numerieke waarden worden verstrekt of "-", al naargelang van toepassing. De enige uitzondering is indien een hele sector ontbreekt in welk geval geen gegevens voor deze sector hoeven te worden verschaft (bijv. reeksen betreffende centrale overheid).

6.1. Uiterste inzendtermijnen

De rapportage van gegevens volgens Verordening ECB/2001/13 begint met de maandgegevens voor januari 2003.

Uiterlijk aan het einde van de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, rapporteren de NCB's de maandelijkse balansgegevens betreffende standen en aanpassingen van de sectoren overige MFI's en NCB's/ECB, afzonderlijk vastgesteld, aan de ECB. Kwartaalstatistieken worden door de NCB's uiterlijk aan het einde van de 28ste werkdag volgend op het einde van de maand waarop ze betrekking hebben, bij de ECB ingediend.

a) Overgangsbepalingen

Volgens de overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening ECB/2001/13, zoals gegeven in bijlage V bij die verordening, mag de rapportage van de nieuwe maandelijkse statistische vereisten inzake standen- en aanpassingsgegevens (afschrijvingen/afwaarderingen en prijsherwaarderingen) aan de ECB met een extra maand worden uitgesteld vanaf het einde van de 15e werkdag volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben. Deze overgangsbepalingen gelden voor een overgangsperiode van twaalf maanden. Opgemerkt wordt dat deze bepaling niet van toepassing is op de actiefpost "aandelen/participaties in geldmarktfondsen".

Gedurende de overgangsperiode dienen NCB's gegevens (gebaseerd op ramingen of op voorlopige cijfers) betreffende de maandelijkse reeksen van herwaarderingsaanpassingen die voorheen werden bestreken door Richtsnoer ECB/2002/5 en derhalve maandelijks met dezelfde tijdigheid werden gerapporteerd als standengegevens, met dezelfde tijdigheid door te geven als de corresponderende reeksen van standen. De reeksen worden vervolgens in de eropvolgende maandelijkse gegevenstransmissie herzien met de actuele gegevens die op grond van de overgangsbepalingen worden verzonden.

Met ingang van de gegevenstransmissie van februari 2004, die betrekking heeft op de gegevens van januari 2004, worden de nieuwe maandelijkse statistische vereisten betreffende standen- en aanpassingsgegevens, die door Verordening ECB/2001/13 zijn ingevoerd, uiterlijk aan het einde van de 15e werkdag volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, aan de ECB gerapporteerd.

6.2. Historische gegevens

Verordening ECB/2001/13 maakt geen melding van het verschaffen van historische gegevens voor de nieuwe maandelijkse en driemaandelijkse reeksen die met ingang van de gegevens van januari 2003 worden gerapporteerd.

Reeksen van standen - Wat betreft de nieuwe maandelijkse en driemaandelijkse reeksen van standen is de rapportage van historische gegevens afhankelijk van de beschikbaarheid van feitelijke gegevens of beste ramingen.

Aanpassingsreeksen - Volgens bijlage V van Richtsnoer ECB/2002/5 en met verwijzing naar Verordening ECB/1998/16 werden met ingang van de gegevens voor juli 1998 historische gegevens voor maandelijkse aanpassingsreeksen verschaft, met beste ramingen teruggaande tot oktober 1997 en beschikbare historische gegevens vanaf het begin van de jaren tachtig om consistentie te verzekeren met de rapportage van standengegevens. Wat betreft de driemaandelijkse aanpassingsreeksen zouden historische gegevens betreffende herindelingsaanpassingen gemakkelijk volgens dezelfde opzet kunnen worden geleverd als de maandelijkse aanpassingsreeksen, maar Richtsnoer ECB/2002/5 onderkent de moeilijkheid om historische gegevens te verschaffen betreffende afschrijvingen/afwaarderingen en herwaarderingsaanpassingen, die derhalve alleen gerapporteerd worden als ze beschikbaar zijn. De rapportage van historische gegevens voor de nieuwe maandelijkse aanpassingsreeksen, die voorheen op kwartaalbasis werden gerapporteerd, is volgens deze lijnen vastgelegd.

Idealiter worden derhalve historische gegevens gerapporteerd die teruggaan tot september 1997. Tabel 4 laat de situatie zien met betrekking tot de nieuwe maandelijkse en driemaandelijkse vereisten die door de verordening en dit richtsnoer zijn voorzien, samen met een aanduiding van de tijdspanne voor de rapportage van historische gegevens wanneer die beschikbaar zijn.

Bijzonderheden betreffende de samenstelling van stroomstatistieken en betreffende de afleiding van nieuwe maandelijkse en driemaandelijkse aanpassingsgegevens worden in bijlage X gerapporteerd.

TABEL 4

Nieuwe maandelijkse en driemaandelijkse reeksen: rapportage van gegevens vóór januari 2003

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.3. Specifieke kwesties betreffende de rapportage van gegevens

a) Wijziging van definitie

Zoals gesteld in Verordening ECB/2001/13 wordt de aparte balanscategorie "geldmarktpapier" geschrapt en samengevoegd met de gegevenscategorie "uitgegeven schuldbewijzen" aan de passiefzijde van de MFI-balans. Instrumenten die in deze categorie worden ingedeeld, worden onder "uitgegeven schuldbewijzen" opgenomen en toegerekend volgens hun oorspronkelijke looptijd. Een overeenkomstige herindeling is ook uitgevoerd aan de actiefzijde van de MFI-balans. Als gevolg van deze herindeling is de beschrijving van de codewaarden van de balanspostcategorieën van "uitgegeven schuldbewijzen" en "effecten met uitzondering van aandelen" uit de codelijst CL_BS_ITEM herzien en daarin ook de post "geldmarktpapier" opgenomen. De wijziging in de definitie van de twee codewaarden "L40" en "A30" uit de codelijst CL_BS_ITEM vindt plaats in februari 2003, omdat de rapportage van de twee posten tezamen pas begint met de gegevens vanaf januari 2003.

Meer gedetailleerde instructies voor de rapportage van de nieuwe balanspost "uitgegeven schuldbewijzen en geldmarktpapier" en "effecten met uitzondering van aandelen en geldmarktpapier" worden gegeven in tabel 5. De eerste kolom geeft de codewaarde aan voor de betreffende balanspost, de tweede kolom geeft de beschrijving van de balanspost. De derde en vierde kolom geven de geldigheid van de codewaarden aan met een beschrijving ervan. Bijvoorbeeld, voor de codewaarde "A30" is de definitie van "effecten met uitzondering van aandelen" geldig tot januari 2003 (betreffende de gegevens van december 2002), terwijl vanaf februari 2003 voor gegevens betreffende januari 2003 de correcte definitie is "effecten met uitzondering van aandelen (met inbegrip van geldmarktpapier)". Tenslotte geeft de laatste kolom de specifieke rapportage-instructies voor elk van de gepresenteerde reeksen.

TABEL 5

Balansposten - wijziging in definitie: implementatie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Van kwartaalrapportage naar maandrapportage

Een van de door Verordening ECB/2001/13 ingevoerde wijzigingen betreft de rapportage op maandbasis van sommige balanspostreeksen die voorheen conform Verordening ECB/1998/16 op kwartaalbasis werden gerapporteerd. In tabel 6 worden enkele aanvullende instructies gegeven voor de reeksen waarvoor een wijziging is opgetreden in de rapportagefrequentie.

Historische gegevens en herzieningen voor perioden voorafgaande aan januari 2003 dienen altijd te worden gerapporteerd in de vorm van maandelijkse reeksen. De herzieningen betreffende de driemaandelijkse reeksen dienen als maandelijkse gegevens te worden toegezonden met verwijzing naar de laatste maand van het kwartaal waarop ze betrekking hebben, met behulp van de reekscodes voor maandelijkse reeksen. Historische gegevens van vóór januari 2003 worden op vrijwillige basis gerapporteerd wanneer ze beschikbaar zijn, en waar nodig met behulp van de eigenschappen waarnemingsstatus en commentaar waarneming gemarkeerd(22). Historische resultaten die het resultaat zijn van ramingen gebaseerd op een deelgroep van rapporterende instellingen of een deelgroep van instrumenten en/of tegenpartijen kunnen als ramingen en op de juiste manier gemarkeerd worden verzonden. In dit geval dient met de eerste gegevenstransmissie ook een beschrijving te worden verschaft van de ramingsmethoden. Indien de historische maandelijkse reeksen daarentegen alleen kunnen worden afgeleid door middel van tijdreekstechnieken, worden ze direct door het Directoraat Statistieken van de ECB afgeleid en hoeven ze niet door de NCB's te worden gerapporteerd.

TABEL 6

Balansposten - wijziging in frequentie: implementatie voor standengegevens

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.4. Waarderingsregels

Overeenkomstig de minimumnormen voor de statistische rapportageverplichtingen van de ECB, zoals neergelegd in bijlage IV bij Verordening ECB/2001/13, zijn twee algemene controlegebieden aangegeven.

De eerste controle betreft lineaire relaties, waaraan het mathematische resultaat moet voldoen en bij elke transmissie moet blijven voldoen. Bijgevolg moet aan alle lineaire restricties tussen de balansposten worden voldaan (balansen moeten in evenwicht zijn, subtotalen moeten optellen tot totalen en dienen de waarde van de totale reeks niet te overschrijden). Wanneer de gegevens niet voldoen aan een of meerdere opgelegde vergelijkingen, zal NCB's worden gevraagd een controle uit te voeren en hun gegevens te herzien. De ECB onderhoudt en verspreidt tabellen aan de NCB's met de vergelijkingen die gebruikt worden voor de controle van de lineariteit.

Het tweede controlegebied richt zich op kwaliteitscontroles, die ertoe kunnen leiden dat verder onderzoek door NCB's is vereist. Met name kunnen voor elke balanspost de absolute en de procentuele(23) veranderingen in tussentijdse waarden uitschieters of breuken in de tijdreeksen aan het licht brengen, aangezien ze regelmatig door de ECB worden gecontroleerd. De rapportage van nulwaarden, negatieve waarden en ontbrekende waarden wordt ook regelmatig gecontroleerd. NCB's kan worden gevraagd schriftelijk uitleg te geven over de bevindingen van de kwaliteitscontroles.

De twee controles worden door de ECB uitgevoerd als onderdeel van de reguliere procedures voor de ontvangst van gegevens.

7. Herzieningsbeleid

Het is mogelijk dat NCB's de gegevens betreffende de voorgaande referentiemaand moeten herzien (gewone herzieningen). Daarnaast kunnen ook herzieningen voorkomen die het gevolg zijn van bijv. fouten, herindelingen, verbeterde rapportageprocedures etc. en betrekking hebben op gegevens van vóór de voorgaande referentiemaand (bijzondere herzieningen)(24).

De Money and Banking Statistics Compilation Guide(25) stelt de beginselen vast waaraan het herzieningsbeleid dient te voldoen. Met name:

a) dienen NCB's de gegevens van de periode voorafgaande aan de voorgaande referentiemaand niet systematisch te herzien. Mochten dergelijke herzieningen echter toch plaatsvinden, dan worden ze aangeduid als bijzondere herzieningen en verlangt de ECB uitleg;

b) moet in het algemeen van belangrijke herzieningen die niet het gevolg zijn van extrapolatie of van kleine routinematige herzieningen, aan de ECB uitleg worden verschaft via een toelichting;

c) moeten NCB's bij het doorgeven van herziene gegevens rekening houden met de vastgestelde uiterste inzendtermijnen van de reguliere rapportage om niet in conflict te komen met de reguliere productieperiode. Bijzondere herzieningen dienen uitsluitend buiten de reguliere productiecyclus om te worden doorgegeven;

d) zullen bijzondere herzieningen in het algemeen alleen worden geaccepteerd indien ze vergezeld gaan van een bevredigende verklaring.

Naast het bovenstaande wordt aanbevolen bijzondere herzieningen van de maandelijkse gegevens tegelijk met de kwartaalrapportage door te geven met het oog op de noodzaak om een goed evenwicht te verzekeren tussen de kwaliteit van monetaire statistieken en de stabiliteit ervan en om de consistentie te vergroten tussen de maandelijkse en de driemaandelijkse rapportages.

Opgemerkt moet worden dat wanneer bijzondere en gewone herzieningen en updates in hetzelfde gegevensbestand worden gerapporteerd, alle gegevens tegelijkertijd worden verwerkt. Indien bijzondere herzieningen daarentegen apart worden gerapporteerd gedurende de productieperiode nadat updates en gewone herzieningen zijn doorgegeven, kan de ECB besluiten het verwerken en opslaan van deze gegevens uit te stellen tot na de productieperiode. In feite, ofschoon de ECB technisch in staat is gegevensbestanden (met bijzondere/gewone herzieningen en/of updates) te verwerken zodra ze bij haar binnenkomen, kunnen bijzondere herzieningen die gedurende de productieperiode binnenkomen, de reguliere gegevensverwerking belemmeren en op die manier het hele productieproces van aggregaten van het eurogebied vertragen. Echter, indien binnenkomende bijzondere herzieningen de significantie van de gegevens op het niveau van het eurogebied zouden kunnen verbeteren, of belangrijke fouten zouden kunnen herstellen, kunnen deze herzieningen ook tijdens de productieperiode worden geaccepteerd.

8. Terugzenden van informatie aan nationale centrale banken

De ECB onderhoudt en verspreidt tabellen aan de NCB's die de statistische reeksen beschrijven die aan de NCB's zullen worden teruggestuurd.

(1) De eigen balanspoststatistieken van de ECB zijn ook een element in het consolidatieproces.

(2) Het Directoraat Interne Financiën van de ECB rapporteert haar eigen balans eveneens aan het Directoraat Statistieken van de ECB met inachtneming van deze instructies.

(3) De namen van de tijdreeksen (reekscodes) worden gevormd door de concrete dimensiewaarden achter elkaar te plaatsen.

(4) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(5) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(6) Met ingang van de rapportage van de gegevens van januari 2003, is de voor de rapportage van de ECB-balans te gebruiken codewaarde gelijk aan "N" net als voor de balans van NCB's.

(7) In de huidige versie van de sleutelgroep balansposten voor de transmissie en verspreiding van balanspoststatistieken wordt de codewaarde "U" gebruikt voor de MFI-sector met inbegrip van de ECB, en de waarde "M" voor de MFI-sector zonder de ECB. Met ingang van de rapportage van de gegevens van januari 2003 zal de codewaarde "U" worden geschrapt en de codewaarde "M" opnieuw gedefinieerd als de MFI-sector (met inbegrip van de ECB).

(8) De rapportage van wisselkoerscorrecties geldt alleen voor de ECB.

(9) PB L 356 van 30.12.1998, blz. 7.

(10) PB L 229 van 9.9.2000, blz.34.

(11) Eigenschappen zijn statistische begrippen die gebruikers aanvullende gecodeerde informatie (bv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. Eigenschappen die een waarde moeten krijgen, opdat de corresponderende waarnemingen waarop ze betrekking hebben, zinvol kunnen worden geacht, zijn "verplicht". De eigenschappen die alleen een waarde krijgen indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. id's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. breuken) zijn "voorwaardelijk", en mogen lege waarden aannemen. De waarden van eigenschappen hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer ze voor de eerste keer worden ingesteld of wanneer ze worden gewijzigd. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(12) De eigenschap AGG_EQUN wordt niet gebruikt voor de sleutelgroep ECB_BSI1 en zal bij de volgende update uit de structuurdefinitie van de sleutelgroep worden verwijderd.

(13) Indien de NCB een eigenschap wenst te herzien, moet tegelijkertijd de respectieve waarneming (of waarnemingen) opnieuw worden doorgegeven. Indien eigenschappen van waarnemingen worden herzien, worden de bestaande waarden vervangen door de standaardwaarden tenzij de NCB de betreffende waarde van de eigenschap verstrekt.

(14) De waarnemingsstatus "M" wordt altijd samen met de waarde "-" voor de waarneming toegezonden. Zie paragraaf 4 voor verdere informatie.

(15) De waarnemingsstatus "L" wordt altijd samen met de waarde "-" voor de waarneming toegezonden. Zie paragraaf 4 voor verdere informatie.

(16) De waarnemingsstatus "E" dient te worden gebruikt voor alle waarnemingen of perioden van gegevens die het resultaat zijn van ramingen en niet als normale waarden kunnen worden beschouwd.

(17) Indien bij de transmissie van een herziening (van een eigenschap of van de waarde van een waarneming) de waarnemingsstatus niet samen met de waarde van de waarneming wordt doorgegeven, zal worden aangenomen dat de waarde "A" van toepassing is op niet-ontbrekende waarnemingen en de waarde "M" op ontbrekende waarnemingen.

(18) PB L 220 van 15.8.2002, blz. 67.

(19) Indien een NCB om technische redenen de codewaarde "L" niet kan gebruiken, moet ze de betreffende lijst reeksen schriftelijk aan de ECB mededelen.

(20) Volgens Verordening ECB/2001/18 van 20 december 2002 met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen, PB L 10 van 12.1.2002, blz. 24.

(21) In het geval van de ECB-balans, worden de reeksen van wisselkoerscorrecties door het Directoraat Interne Financiën van de ECB verschaft overeenkomstig bijlage X.

(22) Waarden die het resultaat zijn van een raming dienen met de waarde "E" voor de eigenschap waarnemingsstatus (OBS_STATUS) te worden verstuurd en met als waarnemingscommentaar (OBS_COM) een beschrijving van de bijzonderheden van de ramingsprocedure.

(23) Niet toe te passen op posten die nul aanduiden. Hiervoor geldt het verschil.

(24) Gedefinieerd als herzieningen van waarden die betrekking hebben op een periode vóór de maand voorafgaande aan de actuele referentiemaand.

(25) Europees Monetair Instituut, Money and Banking Statistics Compilation Guide - Guidance provided to NCBs for the compilation of money and banking statistics for submission to the ECB, april 1998.

BIJLAGE XIV

EXTRAPOLATIEPROCEDURES

De "cutting-off-the-tail"-procedure

1. Volgens Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2), bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen voor de samenstelling van monetaire en bancaire statistieken voor het eurogebied uit de volledige populatie van de monetaire financiële instellingen (MFI's). Bovendien bepaalt artikel 2, lid 2 van de verordening: "nationale centrale banken kunnen kleine MFI's een vrijstelling verlenen, mits de MFI's die bijdragen aan de opstelling van de maandelijkse geconsolideerde balans ten minste 95 % uitmaken van de totale MFI-balans in termen van standen in elke deelnemende lidstaat. De NCB's controleren op tijd of aan deze voorwaarde wordt voldaan, teneinde met ingang van het begin van elk jaar een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken". Bijgevolg moet de geaggregeerde balans van de MFI's waarvoor volledige rapportageverplichtingen gelden ten behoeve van monetaire en bancaire statistieken van het eurogebied, tenminste 95 % uitmaken van de totale geaggregeerde balans van de MFI-sector als geheel in elke lidstaat.

2. Nationale centrale banken die besluiten kleine MFI's te ontslaan van de verplichting tot volledige rapportage, verzamelen tenminste jaarlijkse gegevens betreffende de totale balans zodat ze kunnen nagaan of die MFI's nog steeds voldoen aan het genoemde criterium in artikel 2, lid 2. Het balanstotaal wordt op brutobasis berekend. De verwachting is dat inconsistenties binnen de Europese Unie in de definitie van het balanstotaal, veroorzaakt door verschillen in boekhoudkundige beginselen, niet significant zijn en bovendien mettertijd kleiner zullen worden.

Extrapolatie voor niet-volledig rapporterende MFI's

3. Met het oog op de kwaliteit van de MFI-balansstatistieken van het eurogebied extrapoleren NCB's tot een dekking van 100 % voor de niet-volledig rapporterende MFI's bij het samenstellen van de maandelijkse en driemaandelijkse aan de Europese Centrale Bank te rapporteren balansgegevens.

Minimumnormen voor extrapolatie

4. De NCB's zijn vrij in de keuze van de extrapolatieprocedure tot een dekking van 100 %, mits voldaan wordt aan de volgende minimumnormen:

- Indien uitsplitsingen van gegevens ontbreken (d.w.z. individuele posten van de balans die niet gerapporteerd worden door kleine MFI's), worden ramingen gemaakt door ratio's toe te passen die gebaseerd zijn op de volledige populatie van informatieplichtigen of op een deelgroep die beschouwd wordt meer representatief te zijn voor de instellingen die bij de zogenoemde "cutting-off-the-tail"-procedure betrokken zijn.

Indien de uitsplitsingen van de gegevens wel beschikbaar zijn, maar pas na een langere periode of op minder frequente basis, worden de gerapporteerde gegevens gekopieerd naar de ontbrekende periode(s) wanneer gebleken is dat de resultaten deugdelijk zijn; of worden geëigende statistische technieken toegepast indien dat nodig blijkt vanwege een bepaalde groeitrend of de ontwikkeling van seizoensafhankelijke patronen (d.w.z. indien deze verschijnselen anders zouden resulteren in het opnemen van nieuwe waarnemingen die aanleiding geven tot een belangrijke opwaartse of neerwaartse herziening in de tijdreeksen).

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

BIJLAGE XV

STATISTIEKEN BETREFFENDE DE RESERVEBASIS

Specificatie van gegevens

Maandelijkse statistieken betreffende de geaggregeerde reservebasis, uitgesplitst naar soort passiva, worden berekend als de standen per de laatste dag van de maand overeenkomstig de categorieën uiteengezet in Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2). Deze statistieken worden afgeleid van de gegevens die reserveplichtige kredietinstellingen indienen bij nationale centrale banken (NCB's).

Daartoe rapporteren de NCB's maandelijks de volgende gegevens aan de Europese Centrale Bank (ECB), die de kredietinstellingen aan hen rapporteren in het kader van het stelsel van minimumreserves van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Passiva jegens overige kredietinstellingen die vallen onder de door het ESCB ingestelde reserveverplichtingen, jegens de ECB en de NCB's van de deelnemende lidstaten, worden niet opgenomen in de reservebasis. Indien een kredietinstelling het bedrag van door haar uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot twee jaar aangehouden door de bovengenoemde instellingen niet kan aantonen, mag de kredietinstelling een door de ECB vastgesteld forfaitair bedrag aftrekken van het bedrag dat aan deze passiva uitstaat.

Wat betreft de beperkte (driemaandelijkse) rapportage van de reservebasis van kleine kredietinstellingen, worden de meest recente gegevens per einde van het kwartaal driemaal gebruikt in de maandelijkse gegevens die door de NCB's aan de ECB worden verstrekt.

De statistische vereisten betreffen de gegevens die door de kredietinstellingen aan NCB's worden doorgegeven in het kader van de minimumreserveverplichtingen van het ESCB.

De posten verwijzen naar de bedragen die de kredietinstellingen aan de NCB's hebben gerapporteerd en die zijn gebruikt in de berekening van de reservebasis van elke instelling.

a) Passiva waarop een positieve reservecoëfficiënt wordt toegepast

a.1) Deposito's (girale deposito's, deposito's met een vaste looptijd tot twee jaar, deposito's met een opzegtermijn tot twee jaar);

a.2) schuldbewijzen met een vaste looptijd tot twee jaar.

De aan de ECB gerapporteerde gegevens betreffende door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen a.2) komen overeen met het werkelijke bedrag dat in de reservebasis is opgenomen en door de kredietinstellingen aan de NCB's is gerapporteerd. Gegevens betreffende schuldbewijzen a.2) omvatten derhalve:

- het bedrag aan schuldbewijzen met een vaste looptijd tot twee jaar uitgegeven door kredietinstellingen, waarop een door de ECB vastgesteld forfaitair bedrag in mindering is gebracht, in het geval dat de kredietinstellingen geen bewijs hebben geleverd van het houderschap met betrekking tot eigen waardepapieren, waarop derhalve de macroratio is toegepast, of

- het bedrag aan schuldbewijzen met een vaste looptijd tot twee jaar uitgegeven door de kredietinstellingen, na aftrek van het werkelijke bedrag van het bezit van de kredietinstellingen (en het ESCB) aan schuldbewijzen met een vaste looptijd tot twee jaar, in het geval dat de kredietinstellingen hiervan bewijs hebben geleverd.

b) Passiva waarop een reservecoëfficiënt nul wordt toegepast

b.1) deposito's (deposito's met een vaste looptijd van meer dan twee jaar, deposito's met een opzegtermijn van meer dan twee jaar);

b.2) repo-overeenkomsten;

b.3) schuldbewijzen met een vaste looptijd van meer dan twee jaar.

De bedragen die gerapporteerd worden voor "schuldbewijzen met een vaste looptijd van meer dan twee jaar", omvatten ook de bedragen aan schuldbewijzen die aangehouden worden door overige reserveplichtige kredietinstellingen, door de ECB of door NCB's van de deelnemende lidstaten.

c) Vaste aftrek toegepast door reserveplichtige kredietinstellingen

Codering

Ten behoeve van de transmissie aan de ECB van statistieken betreffende de reservebasis zijn bepaalde codes vastgesteld en toegevoegd aan de in bijlage XIII beschreven codes.

a) Voor de rapporterende sector wordt de code "R" uit de codelijst CL_BS_REP_SECTOR gebruikt om de reserveplichtige kredietinstellingen aan te duiden(3).

b) De betreffende tegenpartijsector omvat alle "overige MFI's" die geen reserveplichtige kredietinstellingen zijn(4), alle "niet-MFI's" (overheid en overige ingezeten sectoren) en de rest van de wereld. Code "3000" uit de codelijst CL_BS_COUNT_SECTOR wordt gebruikt om deze tegenpartijsector van de balans aan te geven.

c) Een geografische uitsplitsing is niet vereist voor het tegenpartijgebied. Code "A1" voor "wereld" uit de codelijst CL_COUNT_AREA wordt hier gebruikt.

d) Drie codes uit de codelijst CL_BS_ITEM zijn specifiek gedefinieerd voor de balansposten die gebruikt worden voor statistieken betreffende de reservebasis, maar niet voor balanspoststatistieken en voor de vaste aftrek. De hier gebruikte codes zijn code "L2A" voor "deposito's met vaste looptijd en deposito's met opzegtermijn", code "L2B" voor "girale deposito's, deposito's met vaste looptijd en deposito's met opzegtermijn", en code "LSA" voor de "vaste aftrek toegepast door reserveplichtige kredietinstellingen".

e) Een uitsplitsing naar valuta is niet vereist; daarom wordt de code "Z01" (alle valuta's gecombineerd) uit de code lijst CL_CURRENCY gebruikt.

f) Gegevens worden gerapporteerd in euro waarbij de code "E" uit de codelijst CL_SERIES_DENOM wordt gebruikt.

De tabellen RR/1 en RR/2 in de appendix geven aan welke reeksen gerapporteerd moeten worden voor de statistieken betreffende de reservebasis.

Reguliere rapportage van de gegevens

De statistieken betreffende de reservebasis omvatten zes tijdreeksen voor de kredietinstellingen, die betrekking hebben op de standen per de laatste dag van de maand die maandelijks uiterlijk op de zeventiende werkdag na het einde van de referentiemaand via het "E9" elektronisch netwerk aan de ECB moeten worden doorgegeven.

Kredietinstellingen die bij de zogenoemde "cutting-off-the-tail"-procedure zijn betrokken (d.w.z. die zijn vrijgesteld van volledige maandelijkse rapportage) rapporteren op kwartaalbasis een beperkte uitsplitsing aan de NCB's. Voor deze kredietinstellingen worden vereenvoudigde statistieken betreffende de reservebasis gebruikt voor de drie reserveperioden (van een maand) en de NCB's nemen gegevens voor deze kredietinstellingen op overeenkomstig hun tijdschema voor rapportage(5).

Herzieningsbeleid

De rapporterende instellingen mogen de statistieken betreffende de reservebasis en betreffende de reserveverplichtingen voor een specifieke aanhoudingsperiode alleen herzien wanneer dat geschiedt uiterlijk op de veertiende kalenderdag van de maand die volgt op de maand waarin de aanhoudingsperiode is aangevangen(6).

Herzieningen door de rapporterende instellingen van de reservebasis/reserveverplichtingen die plaatsvinden na de veertiende kalenderdag van de maand na de maand waarin de betreffende aanhoudingsperiode is aangevangen (late herzieningen), mogen geen aanleiding geven tot herzieningen in de statistieken betreffende de reservebasis en de reserveverplichtingen.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) De hier gebruikte rapporterende sector is kleiner dan de sector overige monetaire financiële instellingen (MFI's), aangezien de niet-reserveplichtige overige MFI's niet zijn opgenomen.

(4) De NCB's, de ECB en reserveplichtige kredietinstellingen worden niet opgenomen in de tegenpartijsector voor het eurogebied.

(5) De NCB's gebruiken de driemaandelijkse gegevens betreffende de reservebasis van deze kredietinstellingen voor de maandelijkse aan de ECB te rapporteren cijfers in de drie opeenvolgende gegevenstransmissies die worden uitgevoerd nadat de gegevens beschikbaar zijn gekomen.

(6) Of op de voorafgaande werkdag van de NCB indien de veertiende kalenderdag geen werkdag van de NCB is. "Werkdag van de NCB" betekent iedere dag waarop een bepaalde NCB van een deelnemende lidstaat geopend is voor het uitvoeren van monetaire beleidstransacties van het ESCB.

Appendix

TABEL RR/1

Reekscodes voor maandelijkse balanspostgegevens t.b.v. reservebasisstatistieken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL RR/2

Reekscodes voor maandelijkse balanspostgegevens t.b.v. controledoeleinden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XVI

GEGEVENS VEREIST VOOR HET BEREKENEN VAN DE MACRORATIOS VOOR HET EUROGEBIED

Specificatie van gegevens

Uit de balansen die door de individuele rapporterende monetaire financiële instellingen (MFI's) worden ingediend bij de nationale centrale banken (NCB's), kunnen de NCB's gegevens afleiden betreffende de geaggregeerde balans van reserveplichtige kredietinstellingen (Verordening ECB/2001/13 van 20 november 2001 betreffende de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2)).

Ten behoeve van de berekening van de macroratio voor het gehele eurogebied rapporteren de NCB's maandelijks de volgende statistieken per de laatste dag van de maand aan de Europese Centrale Bank (ECB):

- het uitstaande bedrag aan "schuldbewijzen met een vaste looptijd tot twee jaar" uitgegeven door kredietinstellingen,

- door kredietinstellingen aangehouden "effecten met uitzondering van aandelen met een vaste looptijd tot twee jaar" uitgegeven door binnenlandse MFI's en door andere MFI's in het eurogebied.

Voor de kredietinstellingen die bij de zogenaamde "cutting-off-the-tail"-procedure betrokken zijn (d.w.z. kleine instellingen die vrijgesteld zijn van volledige maandelijkse rapportage), worden zo nodig de in bijlage XIV beschreven extrapolatieprocedures gebruikt.

Codering

De codering voor de transmissie van de tijdreeksen aan de ECB volgt de structuur die uiteengezet is in bijlage XIII en gebruikt wordt voor de transmissie van balansgegevens. Met name worden de volgende codes gebruikt om de drie tijdreeksen aan te duiden:

a) de rapporterende sector voor de drie te rapporteren tijdreeksen is "reserveplichtige kredietinstellingen" en krijgt een code met de waarde "R" uit de codelijst CL_BS_REP_SECTOR;

b) voor "uitgegeven schuldbewijzen tot twee jaar" en "effecten met uitzondering van aandelen met een vaste looptijd tot twee jaar" wordt de waarde "L" uit de codelijst CL_BS_MATURITY_ORIG gebruikt als de code voor de uitsplitsing naar looptijd;

c) om te zorgen voor consistentie met de vastgestelde reekscodes voor de rapportage van balansposten, wordt de actiefpost afzonderlijk gerapporteerd voor binnenlandse tegenpartijgebieden en overige tegenpartijgebieden van het eurogebied. De waarden "U6" en "U5" uit de codelijst CL_COUNT_AREA worden gebruikt.

De passiefpost wordt gerapporteerd zonder onderscheid te maken in het tegenpartijgebied, en de waarde "A1" voor "wereld" wordt gebruikt;

d) een uitsplitsing naar valuta is niet vereist; daarom wordt de code "Z01" (alle valuta's gecombineerd) uit de code lijst CL_CURRENCY gebruikt;

e) gegevens worden gerapporteerd in euro waarbij de code "E" uit de codelijst CL_SERIES_DENOM wordt gebruikt.

De tabel "kredietinstellingen/macroratio" in de appendix laat de drie te rapporteren tijdreeksen zien.

Reguliere rapportage van de gegevens

De drie tijdreeksen voor de kredietinstellingen, die betrekking hebben op de standen per de laatste dag van de maand, worden maandelijks uiterlijk aan het einde van de laatste werkdag van de maand na de referentieperiode aan de ECB doorgegeven.

De reeksen moeten ook worden ingediend indien de ermee verband houdende balansposten in de lidstaat niet van toepassing zijn, teneinde een consistente verwerking van de posten in het kader van de geconsolideerde balans mogelijk te maken(3).

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) De correcte rapportage van niet van toepassing zijnde balansposten wordt in bijlage XIII uiteengezet.

Appendix

TABEL

Kredietinstellingen/macroratio

Reekscodes voor maandelijkse balansgegevens. Gegevens vereist voor de samenstelling van de macroratio

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XVII

LIJST VAN MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN

LEIDRAAD VOOR HET HERZIEN VAN RAPPORTAGES

Inleiding

1. Deze leidraad verschaft informatie over het verzamelen, controleren en verspreiden van de Lijst van monetaire financiële instellingen ("MFI's"). Op de Lijst van MFI's staan de instellingen die de nationale MFI-sectoren van de lidstaten van de Europese Unie (EU) weerspiegelen.

Ad-hocbijwerkingen van de Lijst van MFI's

2. Ad-hocbijwerkingen zijn verplicht en worden uitgevoerd telkens wanneer er wijzigingen plaatsvinden in de MFI-sector, d.w.z. wanneer een instelling toetreedt tot de MFI-sector ("toetreder") of wanneer een bestaande MFI de MFI-sector verlaat ("uittreder").

3. Ad-hocbijwerkingen zijn ook verplicht wanneer er wijzigingen plaatsvinden in eigenschappen van bestaande MFI's.

4. Om een van de volgende vier redenen kan een instelling tot de MFI-sector toetreden:

- de oprichting van een MFI als gevolg van een fusie,

- de oprichting van nieuwe juridische eenheden als gevolg van de splitsing van een bestaande MFI,

- de oprichting van een nieuwe MFI,

- een wijziging in de status van een voormalige niet-MFI, zodat het een MFI wordt.

5. Om een van de volgende vijf redenen kan een instelling de MFI-sector verlaten:

- een MFI is betrokken bij een fusie,

- een MFI wordt gekocht door een andere instelling,

- een MFI wordt in afzonderlijke juridische eenheden gesplitst,

- een wijziging in de status van een MFI, zodat het een niet-MFI wordt,

- de liquidatie van een MFI.

6. De transmissie van ad-hocbijwerkingen van de MFI-sector is verplicht, zowel ter verzekering van volledige consistentie met de in aanmerking komende tegenpartijen voor monetaire beleidstransactie (hierna aangeduid als "MPEC") als voor de maandelijkse publicatie van de Lijst van MFI's op de website van de Europese Centrale Bank (ECB).

7. Bij de rapportage van een nieuwe instelling of een te wijzigen instelling dienen alle verplichte variabelen worden ingevuld.

8. Bij de rapportage van een instelling (die geen onderdeel uitmaakt van een fusie) die de MFI-sector verlaat, dient minimaal de volgende informatie te worden gerapporteerd): het soort verzoek (d.w.z. schrappen) en de identificatiecode van de MFI (d.w.z. de "mfi_id" variabele).

Opnieuw toewijzen van MFI-identificatiecode

9. Nationale centrale banken (NCB's) dienen MFI-identificatiecodes van geschrapte MFI's niet aan nieuwe MFI's toe te wijzen.

10. In het geval dat dit onvermijdelijk is, dient de volgende procedure te worden gevolgd:

i) de bijwerking met de opnieuw toegewezen code dient via het N13 Data Exchange Systeem te worden doorgegeven. Aangezien het opnieuw toewijzen van identificatiecodes niet zal voldoen aan een geldigheidscontrole, wordt de NCB geïnformeerd door middel van een kennisgeving dat de bijwerking is geweigerd. De bij de bijwerking horende informatie wordt echter afzonderlijk opgeslagen;

ii) parallel aan de bovengenoemde transmissie, dient een verklaring van het opnieuw toewijzen van de MFI-identificatiecode via N13 Cebamail aan de ECB worden gezonden; vermeld onder onderwerp "MFI reallocation" (opnieuw toewijzen MFI). Bijzonderheden omtrent de reden van het opnieuw toewijzen, met inbegrip van het IREF-nummer van het bestand, dienen als onderdeel van de uitleg te worden doorgegeven;

iii) afhankelijk van de acceptatie van de uitleg zal de ECB de bijwerking handmatig invoeren en de NCB via Cebamail hiervan in kennis stellen;

iv) indien de uitleg niet toereikend wordt geacht, zal de bijwerking niet worden ingevoerd in het MFI-gegevensbestand; de ECB zal de NCB via Cebamail een bericht sturen met uitleg voor de weigering;

v) indien Cebamail niet beschikbaar is, dient de uitleg naar het standaard e-mailadres, dat gebruikt wordt voor met MFI's verband houdende vragen, (met vermelding "MFI reallocation" onder onderwerp) aan de ECB te worden gestuurd: mfi.hotline@ecb.int. De ECB communiceert met NCB's via e-mail betreffende procedures iii) en iv) hierboven.

Verzonden variabelen

11. De tabel hierna specificeert de variabelen die worden verzameld voor de Lijst van MFI's en of ze al dan niet verplicht zijn. Zie de paragraaf over "Geldigheidscontroles" voor verdere details over elke variabele. Opmerking: tenzij expliciet anders aangegeven, heeft de term "fusies" betrekking op binnenlandse fusieactiviteit.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Fusieverzoeken

12. In het hierna volgende worden verschillende voorbeelden gegeven van de te gebruiken variabelen voor de rapportage van zowel binnenlandse als grensoverschrijdende fusie, tussen een MFI en overige MFI'(s)/niet-MFI'(s). Er worden ook scenario's aangegeven waarbij zowel dezelfde datums als verschillende datums van toepassing voor het juridisch tot stand komen van de fusie. Opgemerkt zij dat de beneden aangegeven situaties voorbeelden zijn en geen uitputtende lijst weergeven van alle mogelijke fusiescenario's. Voorts is het beschreven resultaat voor een situatie slechts één van de vele mogelijke resultaten van dat type fusie.

13. Er dient verwezen te worden naar de "Exchange Specification for the N13 Phase II Data Exchange System" (zie de paragraaf over "Referentie" hierna), voor een toepasselijke leidraad betreffende het XML rapportagekader.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Transmissiefrequentie

14. Ad-hocbijwerkingen dienen te worden doorgegeven aan de ECB zodra de wijzigingen in de MFI-sector zich voordoen.

Transmissiemedium en bestandsformaat

15. Ad-hocbijwerkingen dienen te worden doorgegeven in XML formaat, via het N13 Data Exchange Systeem.

16. Indien het N13 Data Exchange Systeem buiten werking is, dienen bijwerkingen in XML formaat te worden verstuurd via N13 Cebamail.

17. Voor volledige bijzonderheden van het N13 Data Exchange Systeem voor de transmissie van MFI-bijwerkingen, zie het document "Exchange Specification for the N13 Phase II Data Exchange System" (zie de paragraaf "Referentie" hierna).

Geldigheidscontroles

De volgende geldigheidscontroles van de gegevens dienen te worden uitgevoerd alvorens MFI-bijwerkingen door te sturen naar de ECB. Alle door de ECB ontvangen bijwerkingen die voldoen aan de geldigheidscontroles, worden automatisch ingevoerd in het MFI-gegevensbestand.

Algemeen

i) Alle verplichte variabelen zijn ingevuld.

ii) De variabele "object_request" heeft één van vier vooraf gedefinieerde waarden:

- "mfi_req_new" (specificeert dat informatie wordt gegeven over een nieuwe MFI),

- "mfi_req_mod" (specificeert dat informatie wordt gegeven over wijzigingen van een bestaande MFI),

- "mfi_req_del" (specificeert dat informatie wordt gegeven over een te schrappen bestaande MFI),

- "mfi_req_merger" (specificeert dat informatie wordt gegeven over bij een fusie betrokken instellingen).

Identificatiecode

iii) De variabele "mfi_id" bestaat uit twee afzonderlijke delen, een "host" variabele en een "id" variabele. De combinatie van de waarden voor de twee delen dient te verzekeren dat de "mfi_id" uniek is voor die MFI. De "mfi_id" is de voornaamste reekscode voor het MFI-gegevensbestand.

iv) De waarde voor de variabele "host" voor een MFI (wanneer onderdeel van de "mfi_id") kan alleen een uit twee tekens bestaande ISO-code van een EU-land zijn.

v) Een eerder gebruikte identificatiecode mag niet aan een nieuwe MFI worden toegekend (Zie in bijzondere omstandigheden de paragraaf "Opnieuw toewijzen van MFI id" hierboven.)

vi) Gebruik, om consistentie te verzekeren, de identificatiecodes die elke maand worden gepubliceerd in de Lijst van MFI's op de website van de ECB.

vii) Bij de rapportage van een wijziging van de "mfi_id" code dient een verzoek te worden doorgegeven om eerst de bestaande MFI met de "oude" code te schrappen; er dient vervolgens een tweede verzoek te worden doorgegeven om een "nieuwe" MFI op te nemen met de nieuwe "mfi_id" code.

viii) Indien de variabele "mfi_id" niet volledig of onjuist is of ontbreekt wordt het gehele verzoek afgewezen.

Naam

ix) De volledige naam waarmee de instelling bij de NCB staat geregistreerd.

x) Neem de aanduiding voor de vennootschapsvorm op in de naam, d.w.z. Plc, Ltd, Spa, etc. De aanduiding van de vennootschapsvorm dient, waar van toepassing, voor alle namen consistent te worden gerapporteerd.

xi) De nationale tekenset dient te worden gebruikt. Griekenland dient het Romeinse alfabet te gebruiken.

xii) Kleine letters dienen te worden gebruikt om accenten te kunnen plaatsen.

xiii) Gebruik, waar van toepassing, kleine letters.

xiv) Indien de variabele "name" niet volledig of onjuist is of ontbreekt wordt het gehele verzoek afgewezen.

Adres

xv) Tenminste één van de adresvariabelen "postal_address", "postal_box" of "postal_code" dient te worden ingevuld. De vierde adresvariabele, "city", is verplicht.

xvi) Geef voor het "postal_address" straatnaam en -nummer aan van de locatie van de instelling. Gebruik nationale tekensets. Griekenland dient het Romeinse alfabet te gebruiken.

xvii) Gebruik voor "postal_box" nationale conventies voor postbussystemen. Voorafgaande aan "postal_box" nummers, die alfanumeriek kunnen zijn, mogen geen tekstreferenties betreffende de postbus worden geplaatst.

xviii) Geef voor "postal_code" de postcode van de locatie van de instelling aan. Gebruik nationale conventies van postsystemen. De "postal_code" kan alfanumeriek zijn.

xix) Indien de set "address" variabelen niet volledig of onjuist is of ontbreekt wordt het gehele verzoek afgewezen.

Stad

xx) Geef voor de variabele "city" de stad van de locatie aan. Gebruik nationale tekensets. Griekenland dient het Romeinse alfabet te gebruiken. Gebruik, waar van toepassing, kleine letters.

xxi) Indien de variabele "city" niet volledig of onjuist is of ontbreekt wordt het gehele verzoek afgewezen.

Categorie

xxii) Geef voor de variabele "category" het soort MFI aan volgens vier vooraf gedefinieerde waarden: "central bank", "credit institution", "money market fund" of "other institution". Gebruik kleine letters, behalve voor de beginletters, die hoofdletters dienen te zijn.

xxiii) Indien de variabele "category" niet volledig of onjuist is of ontbreekt wordt het gehele verzoek afgewezen.

Rapportage

xxiv) Geef voor de variabele "report" aan of voor de MFI volledige rapportageverplichtingen gelden ("true") of deel uitmaakt van de "staart" ("false"). Slecht één van deze twee vooraf gedefinieerde waarden wordt geaccepteerd.

xxv) Indien de variabele "report" niet volledig of onjuist is of ontbreekt wordt het gehele verzoek afgewezen.

Volgorde

xxvi) Geef voor de variabele "order_r" de gewenste volgorde van de Lijst van MFI's aan, indien de Engelse alfabetische volgorde niet van toepassing is. Ken elke MFI een numerieke waarde toe in aflopende volgorde.

xxvii) De variabele "order_r" is niet verplicht. Indien deze variabele onvolledig is of ontbreekt (en aan alle andere geldigheidscontroles wordt voldaan), zal het verzoek in het MFI-gegevensbestand worden ingevoerd.

Controles van buitenlandse bijkantoren

xxviii) Voor de variabele "head_of_branch" moet een waarde worden ingevuld, indien de MFI een buitenlands bijkantoor is.

xxix) Geef voor de variabele "head_of_branch" het type hoofdkantoor aan volgens één van drie vooraf gedefinieerde variabelen: "non_eu_head", "eu_non_mfi_head_" of "eu_mfi_head".

xxx) Indien voor de variabele "head_of_branch" de waarde "non_eu_head" is aangegeven (een niet in de EU ingezeten hoofdkantoor) dienen het land van vestiging (host) en de naam van het hoofdkantoor te worden gegeven.

xxxi) Indien voor de variabele "head_of_branch" de waarde "eu_non_mfi_head" is aangegeven (een in de EU ingezeten hoofdkantoor, dat geen MFI is) dienen land van vestiging (host), naam en id van het hoofdkantoor te worden gegeven. De id van de non_mfi kan zijn hetzij "OFI" (overige financiële instelling) of een uit twee tekens bestaande ISO-landencode gevolgd door een achtervoegsel dat verwijst naar de van toepassing zijnde sectorale indeling van het ESR 95(1).

xxxii) Indien de waarde van de variabele "head_of_branch" "eu_mfi_head" (een MFI) is, dienen het land van vestiging (host) en id van het hoofdkantoor te worden gegeven. Zie de Lijst van MFI's van de meest recente maand op de website van de ECB voor de meest actuele informatie over MFI-identificatiecodes.

xxxiii) Indien de waarde van de variabele "head_of_branch" "eu_mfi_head" (een MFI) is, hoeft de naam van het hoofdkantoor niet te worden gegeven. Als onderdeel van het mechanisme van geldigheidscontroles van de ECB, worden de namen van de hoofdkantoren van alle in de EU ingezeten buitenlandse bijkantoren automatisch bijgewerkt, waarbij de identificatiecode van het hoofdkantoor wordt verstrekt. Dit wordt voor het volledige MFI-gegevensbestand gedaan, telkens wanneer een MFI wordt gerapporteerd en de "name" variabele wordt gewijzigd.

xxxiv) Indien niet wordt voldaan aan een van de bovengenoemde geldigheidscontroles (xii-xvii), wordt het gehele verzoek afgewezen.

xxxv) Er zijn twee gevallen waarin inconsistente informatie betreffende het hoofdkantoor toch wordt ingevoerd in het MFI-gegevensbestand van de ECB:

- Indien voor de waarde van de variabele "head_of_branch" "eu_mfi_head" wordt gegeven, maar de id van het hoofdkantoor niet overeenkomst met de id in het MFI-gegevensbestand van de ECB, wordt het verzoek toch uitgevoerd. De naam van het hoofdkantoor wordt echter niet opgenomen in het MFI-gegevensbestand van de ECB,

- indien een verzoek tot wijziging van een MFI identificatiecode wordt verstuurd, is het mogelijk dat informatie betreffende het hoofdkantoor van in overige lidstaten ingezeten buitenlandse bijkantoren van die MFI inconsistent wordt.

xxxvi) Om de gevolgen van deze onnauwkeurigheid op te heffen stuurt de ECB verschillende keren per jaar een lijst van inconsistente hoofdkantoorinformatie ter controle aan alle of bepaalde NCB's.

Fusiecontroles

xxxvii) De variabele "mfi_req_merger" is verplicht bij de rapportage van binnenlandse of grensoverschrijdende fusies.

xxxviii) De variabele "submerger" is verplicht. Elke groep (d.w.z. twee of meer instellingen) waarvoor dezelfde "datum" geldt waarop de fusie juridisch tot stand komt, dient te worden gerapporteerd met een afzonderlijk "submerger" label.

xxxix) Wanneer de variabele "submerger" wordt gespecificeerd, dient een waarde te worden ingevuld voor de variabele "date". Invullen van de variabele "date" is verplicht.

xl) Tenminste één bij een fusie betrokken instelling dient een MFI te zijn (d.w.z. het is niet mogelijk om alleen fusies tussen niet-MFI's te rapporteren).

xli) Indien de eigenschappen van een MFI als resultaat van fusieactiviteit niet wijzigen, dient deze MFI toch als een wijziging te worden gerapporteerd (d.w.z. "mfi_req_mod"). Dit om te verzekeren dat alle bij een fusie betrokken MFI's worden gerapporteerd.

xlii) De variabele "involved_mfi" is alleen verplicht bij rapportage van grensoverschrijdende fusies (d.w.z. de "involved_mfi" bevat informatie betreffende de in een andere lidstaat ingezeten instelling).

xliii) Indien een instelling wordt gespecificeerd als een "involved_mfi", dient de variabele "mfi_ref" te worden ingevuld.

xliv) De variabele "mfi_ref" bestaat uit twee gedeelten: "mfi_id" (bestaande uit de "host" en "id" van de instelling) en "name".

xlv) Informatie betreffende een grensoverschrijdende fusie wordt niet ingevoerd in het MFI-gegevensbestand van de ECB, tenzij volledige fusieverzoeken van alle betrokken lidstaten zijn gerapporteerd en geldig verklaard.

xlvi) Indien van een instelling wordt aangegeven dat ze een "involved_non_mfi" is, dient de variabele "non_mfi_id" en "naam" te worden ingevuld.

xlvii) De "non_mfi_id" van een "involved_non_mfi" bestaat uit twee gedeelten: "host" en "id", en is vijf tekens lang. De "host" is een uit twee tekens bestaande ISO-landencode. De "id" is drie tekens lang en verwijst naar de van toepassing zijnde sectorale indeling van het ESR 95.

xlviii) Indien niet wordt voldaan aan een van de bovengenoemde geldigheidscontroles (xx - xxx), wordt het gehele verzoek afgewezen.

MFI-MPEC kruiscontrole

18. Plaats een markering voor kruiscontrole in het bestand dat via het N13 Data Exchange Systeem wordt doorgestuurd, indien een kruiscontrole moet worden uitgevoerd tussen de gegevens van de MFI- en MPEC-gegevensbestanden.

19. De kruiscontrole wordt uitgevoerd op de volledige, door de versturende NCB gerapporteerde, MFI- en MPEC-informatie (d.w.z. met inbegrip van reeds in de respectieve databases aanwezige MFI- en MPEC-informatie) en niet alleen op de informatie in het ontvangen, gemarkeerde bestand. De resultaten worden onmiddellijk teruggestuurd in de vorm van een ontvangstbevestiging. De markering voor kruiscontrole dient als volgt te worden gebruikt:

- indien MFI- en MPEC-gegevens kunnen worden gecoördineerd tussen respectieve werkeenheden, dient alleen het tweede bestand dat voor het corresponderende MFI- of MPEC-verzoek wordt doorgegeven, voor kruiscontrole te worden gemarkeerd,

- indien coördinatie niet haalbaar is, dient een extra bericht met alleen de identificatie voor kruiscontrole aan het einde van de dag te worden doorgegeven. Dit bericht kan door één of beide MFI-MPEC werkeenheden worden verstuurd,

- indien niet onmiddellijk een kruiscontrole is vereist voor MFI-MPEC consistentie, dient het bestand niet gemarkeerd te worden,

- indien de controle later op de dag moet worden uitgevoerd, dienen de gegevens zonder de markering voor kruiscontrole te worden verstuurd. Vervolgens dient later een leeg bestand met de markering voor kruiscontrole te worden verstuurd. In dit geval wordt de kruiscontrole onmiddellijk uitgevoerd, aangezien er in het lege bestand geen gegevens te controleren zijn,

- de ontvangstbevestiging bevat alleen het resultaat van de kruiscontrole tussen de MFI- en de MPEC-gegevens van de afzender.

20. Een MFI-MPEC kruiscontrole geeft alleen een waarschuwing. Indien de kruiscontrole negatief is, wordt het verzoek toch in het MFI-gegevensbestand van de ECB uitgevoerd. Inconsistente MFI-MPEC registraties worden aan het einde van de maand echter niet op de website van de ECB gepubliceerd.

Foutenbehandeling

21. Na ontvangst van een bestand met bijwerkingen van MFI's wordt onmiddellijk een ontvangstbevestiging teruggestuurd naar de afzender. De ontvangstbevestiging kan twee vormen hebben:

i) kennisgeving van verwerking: deze bevat summiere informatie van de MFI-bijwerkingen die succesvol zijn verwerkt en ingevoerd in het MFI-gegevensbestand;

ii) foutmelding: deze bevat gedetailleerde informatie betreffende de MFI -bijwerkingen en de geldigheidscontroles die negatief waren. Zie de paragraaf over "Geldigheidscontroles" hierboven voor specifieke informatie of een negatieve geldigheidscontrole zou resulteren in afwijzing van het gehele verzoek, of dat het verzoek zou zijn uitgevoerd met toevoeging van een waarschuwing.

22. Na ontvangst van een foutmelding dient onmiddellijk actie te worden ondernomen voor het verzenden van gecorrigeerde informatie. Indien correcte informatie afhankelijk is van door andere lidstaten in de loop van de laatste maand verzonden bijwerkingen (d.w.z. niet beschikbaar is op de website van de ECB), neem dan contact op met de ECB via N13 Cebamail, met specifieke bijzonderheden betreffende de vereiste informatie.

Jaarlijkse kwaliteitscontrole

23. Het doel van deze verplichte jaarlijkse exercitie is een extensieve controle door de ECB van de bestaande Lijst van MFI's, met bijzondere aandacht voor de controle van buitenlandse bijkantoren.

24. De timing van de exercitie beoogt te verzekeren dat de publicatie aan het einde van het jaar van bijgewerkte informatie betreffende de MFI-sector op de website van de ECB, en de eropvolgende gedrukte publicatie, zo nauwkeurig en actueel mogelijk is.

25. De NCB's dienen de aanwijzingen in de appendices op te volgen om het gestandaardiseerde proces van bijwerking tijdig en nauwkeurig uit te voeren en te garanderen dat de informatie zowel op het niveau van de NCB's als van de ECB volledig en efficiënt wordt verwerkt.

Algemene procedures

i) Aan elke NCB wordt één enkel Excel-bestand gezonden, bestaande uit vier werkbladen (Rapporten 1-4) waaronder één blanco sjabloon. Deze worden via Cebamail door de ECB verstuurd en zo dicht mogelijk bij het einde van de laatste werkdag van oktober gedateerd (tijdlabel "T").

ii) "T" verwijst naar werkdagen.

iii) De rapporten en de uit te voeren controles worden beneden gespecificeerd.

Rapport 1: De nationale Lijst van MFI's

Dit is een landspecifieke (nationale) lijst van MFI's, zoals opgenomen in de database van de ECB, die NCB's dienen te vergelijken met hun eigen nationale lijst van MFI's.

- Elke juist aangegeven instelling in dit rapport dient in de kolom "Comments" te worden afgevinkt.

- Indien er verschillen tussen de twee lijsten bestaan, dienen die, waar nodig, vermeld te worden in de kolom "Comments". Geef exact aan wat het verschil is, d.w.z. welke wijziging nodig is (welke eigenschap wordt gewijzigd en wat de waarde dient te zijn), of welke registratie dient te worden geschrapt (geef aan waarom), etc. Geef ook aan of u voor deze registratie een correctie zult versturen of hebt verstuurd via het N13 Data Exchange Systeem en vermeld het IREF-nummer in de kolom "IREF".

- Indien een registratie ontbreekt, dienen alle te registreren bijzonderheden aan Rapport 1 te worden toegevoegd (d.w.z. als een aanvullende registratie). Geef in de kolom "Comments" aan dat het een "new record" betreft (geef aan waarom). Geef ook aan of u een correctie voor deze registratie zult versturen of hebt verstuurd via het N13 Data Exchange Systeem en vermeld het IREF-nummer in de kolom "IREF".

Rapport 2: Een lijst van buitenlandse ingezeten bijkantoren in het land van de specifieke NCB

NCB's dienen te verzekeren dat de informatie betreffende buitenlandse bijkantoren van ingezeten MFI's in hun eigen land volledig, nauwkeurig en actueel is.

- Elke juist aangegeven instelling in dit rapport dient in de kolom "Comments" te worden afgevinkt.

- Indien er wijzigingen zijn, dienen die, waar nodig, vermeld te worden in de kolom "Comments". Geef exact aan wat het verschil is, d.w.z. welke wijziging nodig is (welke eigenschap wordt gewijzigd en wat de waarde dient te zijn), of welke registratie dient te worden geschrapt (geef aan waarom), etc. Geef ook aan of u voor deze registratie een correctie zult versturen of hebt verstuurd via het N13 Data Exchange Systeem en vermeld het IREF-nummer in de kolom "IREF".

- Indien een buitenlands bijkantoor ontbreekt, dienen alle te registreren bijzonderheden aan Rapport 2 te worden toegevoegd (d.w.z. als een aanvullende registratie). Geef in de kolom "Comments" aan dat het een "new record" betreft (geef aan waarom). Geef ook aan of u een correctie voor deze registratie zult versturen of hebt verstuurd via het N13 Data Exchange Systeem en vermeld het IREF-nummer in de kolom "IREF".

Rapport 3: Een lijst van buitenlandse bijkantoren, waarvan het hoofdkantoor door andere NCB's is gerapporteerd als ingezetene van het land van de specifieke NCB

Dit is bedoeld als kruiscontrole van de MFI-sector voorzover het registratie van buitenlandse bijkantoren van MFI's betreft. NCB's dienen te controleren dat al hun buitenlandse bijkantoren in andere EU-landen door andere NCB's zijn gerapporteerd.

- Elke juist aangegeven instelling in dit rapport dient in de kolom "Comments" te worden afgevinkt.

- Indien er wijzigingen zijn, dienen die, waar nodig, vermeld te worden in de kolom "Comments". Geef exact aan wat het verschil is, d.w.z. welke wijziging nodig is (welke eigenschap wordt gewijzigd en wat de waarde dient te zijn), of de registratie dient te worden geschrapt (geef aan waarom), etc.

- Indien een buitenlands bijkantoor ontbreekt, dienen alle te registreren bijzonderheden aan Rapport 3 te worden toegevoegd (d.w.z. als een aanvullende registratie). Geef in de kolom "Comments" aan dat het een "new record" betreft (geef aan waarom).

Rapport 4: Sjabloon voor omslagpagina's

Dit is een blanco sjabloon, waarin elke NCB dient aan te geven hoeveel omslagpagina's ze nodig heeft voor de gedrukte publicatie van de Lijst van MFI's, uit te brengen in het eerste kwartaal van het volgende jaar.

iv) De NCB's hebben negen werkdagen ("T + 9") om de rapporten te checken en de nauwkeurigheid van de gegevens te bevestigen. Voltooide rapporten worden aan de ECB doorgegeven via N13 Cebamail waarbij wordt aangegeven of de gegevens correct zijn of niet (zoals boven beschreven).

v) Indien gegevens niet correct zijn, dienen NCB's tegelijkertijd correcties te maken en binnen deze negen werkdagen ("T = 9") via het N13 Data Exchange Systeem bijgewerkte gegevens door te geven aan de ECB. In de aan de ECB teruggestuurde rapporten dient in alle gevallen het IREF-nummer van de gecorrigeerde gegeven te worden vermeld. Opmerking: NCB's kunnen op de gewone manier doorgaan met het sturen van ad-hocbijwerkingen, die geen verband houden met de jaarlijkse kwaliteitscontrole, via het N13 Data Exchange Systeem.

vi) Na ontvangst van de gecorrigeerde gegevens wordt aan de NCB's automatische hetzij een kennisgeving van verwerking of een foutmelding doorgegeven, via het N13 Data Exchange Systeem (tijdens "T + 9"). Indien een foutmelding wordt ontvangen, dienen NCB's onmiddellijk correcties te verschaffen.

vii) De ECB besteedt twee werkdagen ("T + 11") voor het controleren van alle inkomende rapporten en correcties. Zoals boven aangegeven, dienen NCB's bij het versturen van correcties het IREF-nummer in de teruggestuurde rapporten te vermelden.

viii) Met NCB's wordt voorts via Cebamail contact opgenomen betreffende onopgeloste kwesties ("T + 12").

ix) NCB's hebben twee werkdagen om verdere correcties of uitleg te verschaffen in het geval van onopgeloste kwesties ("T + 14").

x) De ECB stuurt via Cebamail een eindrapport over de status-quo betreffende de MFI-sector aan NCB's ("T + 15"). Tevens wordt een samenvatting van de resultaten van de jaarlijkse kwaliteitscontrole verschaft.

xi) Alle resterende onopgeloste kwesties worden besproken tijdens het eerstvolgende overleg van de Werkgroep bancaire statistieken.

Samenvattingstabel

xii) De hiernavolgende tabel geeft een samenvatting van de datums, taken, transmissiemedia en verantwoordelijke organisaties voor de jaarlijkse kwaliteitscontrole van de Lijst van MFI's.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noodprocedures

xiii) In de volgende gevallen treden noodprocedures in werking:

voor MFI-sector rapporten

- indien het Cebamail systeem niet beschikbaar is voor het doorgeven van de MFI-sector rapporten, stuurt de ECB deze (in Excel-formaat) via e-mail. De NCB's dienen de voltooide rapporten ook via e-mail(2) aan de ECB terug te sturen,

voor bijgewerkte gegevens en correcties van MFI's

- indien het N13 Data Exchange Systeem niet beschikbaar is voor het doorgeven van correcties, geven de NCB's, waar van toepassing, de informatie via het Cebamail systeem door met behulp van het XML-gegevensformaat,

- indien het Cebamail systeem niet operationeel is voor het doorsturen van een bestand met bijgewerkte gegevens/correcties van MFI's, dienen NCB's e-mail(3) te gebruiken om bijgewerkte gegevens in XML-gegevensformaat te versturen,

xiv) indien een NCB gesloten is op een dag waarop de bovengenoemde procedures moeten worden uitgevoerd, zorgt die NCB ervoor dat de procedures tijdig worden gestart en volgens het bovenstaande tijdschema worden afgerond vóór de dag of dagen waarop de NCB is gesloten.

Verspreiding

Maandelijks bijwerken van de website van de ECB

26. Op de laatste werkdag van elke kalendermaand wordt om 17.00 uur ECB-tijd een momentopname van het MFI-gegevensbestand genomen. Opgemerkt zij dat inconsistente MFI-MPEC registraties geen deel zullen uitmaken van de momentopname.

27. De lijst van MFI's wordt één dag nadat de momentopname is genomen, aan het publiek beschikbaar gesteld: namelijk, indien de momentopname wordt genomen om 17.00 uur ECB-tijd op een vrijdag, komt de bijgewerkte informatie over de MFI-sector om 12 uur ECB-tijd op zaterdagmorgen beschikbaar.

28. Tegelijkertijd met de maandelijkse publicatie van de lijst van MFI's op de website van de ECB, wordt een gelijksoortige lijst via het N13 Data Exchange Systeem aan de NCB's gestuurd.

Jaarlijkse publicatie in drukvorm

29. Eens per jaar publiceert de ECB een gedrukte versie van de Lijst van MFI's, met als referentiedatum eind december van het voorafgaande jaar. Deze publicatie wordt beschikbaar gesteld aan het grote publiek, voor het einde van het eerste kwartaal van het eropvolgende jaar, vanaf de referentiedatum. De ECB zal een gedrukt origineel, samen met het betreffende aantal vereiste omslagpagina's, per post aan de NCB's doen toekomen. Tegelijkertijd wordt een.pdf versie van de publicatie via Cebamail aan de NCB's gestuurd. De.pdf versie zal ook op de website van de ECB worden gepubliceerd.

Referentie

30. "Exchange Specification for the N13 Phase II Data Exchange System". Dit document behandelt de uitwisseling van bestanden tussen NCB's en de ECB. Het omvat het uitwisselingsprotocol, de infrastructuur van de uitwisseling en uitgewisselde bestandsformaten die het raakvlak vormen tussen de interne systemen van de ECB en de NCB's. Het document bestaat uit twee hoofdgedeelten, het "Functionele" deel en het "Technische" deel. Ze worden hierna allebei beschreven:

Functioneel deel

- functionele bijzonderheden (logisch uitwisselingsprotocol, d.w.z. volgorde van verwachte kennisgevingen bij het verzenden van informatie, etc.),

- logische gegevensmodel,

- structuur van uit te wisselen informatie,

- inhoud (niet formattering) van kennisgevingen,

- zakelijke validatieregels, d.w.z. de validatie van logische informatie (bijv. de vervaldatum dient een datum in de toekomst te zijn), maar niet validatie van syntax, en hoe deze regels in foutmeldingen worden weerspiegeld.

Technische deel

- te gebruiken fysieke uitwisselingssystemen (FTPC/X400 diensten op het ESCB-net); precieze gebruik van deze systemen,

- technisch overzicht van het uitwisselingsprotocol,

- definitie van het uitwisselingsformaat (d.w.z. het "XML Schema").

Appendix

31. Lijst van de uit twee tekens bestaande ISO-landencodes.

(1) Het Europees Systeem van Rekeningen 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(2) Het adres is: mfi.hotline@ecb.int.

(3) Het adres is: mfi.hotline@ecb.int.

Appendix

Lijst van ISO-landencodes

Deze lijst geeft de namen van de landen (officiële verkorte namen in het Engels) in alfabetische volgorde zoals gegeven in het ISO 3166-1 en de corresponderende ISO 3166-1-alpha-2 code-elementen. De lijst wordt bijgewerkt telkens wanneer een wijziging in de officiële codelijst in het ISO 3166-1 door het ISO 3166/MA wordt doorgevoerd.

Deze lijst bevat 239 officiële verkorte namen en code-elementen. De bron is: www.iso.org.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XVIII

STATISTIEKEN BETREFFENDE OVERIGE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS M.U.V. VERZEKERINGSINSTELLINGEN EN PENSIOENFONDSEN

RAPPORTAGE-INSTRUCTIES VOOR DE SAMENSTELLING VAN STATISTIEKEN OP GROND VAN EEN KORTETERMIJNAANPAK

1. Doelstelling

De vereiste om statistische gegevens te verstrekken betreffende overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (hierna aangeduid als "OFI's") is tweeledig. In de eerste plaats is het belangrijk om gegevens betreffende OFI's te verzamelen om toezicht te houden op hun rol in financiële intermediatie buiten de sector van monetaire financiële instellingen (MFI's). De activiteiten die door OFI's worden ontplooid, zijn vergelijkbaar met en vormen een aanvulling op de activiteiten van MFI's en, met name gezien het feit dat de voor de statistische doeleinden van de Europese Centrale Bank (ECB) benodigde balansgegevens van OFI's die volledig of gedeeltelijk eigendom zijn van MFI's, niet worden opgenomen op de balans van de MFI's, is het noodzakelijk statistische gegevens met betrekking tot OFI's te verzamelen om het statistische beeld van het eurogebied aan te vullen. In de tweede plaats dient de ECB toezicht te houden op OFI's om te verzekeren dat de lijst van MFI's bijgewerkt, nauwkeurig, zo homogeen mogelijk en voor statistische doeleinden voldoende stabiel blijft. Zoals wordt gesteld in Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(1), en gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8(2), zou financiële innovatie de eigenschappen van financiële instrumenten kunnen beïnvloeden en OFI's ertoe kunnen brengen zich op andere activiteiten te concentreren.

Deze bijlage beoogt een leidraad te verschaffen voor het invullen van de rapportageformulieren voor de transmissie van gegevens betreffende OFI aan de ECB.

2. Samenstelling van aggregaten van het eurogebied en te verstrekken statistische gegevens

2.1. Samenstelling van aggregaten van het eurogebied

Gegevens met betrekking tot OFI's worden doorgegeven in het kader van een kortetermijnaanpak, d.w.z. op basis van de informatie die thans op nationaal niveau beschikbaar is. Hieruit volgt dat de te verstrekken statistische gegevens niet altijd volledig beschikbaar zouden kunnen zijn overeenkomstig de hierna gegeven definities en specificaties. In gevallen waarin de gerapporteerde gegevens afwijken van de definities in deze bijlage, worden nationale centrale banken (NCB's) verzocht een toelichting te verstrekken aan de ECB(3). Overeenkomstig deze aanpak en op basis van het hierna geschetste begrippenkader dienen NCB's actuele gegevens te verschaffen voorzover thans beschikbaar. Indien actuele gegevens niet beschikbaar zijn of niet kunnen worden verwerkt, dienen nationale ramingen te worden verstrekt. Betreffende bepaalde specifieke uitsplitsingen waarvoor geen nationale ramingen kunnen worden verschaft, kan de ECB als noodoplossing van geval tot geval ramingen/aannames maken.

Met het oog op de extra last die de berekening van nationale ramingen voor NCB's met zich mee zou brengen, dienen de inspanningen vooral gericht te zijn op een beperkt aantal statistische sleutelgegevens. De kortetermijnaanpak beoogt de inspanningen dan ook te concentreren op één specifieke subcategorie van OFI's (zie paragraaf 3.2.a): beleggingsfondsen. Geen specifieke extra inspanning wordt vereist om gegevens te verstrekken met betrekking tot handelaren in effecten en derivaten, financiële ondernemingen die zich bezighouden met het verstrekken van leningen (hierna aangeduid als "FOL's"), of overige OFI's (restpost), indien op nationaal niveau geen actuele gegevens worden verzameld.

2.2. Te verstrekken statistische gegevens

Twee typen indicatoren dienen te worden verstrekt: sleutelindicatoren en aanvullende informatie

- Sleutelindicatoren die voor de samenstelling van aggregaten van het eurogebied moeten worden doorgegeven. Alle deelnemende lidstaten dienen deze gedetailleerde gegevens door te geven wanneer actuele gegevens beschikbaar zijn. Wanneer geen actuele gegevens beschikbaar zijn voor de vereiste uitsplitsingen of voor de overeengekomen frequentie, tijdigheid of tijdschaal, dienen zo mogelijk ramingen te worden verstrekt.

- Aanvullende informatie die in de vorm van "pro-memorieposten" dient te worden doorgegeven. Deze gegevens dienen te worden doorgegeven door landen die momenteel verdere details beschikbaar hebben. Ze verwijzen naar uitsplitsingen waar gebruikers om hebben gevraagd en waarvoor het aanvankelijk niet haalbaar werd geacht een aggregaat van het eurogebied samen te stellen.

3. Begrippenkader

3.1. Populatie van informatieplichtigen

Het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (hierna aangeduid als het "ESR 95"(4)) definieert OFI's (S.123) als "niet-monetaire financiële instellingen en quasi-vennootschappen (m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, anders dan in chartaal geld, deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels bij andere institutionele eenheden dan MFI's".

De scheidslijn met MFI's wordt bepaald door het ontbreken van passiva in de vorm van door niet-MFI's aangehouden deposito's, terwijl de scheidslijn met pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen wordt bepaald door het ontbreken van passiva in de vorm van verzekeringstechnische reserves.

De populatie van informatieplichtigen voor de kortetermijnaanpak omvat alle soorten OFI's die ingezeten zijn in de deelnemende lidstaten. Voor de term "ingezeten" geldt de definitie in Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(5). De populatie van informatieplichtigen omvat derhalve:

- instellingen die in het gebied van een land gevestigd zijn, met inbegrip van dochterondernemingen van moedermaatschappijen die buiten dat gebied zijn gevestigd, en

- ingezeten bijkantoren van instellingen die hun hoofdkantoor buiten dat gebied hebben.

3.2. Indeling van subcategorieën van OFI's

Gezien de heterogene aard van de door OFI's ondernomen activiteiten en vanwege verschillen in de beschikbaarheid van gegevens per soort OFI, zijn vier subcategorieën van OFI's geïdentificeerd waarvoor gegevens afzonderlijk dienen te worden doorgegeven: 1) beleggingsfondsen (m.u.v. geldmarktfondsen); 2) handelaren in effecten en derivaten; 3) FOL's; en 4) overige OFI's. Verschillen in de vereiste statistische details worden in deze bijlage uiteengezet.

De categorieën/groeperingen waarvoor gegevens dienen te worden verstrekt, worden beneden opgesomd en gedefinieerd:

a) Beleggingsfondsen, m.u.v. geldmarktfondsen

Beleggingsfondsen zijn georganiseerde financiële regelingen waarbij gelden van beleggers worden samengevoegd met als doel financiële of niet-financiële activa te verwerven. Als OFI's ingedeelde beleggingsfondsen omvatten alle soorten beleggingsfondsen m.u.v. in de MFI-sector opgenomen fondsen. Ze kunnen verschillende juridische constructies hebben [in contractuele of corporatieve vorm, of voor gemene rekening ("unit trust")] en kunnen open-end of closed-end zijn. Voorts kunnen ze worden opgericht als een individueel fonds of als een paraplufonds (fonds met verschillende compartimenten dat verschillende subfondsen omvat).

Gegevens met betrekking tot beleggingsfondsen dienen te worden verschaft voor:

Totaal aan beleggingsfondsen: Te verstrekken gegevens voor het totaal aan beleggingsfondsen dienen alle soorten beleggingsfondsen te bestrijken die in het land actief zijn. Sleutelindicatoren dienen te worden verschaft, alsook een aantal pro-memorieposten.

Beleggingsfondsen naar soort: De in te dienen gegevens dienen te worden uitgesplitst naar het soort beleggingsfonds:

- Beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging:

Gegevens voor beleggingsfondsen naar soort belegging moeten afzonderlijk worden gerapporteerd voor 1) aandelenfondsen; 2) obligatiefondsen; 3) gemengde fondsen; 4) onroerendgoedfondsen; en 5) overige fondsen.

In beginsel moeten beleggingsfondsen naar soort belegging worden ingedeeld naar het soort activa waarin de beleggingsportefeuille voornamelijk wordt belegd. Indien de beleggingsportefeuille voornamelijk bestaat uit aandelen en overige deelnemingen, dient een fonds te worden ingedeeld in de categorie "aandelenfondsen"; indien in schuldbewijzen wordt belegd, in de categorie "obligatiefondsen"; en indien in onroerend goed wordt belegd, in de categorie "onroerendgoedfondsen". Fondsen die zowel in aandelen als in obligaties beleggen zonder dat het beleid in overheersende mate op een van de twee soorten instrumenten is gericht, dienen te worden opgenomen in de categorie "gemengde fondsen"(6). Indien geen indeling in de bovengenoemde categorieën mogelijk is, dienen de fondsen te worden opgenomen in de restcategorie "overige fondsen".

Met betrekking tot het "fondsenfonds" (beleggingsfondsen die hoofdzakelijk beleggen in aandelen van beleggingsfondsen) wordt als leidraad gehanteerd dat ze ingedeeld worden in de categorie van de beleggingsfondsen waarin ze hoofdzakelijk beleggen. Indien deze indeling niet mogelijk wordt geacht, dient het fondsenfonds te worden ingedeeld in de restcategorie "overige fondsen".

De criteria voor het indelen van beleggingsfondsen naar soort worden ontleend aan de openbare prospectus, het fondsreglement, oprichtingsdocumenten, vastgestelde statuten of huishoudelijke reglementen, inschrijvingsdocumenten en beleggingscontracten, verkoopdocumenten, of andere gelijksoortige verklaringen.

In een later stadium kan ook worden overwogen gegevens te verzamelen met betrekking tot het aantal beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging.

- Beleggingsfondsen uitgesplitst naar type belegger:

Gegevens voor beleggingsfondsen uitgesplitst naar type belegger moeten worden gerapporteerd voor 1) algemene publieksfondsen, waarvan de participaties/aandelen aan het publiek worden verkocht; en 2) fondsen voor speciale beleggers, waarvan de participaties/aandelen voor bepaalde typen beleggers worden gereserveerd. Gegevens voor deze fondsen dienen alleen als pro-memorieposten te worden gerapporteerd.

b) Handelaren in effecten en derivaten

Als OFI's ingedeelde handelaren in effecten en derivaten zijn financiële ondernemingen met als hoofdfunctie de volgende activiteiten van financiële intermediatie:

- het op eigen rekening verhandelen van effecten, door die effecten voor rekening en risico van de intermediair aan te kopen en te verkopen uitsluitend met als doel voordeel te halen uit de marge tussen de aankoop- en verkoopprijs,

- het voor eigen rekening verhandelen, via een financiële intermediair die vergunning heeft om op de aandelenmarkt werkzaam te zijn, of op andere georganiseerde markten.

Met betrekking tot handelaren in effecten en derivaten dienen sleutelindicatoren te worden verschaft. Details betreffende de te verschaffen uitsplitsingen worden in deze bijlage toegelicht.

c) Financiële ondernemingen die zich bezighouden met het verstrekken van leningen

Deze als OFI's ingedeelde financiële ondernemingen zijn voornamelijk gespecialiseerd in het financieren van vermogensobjecten voor huishoudens en niet-financiële ondernemingen. Ondernemingen die gespecialiseerd zijn in financiële lease(7), factoring, hypothecaire leningen, en consumptieve kredietverlening worden in deze groepering opgenomen. Deze financiële ondernemingen kunnen opereren in de juridische vorm van een bouwvereniging, gemeentelijke kredietinstelling, lege financiële instellingen speciaal opgericht voor de securitisatie van activa, etc.

Met betrekking tot FOL's dienen sleutelindicatoren te worden verschaft. Specifieke details betreffende de te verschaffen uitsplitsingen worden in deze bijlage gegeven.

d) Overige categorieën OFI's

In deze restcategorie worden overige soorten financiële ondernemingen opgenomen die zich niet specialiseren op een van de activiteitengebieden van de andere drie OFI-categorieën. Ondernemingen zoals financiële houdstermaatschappijen, venture capital-maatschappijen of ontwikkelingskapitaal-maatschappijen worden in deze categorie opgenomen. Van NCB's wordt vereist dat ze in de te verstrekken toelichting de soorten instellingen specificeren die in deze categorie worden ingedeeld.

Van deze subcategorie van OFI's wordt alleen het totaal aan activa vereist als een pro-memoriepost.

4. Statistische rapportageverplichtingen

4.1. Balansposten

De samenstelling van statistische sleutelindicatoren voor de OFI-sector vereist een uitsplitsing in specifieke financiële instrumenten. Voorzover mogelijk worden de uitsplitsingen naar instrument, geografisch gebied en sector uitgevoerd volgens het voor de MFI-sector gedefinieerde rapportagekader. In de praktijk is de uitsplitsing echter minder gedetailleerd dan de uitsplitsing die vereist is voor MFI-balansstatistieken.

Voorts, gezien de heterogene aard van de activiteiten van als OFI's ingedeelde financiële ondernemingen en vanwege de verschillen in de huidige beschikbaarheid van gegevens per OFI-subcategorie, variëren de vereiste balansuitsplitsingen afhankelijk van het type OFI-subcategorie.

Uitsplitsing naar instrument en looptijd: De tabel hierna geeft een overzicht van de vereiste uitsplitsing naar instrument per type OFI-subcategorie. Deze uitsplitsingen naar instrument worden in de paragrafen hierna gespecificeerd. In beginsel moeten de uitsplitsingen naar instrument worden verstrekt als sleutelindicatoren voor alle OFI-subcategorieën (m.u.v. van "beleggingsfondsen naar type belegger" en "overige OFI's").

Overzicht van de instrument- en looptijdcategorieën

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

A: Beleggingsfondsen.

B: Handelaren in effecten en derivaten.

C: FOL's.

D: Overige OFI's.

ACTIVA

0. Totaal activa/passiva: Het totaal aan activa dient te worden gerapporteerd voor alle OFI-subcategorieën. Het totaal aan activa dient gelijk te zijn aan de som van alle afzonderlijke aan de actiefzijde van de balans geïdentificeerde posten en dient ook gelijk te zijn aan het totaal aan passiva.

1. Deposito's: De post "deposito's" wordt afzonderlijk vereist voor alle soorten beleggingsfondsen die afzonderlijk rapporteren, en voor handelaren in effecten en derivaten. In het geval van FOL's dient deze post te worden ingedeeld bij "overige activa".

De twee voornaamste subcategorieën van deze post(8) zijn:

- Girale deposito's: Deposito's (in nationale of vreemde valuta) die onmiddellijk en zonder enige significante beperking of boete kunnen worden omgezet in chartaal geld of per cheque, bankopdracht, debitering en dergelijke overdraagbaar zijn. (ESR 95 paragraaf 5.42-5.44).

- Overige deposito's: Alle aangehouden deposito's m.u.v. girale deposito's. Overige deposito's kunnen niet te allen tijde worden gebruikt voor het verrichten van betalingen en zijn niet zonder enige significante beperking of boete om te zetten in chartaal geld of girale deposito's. Deze subcategorie omvat termijndeposito's, spaardeposito's etc. (ESR 95 paragraaf 5.45-5.49).

Chartaal geld dient ook in deze post te worden opgenomen. Chartaal geld omvat bankbiljetten en munten in omloop die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen. Deze post wordt niet verwacht belangrijk te zijn.

Waarderingsregels: overeenkomstig het ESR 95, dienen deposito's te worden gerapporteerd tegen nominale waarde, exclusief lopende rente.

2. Leningen: Gegevens met betrekking tot "leningen" moeten alleen afzonderlijk worden gerapporteerd voor de subcategorie FOL's. Voor de subcategorieën beleggingsfondsen en handelaren in effecten en derivaten dienen leningen te worden ingedeeld bij "overige activa".

Leningen zijn door rapporterende OFI's bij geldnemers uitgezette gelden die niet zijn belichaamd in verhandelbare documenten of zijn belichaamd in één enkel document (zelfs indien dit verhandelbaar is geworden). Deze post bestaat uit:

- leningen verstrekt aan huishoudens in de vorm van consumptief krediet (leningen voor persoonlijk gebruik ten behoeve van de consumptie van goederen en diensten), leningen voor de aankoop van een huis (krediet verleend voor investering in woningen, met inbegrip van woningbouw en woningverbetering) en overige leningen (zakelijke kredietverlening, schuldconsolidatie, scholing enz.),

- financiële leases ten behoeve van derden,

- dubieuze vorderingen die nog niet zijn afgelost of afgeschreven,

- aangehouden niet-verhandelbare effecten,

- achtergestelde schuld in de vorm van leningen.

Een uitsplitsing naar looptijd wordt niet vereist.

Waarderingsregels: Overeenkomstig de behandeling van door MFI's afgesloten leningen dienen door OFI's afgesloten leningen in beginsel te worden geboekt met inbegrip van alle ermee samenhangende, algemene en specifieke voorzieningen, tot de leningen door de rapporterende instelling worden afgeschreven, op welk punt de leningen van de balans worden verwijderd.

Overeenkomstig het algemene principe van de periodetoerekening van opbrengsten en kosten, dient op leningen verdiende rente op de balans te worden opgenomen naarmate die gevormd wordt (d.w.z. op basis van periodieke toerekening) en niet wanneer de rente feitelijk wordt ontvangen (d.w.z. op kasbasis). Lopende rente op leningen dient te worden opgenomen op brutobasis in de categorie "overige activa". Lopende rente moet niet worden inbegrepen in de lening waarop ze betrekking heeft, welke lening dient te worden gewaardeerd op het nominale bedrag dat op de rapportagedatum uitstaat.

3. Effecten m.u.v. aandelen: Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle subcategorieën van OFI's, behalve voor overige OFI's.

Deze post heeft betrekking op aangehouden effecten met uitzondering van aandelen en overige deelnemingen die gewoonlijk verhandelbaar zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Hiertoe behoren aangehouden effecten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum (of data), dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum. Hiertoe behoren tevens verhandelbare leningen die zijn omgezet in een groot aantal identieke documenten en die op georganiseerde markten worden verhandeld.

Waarderingsregels: overeenkomstig het ESR 95 dient de marktwaarde van effecten m.u.v. aandelen te worden gerapporteerd.

Een uitsplitsing naar looptijd (oorspronkelijke looptijd) "tot 1 jaar" en "langer dan 1 jaar" van "effecten m.u.v. aandelen" is vereist voor de OFI-subcategorie "beleggingsfondsen" (totaal beleggingsfondsen en beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging).

4. Aandelen en overige deelnemingen (exclusief participaties in beleggingsfondsen): Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle OFI-subcategorieën, behalve voor overige OFI's.

De post heeft betrekking op aangehouden effecten die eigendomsrechten vertegenwoordigen in vennootschappen of quasi-vennootschappen. Deze financiële activa geven de houder in het algemeen recht op een aandeel in de winst van de vennootschappen of quasi-vennootschappen, alsook in hun nettovermogen in geval van liquidatie. De drie voornaamste subcategorieën van deze categorie zijn:

- beursgenoteerde aandelen, exclusief participaties in beleggingsfondsen: Aandelen waarvan de koersen op een erkende effectenbeurs of een secundaire markt staan genoteerd (ESR 95 paragraaf 5.88-5.93),

- niet-beursgenoteerde aandelen, exclusief participaties in beleggingsfondsen: Aandelen die niet op de beurs genoteerd staan (ESR 95 paragraaf 5.88-5.93),

- overige deelnemingen: Alle transacties in overige deelnemingen die niet bestreken worden door beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen (ESR 95 paragraaf 5.94-5.95).

Waarderingsregels: overeenkomstig het ESR 95 dient de marktwaarde van aandelen en overige deelnemingen te worden gerapporteerd.

5. Aandelen/participaties in beleggingsfondsen: Aangehouden aandelen/participaties in beleggingsfondsen dienen alleen als een afzonderlijke post te worden gerapporteerd voor de subcategorieën beleggingsfondsen (totaal aan beleggingsfondsen en alle soorten beleggingsfondsen) en handelaren in effecten en derivaten. Voor de subcategorie FOL's dienen aandelen/participaties in beleggingsfondsen te worden ingedeeld bij "overige activa".

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen zijn aandelen/deelnemingen uitgegeven door een bepaald soort financiële instelling die uitsluitend tot doel heeft de aangetrokken middelen te beleggen op de geld- of kapitaalmarkt en/of in vastgoed. Aandelen/participaties in beleggingsfondsen zijn uitsluitend passiva van MFI's (alleen geldmarktfondsen) en van als OFI's ingedeelde beleggingsfondsen.

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen geven de houders rechten op het geïnvesteerde kapitaal en op de opbrengsten die voortvloeien uit dergelijke beleggingen, maar geven gewoonlijk geen zeggenschap over de collectieve belegging (zoals stemrechten of deelneming aan het beheer).

Waarderingsregels: overeenkomstig het ESR 95 dient de marktwaarde van aandelen/participaties in beleggingsfondsen te worden gerapporteerd.

6. Vaste activa: Deze post bestaat uit:

- materiële vaste activa voor beleggingsdoeleinden (beleggingen in huizen, overige gebouwen en bouwwerken, niet-woongebouwen). Dit gedeelte wordt opgenomen als bezit aan "vastgoed",

- niet-financiële activa, materieel of immaterieel, bestemd voor herhaald gebruik van langer dan één jaar door rapporterende OFI's. Inbegrepen zijn bij de OFI's in gebruik zijnde grond en gebouwen, alsmede inventaris, programmatuur en andere infrastructurele voorzieningen.

"Vaste activa" worden afzonderlijk opgenomen voor totaal aan beleggingsfondsen en ook voor beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging en type belegger. In het geval van naar belegging uitgesplitste beleggingsfondsen dienen vaste activa alleen afzonderlijk te worden opgenomen voor onroerendgoedfondsen, gemengde fondsen en overige fondsen, omdat verwacht wordt dat deze drie soorten fondsen vastgoed aanhouden voor beleggingsdoeleinden. Alle overige categorieën van naar belegging uitgesplitste fondsen hebben ook vaste activa, maar het bedrag is waarschijnlijk gering, aangezien het hoofdzakelijk vaste activa voor eigen gebruik zullen zijn (bij de OFI in gebruik zijnde gebouwen, inventaris, programmatuur en andere infrastructurele voorzieningen). Indien vaste activa niet als een aparte post hoeven te worden gerapporteerd, worden ze ingedeeld bij "overige activa".

7. Financiële derivaten: Gegevens betreffende "financiële derivaten" dienen alleen te worden gerapporteerd als een afzonderlijke post voor de subcategorieën beleggingsfondsen (totaal aan beleggingsfondsen en alle soorten beleggingsfondsen) en handelaren in effecten en derivaten. In het geval van FOL's dient deze post te worden ingedeeld bij "overige activa".

Deze post bestaat uit alle transacties in financiële derivaten, d.w.z. financiële activa die gebaseerd zijn op of afgeleid zijn van een andere onderliggende "waarde". De onderliggende "waarde" is gewoonlijk een andere vordering, maar kan ook een goed zijn of een index (ESR 95 paragraaf 5.65).

De rapportage van "financiële derivaten" in het OFI-rapportagekader dient in beginsel in overeenstemming te zijn met de aanbevolen behandeling in het MFI-rapportagekader. In deze context stellen de Guidance Notes to the Regulation ECB/2001/13 on the MFI balance sheet statistics(9) dat, overeenkomstig bestaande internationale statistische normen, financiële afgeleide instrumenten die een marktwaarde hebben, in beginsel op de balans geregistreerd moeten worden. Derivaten hebben een marktwaarde wanneer ze op gereguleerde markten (beurzen) verhandeld worden of indien ze regelmatig op "over-the-counter"-markten (OTC-markten) kunnen worden gecompenseerd.

De volgende financiële derivaten dienen onder deze post te worden gerapporteerd:

- opties, op de beurs verhandelbaar en OTC,

- warrants,

- futures, maar uitsluitend indien deze een marktwaarde hebben omdat ze verhandelbaar zijn of kunnen worden gecompenseerd,

- swaps, maar uitsluitend indien deze een marktwaarde hebben omdat ze verhandelbaar zijn of kunnen worden gecompenseerd.

Financiële derivaten die op de balans moeten worden geregistreerd, dienen tegen hun marktwaarde te worden opgenomen, waaronder de geldende marktprijs wordt verstaan of een nauw equivalent daarvan (waarde in het economisch verkeer).

Derivaten dienen op brutobasis op de balans te worden geregistreerd. Individuele derivatencontracten met een positieve brutomarktwaarde dienen aan de actiefzijde van de balans te worden opgenomen en contracten met een negatieve brutomarktwaarde aan de passiefzijde. Bruto toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit derivatencontracten, dienen niet als balansposten te worden opgenomen. Erkend wordt dat financiële derivaten volgens verschillende waarderingsmethoden op een nettobasis kunnen worden geregistreerd. In het geval dat alleen nettoposities beschikbaar zijn, of posities worden geregistreerd tegen een andere waarde dan de marktwaarde, dienen in plaats daarvan deze posities te worden gerapporteerd.

Uitsplitsingen (naar sector, valuta, etc.) worden niet gevraagd.

8. Overige activa: Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle OFI-subcategorieën, behalve voor overige OFI's.

Deze post omvat activa die elders niet zijn opgenomen, zoals:

- te ontvangen lopende rente op leningen en lopende huur op gebouwen,

- te ontvangen dividenden,

- te ontvangen bedragen uit andere hoofde dan het kernbedrijf van de OFI,

- bruto te ontvangen bedragen uit hoofde van posten op tussenrekeningen,

- bruto te ontvangen bedragen uit hoofde van overlopende posten,

- overige niet afzonderlijk opgenomen activa bijv. vaste activa, leningen, deposito's (afhankelijk van de OFI-subcategorie).

De bovenstaande lijst is niet uitputtend en varieert afhankelijk van de rapporterende categorie (zie laatste punt). De balans die per type OFI-subcategorie wordt vereist, varieert in feite al naargelang de activiteit die door de OFI-subcategorie wordt ondernomen. Alleen de hoofdposten van de balans worden afzonderlijk opgenomen. Alle bedragen die niet bij een van deze hoofdposten van de balans kunnen worden ingedeeld, dienen bij "overige activa" te worden opgenomen, bijv. aangezien beleggingsfondsen naar verwachting geen leningen uitgeven, wordt de post "leningen" niet apart op de balans opgenomen. In het geval dat beleggingsfondsen echter wel leningen uitgeven, dient dit bedrag te worden opgenomen bij "overige activa".

Van NCB's wordt vereist dat ze in de toelichting bijzonderheden geven betreffende de verschillende componenten van "overige activa".

PASSIVA

0. Totaal activa/passiva: Het totaal aan passiva dient gelijk te zijn aan de som van alle posten die afzonderlijk aan de passiefzijde van de balans zijn opgenomen en dient ook gelijk te zijn aan het totaal aan activa (zie ook "actiefposten - totaal activa/passiva").

9. Deposito's en opgenomen leningen: Deze post moet afzonderlijk worden opgenomen voor beleggingsfondsen, handelaren in effecten en derivaten, en FOL's.

Deze post bestaat uit:

- Deposito's: girale deposito's en overige deposito's (zie actiefzijde) die bij OFI's zijn geplaatst. Deze deposito's worden in het algemeen door MFI's geplaatst.

- Leningen: Aan de rapporterende OFI's verstrekte leningen die niet zijn belichaamd in documenten of zijn belichaamd in één enkel document (zelfs indien dit verhandelbaar is geworden).

10. Uitgegeven schuldbewijzen: Deze post moet afzonderlijk worden gerapporteerd voor handelaren in effecten en derivaten en voor FOL's. In het geval van beleggingsfondsen moet deze post worden ingedeeld bij "overige passiva" en wordt verwacht onbelangrijk te zijn.

Deze post heeft betrekking op effecten niet zijnde aandelen die instrumenten vormen die doorgaans verhandelbaar zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. In sommige landen kunnen OFI's verhandelbare instrumenten uitgeven die veel lijken op door MFI's uitgegeven geldmarktpapier. In dit rapportagekader zouden alle dergelijke instrumenten ingedeeld worden als schuldbewijzen.

11. Kapitaal en reserves: Deze post moet afzonderlijk worden gerapporteerd voor handelaren in effecten en derivaten en voor FOL's. In het geval van beleggingsfondsen moet deze post worden ingedeeld bij "overige passiva".

Deze post omvat de bedragen die voortvloeien uit de uitgifte van aandelen in het vermogen door de rapporterende OFI's aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten die voor de houder eigendomsrechten in de OFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst en door rapporterende OFI's gereserveerde gelden voor betalingen en verplichtingen in de toekomst. Kapitaal en reserves omvatten de volgende elementen:

- eigen vermogen;

- niet-uitgekeerde winsten of gelden;

- specifieke voorzieningen met betrekking tot leningen, effecten en andere activa;

- exploitatiewinst/-verlies.

12. Uitgegeven aandelen/participaties in beleggingsfondsen: Deze post moet alleen afzonderlijk worden gerapporteerd voor de subcategorie beleggingsfondsen, aangezien alleen beleggingsfondsen aandelen/participaties in beleggingsfondsen uitgeven.

De post heeft betrekking op aandelen of participaties die uitgegeven worden door beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen.

13. Financiële derivaten:

(Zie "actiefposten - financiële derivaten")

14. Overige passiva: Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle OFI-subcategorieën, behalve voor overige OFI's. Deze post is vergelijkbaar met de post "overige passiva" van MFI's, behalve dat financiële derivaten zijn uitgesloten.

Deze post omvat passiva die elders niet zijn opgenomen, zoals:

- bruto te betalen bedragen uit hoofde van tussenrekeningen;

- bruto te betalen bedragen uit hoofde van overlopende posten;

- te betalen lopende rente op deposito's;

- te betalen dividenden;

- te betalen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de OFI;

- voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen;

- margestortingen uit hoofde van derivatencontracten die liquide onderpand tegenover het kredietrisico vormen, maar eigendom blijven van de deposant en aan de deposant worden terugbetaald bij afloop van het contract;

- nettoposities uit hoofde van effectenuitleen zonder liquide onderpand;

- netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afrekeningen van effectentransacties.

De bovenstaande lijst is niet uitputtend en varieert afhankelijk van de rapporterende categorie. De balans die per type OFI-subcategorie wordt vereist, varieert in feite al naargelang de activiteit die door de OFI-subcategorie wordt ondernomen. Alleen de hoofdposten van de balans worden afzonderlijk opgenomen. Alle bedragen die niet bij een van deze hoofdposten aan de passiefzijde kunnen worden ingedeeld, dienen bij "overige passiva" te worden ingedeeld, bijv. aangezien beleggingsfondsen naar verwachting geen "schuldbewijzen" uitgeven, wordt de post "schuldbewijzen" niet apart opgenomen aan de passiefzijde. In het geval dat beleggingsfondsen echter wel schuldbewijzen hebben uitgegeven, dient dit bedrag te worden opgenomen bij "overige passiva".

Van NCB's wordt vereist dat ze in de toelichting bijzonderheden verstrekken over de componenten van "overige passiva".

BOEKHOUDKUNDIGE REGELS

De boekhoudkundige regels die door OFI's worden toegepast bij het opstellen van hun rekeningen dienen in beginsel te voldoen aan de nationale implementatie van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen(10), en van toepassing zijnde internationale normen. Onverminderd de heersende boekhoudkundige praktijken in de lidstaten moeten alle activa en passiva voor statistische doeleinden op een brutobasis worden gerapporteerd. Specifieke richtlijnen met betrekking tot de waarderingsmethoden worden bij de desbetreffende categorieën gegeven.

UITSPLITSING NAAR GEOGRAFISCH GEBIED, SECTOR EN DOEL

Voor sommige subcategorieën van OFI's en voor een beperkt aantal balansposten vereist de ECB, net als voor de MFI-balansposten, een uitsplitsing naar geografisch gebied en sector.

Uitsplitsing naar geografisch gebied en sector

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Geografische uitsplitsingen

De samenstelling van OFI-statistieken voor het eurogebied vereist dat de in de deelnemende lidstaten gevestigde tegenpartijen worden vastgesteld, uitgesplitst in binnenland en overige deelnemende lidstaten. De volledige geografische uitsplitsing die vereist wordt, is dus "binnenland/overige deelnemende lidstaten/rest van de wereld". In het geval van niet-deelnemende lidstaten is de uitsplitsing "binnenland/deelnemende lidstaten/rest van de wereld".

De vereiste geografische uitsplitsing heeft betrekking op de volgende balansposten:

- Totaal aan beleggingsfondsen/beleggingsfondsen naar beleggingsbeleid: Met name, voor "effecten m.u.v. aandelen", "aandelen en overige deelnemingen", "aandelen/participaties in beleggingsfondsen" (actiefzijde) en "aandelen uitgegeven door beleggingsfondsen" (passiefzijde). In het geval van de actiefzijde moet de informatie worden verschaft als een sleutelindicator; in het geval van de passiefzijde als een pro-memoriepost.

- FOL's: Voor de post "leningen" dient een geografische uitsplitsing te worden verstrekt in binnenland/overige deelnemende lidstaten (als een sleutelindicator).

Uitsplitsingen naar sector(11)

De belangrijkste vereiste uitsplitsing naar sector is "MFI/niet-MFI". De definitie van MFI is bekend, terwijl "niet-MFI" de sectoren "overheid"(12) en "overige ingezeten sectoren"(13) omvat.

De vereiste uitsplitsing naar sector is gelijk voor de binnenlandse gegevens en de gegevens van overige deelnemende lidstaten. Voor de gegevens van de rest van de wereld is geen uitsplitsing naar sector vereist.

De uitsplitsing naar sector is vereist voor een beperkt aantal posten:

- Ze dient als een "pro-memoriepost" te worden doorgegeven voor de subsector "beleggingsfondsen" (voor totaal aan beleggingsfondsen en voor beleggingsfondsen naar soort belegging) en alleen voor die posten waarvoor een geografische uitsplitsing is vereist.

- Voor de subsector "financiële ondernemingen die zich bezighouden met het verstrekken van leningen" dient ze als "sleutelindicator" te worden doorgegeven met betrekking tot de post "leningen". Alleen voor deze OFI-subcategorie en post is echter ook een verdere identificatie van aan "niet-financiële ondernemingen en huishoudens" verstrekte "leningen" vereist.

Uitsplitsing naar doel

Deze uitsplitsing is alleen vereist voor gegevens die betrekking hebben op FOL's. Ze heeft betrekking op de balanspost "leningen" en met name op leningen aan huishoudens waarvoor het doel van de lening dient te worden vastgesteld [uitgesplitst in consumptief krediet, kredietverlening voor de aankoop van een huis en overige kredietverlening (restpost)]. Deze uitsplitsing is vereist als een sleutelindicator.

4.2. Aanpassingsgegevens

Aanpassingsgegevens dienen alleen te worden gerapporteerd in het geval van belangrijke breuken in standen. Aanpassingsgegevens die het gevolg zijn van herindelingen in verband met de invoering van het ESR 95-kader, dienen bijvoorbeeld te worden verstrekt. Gegevens dienen op vrijwillige basis te worden verschaft voorzover ze beschikbaar zijn.

Net als in de context van de MFI-balansstatistieken zouden idealiter ook stroomstatistieken zijn vereist die de in de referentieperiode plaatsvindende financiële transacties(14) meten. Een regelmatige transmissie van een volledige reeks van de noodzakelijke aanpassingsgegevens (met inbegrip zowel "herindelingen en overige aanpassingen" als "herwaarderingen en afschrijvingen/afwaarderingen van leningen") wordt in dit stadium echter niet beoogd.

4.3. Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal

De rapportagefrequentie aan de ECB is per kwartaal.

OFI-statistieken worden aan de ECB doorgegeven uiterlijk op de laatste kalenderdag van de derde maand na het einde van de referentieperiode, of op de eraan voorafgaande werkdag van de NCB, indien de laatste kalenderdag van de maand geen NCB-werkdag(15) is. Op voorhand wordt aan de NCB's een rapportagekalender met de exacte transmissiedata toegezonden. Historische gegevens moeten aan de ECB worden doorgegeven vanaf de referentieperiode van het vierde kwartaal van 1998.

5. Elektronische transmissie van OFI-statistieken - sleutelgroep ID: OFI

De OFI-sleutelgroep heeft betrekking op OFI-balansstatistieken voor het eurogebied. De groep is zo ontworpen dat zo nauw mogelijk wordt aangesloten bij de voor balansstatistieken reeds gedefinieerde sleutelgroepcodelijsten en -waarden.

5.1. Dimensies

De tabel hierna beschrijft de dimensies die gebruikt worden in de OFI-sleutelgroep. Voor de OFI-statistieken zijn 11 dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De 11 statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel, komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. De dimensies van de OFI-sleutelgroep worden hierna beschreven, waarbij de volgorde wordt aangehouden waarin ze in de reekscode voorkomen.

Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie heeft betrekking op de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De waarde die gebruikt wordt in de OFI-sleutelgroep, is "Q" voor driemaandelijkse gegevens en is een deelgroep van de waarden die gespecificeerd zijn in de codelijst CL_FREQ. Wanneer nationale gegevens alleen beschikbaar zijn met een lagere frequentie (d.w.z. halfjaarlijks of jaarlijks), maken NCB's ramingen van de kwartaalgegevens. Wanneer kwartaalramingen niet haalbaar zijn, worden de gegevens niettemin als driemaandelijkse tijdreeksen verschaft (d.w.z. jaarlijkse gegevens worden verschaft als jjjjQ4 en halfjaarlijkse gegevens als jjjjQ2 en jjjjQ4, waarbij de resterende kwartalen hetzij niet gerapporteerd worden, hetzij gerapporteerd worden als ontbrekend met waarnemingsstatus "L"(16)).

Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO landenlijst en enkele extra waarden (zie ook dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied). De deelgroep van waarden die gebruikt worden in de OFI-sleutelgroep, correspondeert met de 15 lidstaten van de Europese Unie (EU).

Dimensie nr. 3: Aanpassingsindicator (ADJUSTMENT; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft aan of een seizoens- en/of een werkdagcorrectie is toegepast. De corresponderende codelijst is CL_ADJUSTMENT. In de OFI-sleutelgroep wordt de waarde "N" gebruikt, voor reeksen die noch voor seizoen, noch voor werkdag zijn gecorrigeerd.

Dimensie nr. 4: Uitsplitsing naar OFI-referentiesector (OFI_REP_SECTOR; lengte: twee tekens)

Deze dimensie geeft aan welk soort OFI rapporteert en is gekoppeld aan de codelijst CL_OFI_REP_SECT. De volgende 11 waarden zijn gedefinieerd: totaal aan beleggingsfondsen ("10"); beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging: aandelenfondsen ("11"), obligatiefondsen ("12"), gemengde fondsen ("13"), onroerendgoedfondsen ("14") en overige fondsen ("15"); beleggingsfondsen uitgesplitst naar type belegger: algemene publieksfondsen ("1G") en fondsen voor speciale beleggers ("1S"); handelaren in effecten en derivaten ("20"); FOL's ("30") en overige categorieën OFI's ("40").

Dimensie nr. 5: OFI-balanspost (OFI_ITEM; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de balanspost van de OFI-balans en is gekoppeld aan de codelijst CL_OFI_ITEM. Waarden voor activa en passiva worden aangegeven met het prefix "A" of "L" en worden waar mogelijk georganiseerd en gecodeerd op grond van een hiërarchisch verband tussen de posten. Omdat OFI's zich, afhankelijk van het type, richten op verschillende financiële activiteiten, zijn niet alle balansposten op alle typen van toepassing. Met name aan de actiefzijde zijn twee verschillende posten gedefinieerd voor "overige activa":

- de post overige activa (inclusief leningen) ("A8A") die van toepassing is op alle categorieën OFI's behalve FOL's, en

- de post overige activa (inclusief deposito's, kasmiddelen, participaties in beleggingsfondsen, vaste activa en financiële derivaten) ("A8B") die van toepassing is op FOL's.

Aan de passiefzijde zijn drie verschillende posten gedefinieerd voor "overige passiva":

- de post overige passiva (exclusief schuldbewijzen, kapitaal & reserves en financiële derivaten) ("L6A") die van toepassing is op handelaren in effecten en derivaten,

- de post overige passiva (inclusief financiële derivaten) ("L6B") die van toepassing is op FOL's, en

- de post overige passiva (inclusief schuldbewijzen en kapitaal & reserves) ("L6C") die van toepassing is op de beleggingsfondscategorieën.

Dimensie nr. 6: Oorspronkelijke looptijd (MATURITY_ORIG; lengte: één teken)

Deze dimensie vertegenwoordigt de oorspronkelijke looptijd van de balanspost en is gekoppeld aan de codelijst CL_MATURITY_ORIG. De looptijduitsplitsing "tot 1 jaar" ("F") en "langer dan 1 jaar" ("K") is van toepassing op de post "effecten m.u.v. aandelen" voor de beleggingsfondscategorieën. Ofschoon de uitsplitsing naar looptijd in deze context niet is vereist, is de oorspronkelijke looptijd conceptueel ook van toepassing op de actiefposten "leningen" en "deposito's" en op de passiefposten "deposito's en opgenomen leningen" en "uitgegeven schuldbewijzen". In deze gevallen wordt daarom de waarde "A" gebruikt voor totale looptijd. Alle overige posten hebben de waarde "X" voor niet van toepassing.

Dimensie nr. 7: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

Deze dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft de soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: brutostanden ("1") en herindelingen en overige aanpassingen ("5"). De categorie "herindelingen en overige aanpassingen" omvat wijzigingen in de activa en passiva op de balans van de rapporterende OFI-sector die het gevolg zijn van (1) wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen; (2) bedrijfsreorganisatie; (3) de herindeling van activa en passiva; en (4) de correctie van rapportagefouten die om technische redenen niet kunnen worden verwijderd uit de standengegevens voor de betreffende volledige periode.

Dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de OFI-balans. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO landenlijst bevat en enkele aanvullende waarden (bijv., "U6" - "Binnenland: hetzelfde land als dat van de rapporterende OFI"). Voor de OFI-sleutelgroep wordt een deelgroep van waarden gebruikt: binnenland (gebied van herkomst of referentiegebied) ("U6"); overige deelnemende lidstaten (alle landen behalve het referentiegebied) ("U5"); rest van de wereld ("U4") en wereld (alle eenheden) ("A1"). Wanneer een land een deelnemende lidstaat wordt, worden historische gegevens betreffende de periode vóór toetreding verschaft met behulp van de volgende codes voor het tegenpartijgebied: Monetaire Unie ("U2") en alle gebieden m.u.v. de deelnemende lidstaten en het referentie/herkomstgebied ("U8")(17).

Dimensie nr. 9: Tegenpartijsector van de balans (BS_COUNT_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de sectoruitsplitsing van de OFI-balanspost en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_COUNT_SECT. Vijf tegenpartijsectoren zijn vereist: MFI's ("1000"); niet-MFI's ("2000"); overige ingezeten sectoren - waaronder niet-financiële ondernemingen ("2240"); overige ingezeten sectoren - waaronder huishoudens ("2251") en de ongespecificeerde sector ("0000").

Dimensie nr. 10: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de OFI-balansposten luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Alleen de waarde "Z01" wordt gebruikt voor alle valuta's gecombineerd.

Dimensie nr. 11: Denominatie van de reeks of speciale berekening (SERIES_DENOM; lengte: één teken)

Deze dimensie specificeert of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke munteenheid (euro). Ze heeft twee waarden ("N", nationale valuta en "E", euro), die worden vertegenwoordigd door de codelijst CL_SERIES_DENOM. De code "E" wordt gebruikt door de deelnemende lidstaten, terwijl de code "N" door nieuwe deelnemende lidstaten wordt gebruikt bij het verschaffen van historische gegevens uit de periode vóór de toetreding(18).

5.2. Eigenschappen

Naast de 11 dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd(19). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie:

Sleutelgroep van balansposten (ECB_OFI): gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Elk van deze eigenschappen wordt gekarakteriseerd door enkele technische eigenschappen die in de tabel hierna staan opgesomd.

Rapportage van NCB's van het eurogebied aan de ECB

Gemeenschappelijke kenmerken van eigenschappen van de ECB_OFI sleutelgroep

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hierna volgt een beschrijving van elke eigenschap met inbegrip van de referentiecodelijst (aangegeven in hoofdletters als CL_NL*) indien van toepassing.

5.2.1. Eigenschappen op verwant (sibling) niveau

Verplicht:

- TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Het titelcomplement wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels met een maximumlengte van 350 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na consultatie met de ECB een herziening worden doorgevoerd. Deze herziening zal echter worden uitgevoerd door de ECB.

- UNIT (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de meeteenheid aan van de gerapporteerde gegevens. Deelnemende lidstaten rapporteren de gegevens in euro en de ECB stelt deze eigenschap in op "EUR" (DENOM = "EUR"). In het geval dat een land een deelnemende lidstaat wordt, stelt de ECB de waarde van deze eigenschap in op de corresponderende nationale valuta voor historische gegevens die betrekking hebben op de periode vóór de toetreding(20).

- UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Deze eigenschap geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = 6), miljarden (UNIT_MULT = 9), etc. NCB's rapporteren de gegevens in miljoenen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap in op 6 (UNIT_MULT = 6).

- DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de gegevens in drie decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap in op 3 voor alle reeksen (dus DECIMALS = 3).

Voorwaardelijk

- TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag uit maximaal 70 tekens bestaan. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan het titelcomplement als de verplichte eigenschap gebruikt. De eigenschap titel zou kunnen worden gebruikt om korte titels te maken.

- NAT_TITLE (niet gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende specificaties te geven in de nationale taal. Het gebruik van hoofdletters en kleine letters geeft geen problemen, maar de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen moet nog getest worden voordat regelmatig gebruik mogelijk is.

- COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt om gedetailleerde tekstuitleg te geven over de toegepaste compilatiemethoden en omvat informatie zoals:

- gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling,

- compilatieprocedures (met inbegrip van een beschrijving van gemaakte ramingen/aannames),

- juridisch kader: informatie betreffende het nationale juridische kader en de verbanden met EU-Richtlijnen voor elke soort OFI,

- afwijkingen van de rapportage-instructies van de ECB (indeling naar instrument/looptijd/geografisch gebied/sector en waarderingsmethode),

- criteria voor het indelen van beleggingsfondsen naar soort.

Een gedetailleerde beschrijving van de bij deze eigenschap op te nemen informatie wordt gegeven in appendix 2 (punten 1 tot 5).

- COVERAGE (niet gecodeerd): Deze eigenschap beschrijft de dekking van de populatie van informatieplichtigen en dient te worden aangegeven bij de reeks totaal activa/passiva. Ze dient de soort OFI's te beschrijven dat in de hoofdcategorieën wordt bestreken. Indien bekend is dat de dekking niet volledig is, wordt een raming van het marktaandeel gegeven. Voorts dient te worden aangegeven of de getallen zijn geëxtrapoleerd. In appendix 2 (punt 6) worden verdere bijzonderheden verschaft met betrekking tot de informatie die onder deze eigenschap moet worden opgenomen.

5.2.2. Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht:

- COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van de periode), of geeft aan of de gegevens de gemiddelde, hoogste of laagste waarden in een bepaalde periode zijn, etc. De ECB stelt de OFI-reeksen in op "einde van periode" (COLLECTION = "E").

- AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer voor specifieke waarnemingen een speciale behandeling nodig is, kan de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk:

- DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeks te identificeren (ook kunnen formules worden gespecificeerd die gebruik maken van nationale referentiecodes).

- BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeks. In het geval van reeksbreuken is het gewenst aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

5.2.3. Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht:

- OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere doorgegeven waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet bij iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, worden zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de nieuwe waarde van de waarnemingsstatus gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de OFI-statistieken:

"A" = normale waarde,

"B" = breukwaarde,

"M" = niet van toepassing zijnde gegevens(21),

"L" = gegevens bestaan, maar worden niet verzameld(22),

"E" = geraamde waarde/aanname,

"P" = voorlopige waarde (deze waarde kan met name bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt met betrekking tot de laatste waarneming)(23).

- Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel een voorlopige waarde heeft als het resultaat is van een raming, krijgt "raming" prioriteit en wordt de waarde "E" gebruikt.

Voorwaardelijk:

- OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap OBS_CONF gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd.

- OBS_PRE_BREAK: Deze eigenschap heeft de waarde van vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Ze wordt verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt. Voor de OFI-sleutelgroep is deze eigenschap niet vereist omdat de informatie al beschikbaar is uit de herindelingsreeks. Ze is toegevoegd aan de lijst van eigenschappen omdat ze deel uitmaakt van de gemeenschappelijke deelgroep van eigenschappen voor alle sleutelgroepen.

- OBS_COM (niet gecodeerd): deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te verschaffen betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

6. Uitwisseling van informatie

6.1. Lijst van reeksen

De ECB onderhoudt en verspreidt aan de NCB's tabellen met lijsten van reekscodes van door te geven OFI-tijdreeksen. De aan de ECB te verstrekken reeksen worden uiteengezet in appendix 1. De volgende te rapporteren reeksen kunnen worden onderscheiden:

SLEUTELINDICATOREN

De in deze categorie te rapporteren gegevens hebben betrekking op:

Totaal aan beleggingsfondsen en beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging:

- Totaal aan fondsen: Balansgegevens uitgesplitst naar instrument, looptijd en geografische tegenpartij (in totaal 29 reeksen).

- Beleggingsfondsen uitgesplitst naar beleggingsbeleid: Behoudens kleine verschillen zijn de vereiste uitsplitsingen hetzelfde als voor het totaal aan beleggingsfondsen. De in deze categorie te rapporteren gegevens bestrijken:

- balansen van aandelenfondsen en obligatiefondsen (in totaal 28 reeksen voor elke categorie),

- balansen van gemengde fondsen (in totaal 29 reeksen),

- balansen van onroerendgoedfondsen (in totaal 20 reeksen),

- balansen van overige fondsen (in totaal 29 reeksen).

- Handelaren in effecten en derivaten (in totaal 12 reeksen).

- Balansen van FOL's, uitgesplitst naar instrument, sector en geografische tegenpartij en de balanspost "leningen" uitgesplitst naar doel (in totaal 32 reeksen).

PRO-MEMORIEPOSTEN

De in deze categorie te rapporteren gegevens hebben betrekking op:

- Totaal beleggingsfondsen: balansgegevens uitgesplitst naar de sectoren MFI/niet-MFI (in totaal 27 reeksen).

- Aandelenfondsen (27 reeksen), obligatiefondsen (27 reeksen), gemengde fondsen (27 reeksen), onroerendgoedfondsen (15 reeksen), overige fondsen (27 reeksen): balansgegevens voor beleggingsfondsen ingedeeld naar soort belegging uitgesplitst naar de sectoren MFI/niet-MFI.

- Balansgegevens betreffende algemene publieksfondsen (12 reeksen) en fondsen voor speciale beleggers (12 reeksen).

- Totaal activa/passiva voor overige categorieën OFI's (1 reeks).

AANPASSINGSGEGEVENS

Naast de reeksen inzake standen zijn, waar van toepassing, de corresponderende reeksen inzake "herindelingen en overige aanpassingen" vereist.

6.2. Gegevensvereisten

Sleutelindicatoren dienen door alle deelnemende lidstaten te worden doorgegeven wanneer actuele gegevens beschikbaar zijn. Wanneer voor bepaalde uitsplitsingen of voor de overeengekomen driemaandelijkse transmissiefrequentie geen actuele gegevens beschikbaar zijn, moeten indien mogelijk ramingen worden verschaft.

"Aanvullende gegevens" hoeven alleen door die landen te worden doorgegeven waarvoor geen actuele gegevens beschikbaar zijn.

In het geval dat het onderliggende economische verschijnsel wel bestaat, maar niet statistisch wordt gevolgd en derhalve geen nationale ramingen kunnen worden verstrekt, kunnen NCB's kiezen de tijdreeks niet te rapporteren of te rapporteren als ontbrekend met waarnemingsstatus "L". Een tijdreeks die niet wordt gerapporteerd, zal dus worden geïnterpreteerd als "gegevens die wel bestaan, maar niet worden verzameld", en de ECB kan aannames/ramingen maken voor het samenstellen van aggregaten voor het eurogebied.

Indien het onderliggende verschijnsel niet bestaat, moet de tijdreeks worden gerapporteerd als ontbrekend met waarnemingsstatus "M".

In het geval van gegevens betreffende "herindelingen en overige aanpassingen" hoeven alleen gegevens te worden gerapporteerd wanneer een herindeling of overige aanpassing plaatsvindt zoals beschreven in paragraaf 4.2.

7. Herzieningsbeleid

Het is mogelijk dat NCB's de in het voorgaande kwartaal doorgegeven gegevens moeten herzien (gewone herzieningen). Bovendien is het mogelijk dat herzieningen worden doorgevoerd met betrekking tot gegevens betreffende eerdere kwartalen (historische herzieningen).

De volgende algemene beginselen zijn van toepassing:

- Bij alle reguliere driemaandelijkse gegevenstransmissies kunnen, naast de gegevens betreffende het meest recente kwartaal, alleen "gewone" herzieningen (d.w.z. herzieningen betreffende het vorige kwartaal verzonden gegevens) worden meegezonden.

- "Historische" herzieningen dienen te worden beperkt en te worden gerapporteerd op een andere datum dan de reguliere rapportage. In beginsel dienen kleinere routinematige historische herzieningen van de gegevens alleen op jaarbasis te worden verstrekt (samen met de transmissie van gegevens voor het vierde kwartaal). In bijzondere gevallen kunnen historische herzieningen, die de kwaliteit van de gegevens aanzienlijk verbeteren, gedurende het jaar worden geaccepteerd (buiten de reguliere productiecycli).

- In het geval van belangrijke herzieningen moet een toelichting aan de ECB worden verschaft.

(1) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(2) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(3) Zie appendix 2.

(4) Opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(5) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(6) In het geval dat fondsen die beleggen in overdraagbare effecten en onroerend goed, op nationaal niveau worden ingedeeld als "gemengde fondsen", dienen deze fondsen in de categorie "gemengde fondsen" te worden ingedeeld.

(7) Voor statistische doeleinden wordt een lease gedefinieerd als een financiële lease wanneer de leaseperiode de gehele economische levensduur van het duurzame goed of het grootste deel daarvan bestrijkt. Aan het einde van de leaseperiode, heeft de lessee vaak de optie het goed tegen een nominale prijs te kopen (ESR 95 bijlage II).

(8) Opgemerkt moet worden dat op de MFI-balans geen onderscheid wordt gemaakt tussen deposito's en leningen aan de actief- en passiefzijde. In plaats daarvan worden alle niet-verhandelbare middelen die geplaatst zijn bij/geleend aan MFI's (=passiva), geacht in deposito te worden gehouden en alle middelen die geplaatst/geleend zijn door de MFI's (=activa) geacht "leningen" te zijn. Het ESR 95 baseert het onderscheid echter op het criterium wie het initiatief neemt tot de transactie. In gevallen waarin het initiatief wordt genomen door de geldnemer, wordt de financiële transactie ingedeeld als een lening. In gevallen waarin het initiatief bij de geldgever ligt, moet de transactie worden ingedeeld als een deposito.

(9) Europese Centrale Bank, november 2002.

(10) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(11) Het ESR 95 stelt de norm voor de sectorindeling.

(12) Overheid: Ingezeten eenheden met als hoofdfunctie het voortbrengen van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of de herverdeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen (ESR 95, paragrafen 2.68-2.70). Overheid omvat centrale overheid, deelstaatoverheid, lagere overheid en wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (ESR 95 paragraaf 2.71-2.74). Voor verdere richtlijnen betreffende de sectorindeling zie Money and Banking Statistics Sector Manual: Guidance for the statistical classification of customers, Europese Centrale Bank, tweede editie, november 1999.

(13) Tot de overige ingezeten sectoren behoren:

- overige financiële intermediairs zoals gedefinieerd in dit kader,

- financiële hulpbedrijven,

- verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Niet-monetaire financiële ondernemingen en quasi-ondernemingen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het spreiden van risico's (ESR 95, paragrafen 2.60-2.67),

- niet-financiële ondernemingen. Ondernemingen en quasi-ondernemingen die zich niet bezighouden met financiële intermediatie, maar waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het produceren van marktgoederen en niet-financiële diensten (ESR 95, paragrafen 2.21-2.31),

- huishoudens. Personen of groepen van personen, in de hoedanigheid van consument en in de hoedanigheid van producent van goederen en niet-financiële diensten voor uitsluitend eigen consumptie, alsook in de hoedanigheid van producent van marktgoederen en niet-financiële en financiële diensten mits hun activiteiten niet worden uitgeoefend door quasi-ondernemingen. De sector omvat tevens instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, met als hoofdfunctie de productie van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor bepaalde groepen huishoudens (ESR 95, paragrafen 2.75-2.88).

(14) Financiële transacties worden gedefinieerd als het verschil tussen de gerapporteerde standen per de laatste dag van opeenvolgende kwartalen, nadat is gecorrigeerd voor het effect van veranderingen die niet het gevolg zijn van transacties maar van andere invloeden. Informatie betreffende deze invloeden wordt verstrekt in de vorm van aanpassingen die worden opgenomen onder "overige wijzigingen": "herindelingen en overige aanpassingen" en "herwaarderingen en afschrijvingen/afwaarderingen van leningen". Overige wijzigingen:

- In de context van balansstatistieken zijn "overige wijzigingen" ontwikkelingen tussen balansen per de laatste dag van opeenvolgende kwartalen die het gevolg zijn van andere invloeden dan transacties. Overige wijzigingen worden in twee hoofdcategorieën ingedeeld: "herindelingen en overige aanpassingen" en "herwaarderingen en afschrijvingen/afwaarderingen van leningen".

- De categorie "herindelingen en overige aanpassingen" omvat alle wijzigingen in de stand van de balans die het gevolg zijn van een verandering in de statistische registratie (opnemen of uitsluiten van nieuwe OFI's), de herindeling van activa of passiva (naar looptijd, sector of instrument) en het effect van rapportagefouten die in de standen alleen voor een beperkte tijdschaal zijn gecorrigeerd.

- De categorie "herwaarderingen en afschrijvingen/afwaarderingen van leningen" bestaat uit twee gedeelten. In de eerste plaats omvat deze categorie elke wijziging in de standen vanwege het effect van wisselkoersschommelingen op in vreemde valuta's luidende activa en passiva. In de tweede plaats, het effect van fluctuaties in de koers van de uitstaande standen van aangehouden, verkochte of uitgegeven verhandelbare effecten en de verwijdering van de balans van leningen die worden afgeschreven of afgewaardeerd, resulteren in "overige herwaarderingen".

(15) NCB-werkdag betekent een dag waarop een bepaalde NCB van een deelnemende lidstaat geopend is voor het uitvoeren van monetaire beleidsoperaties van het ESCB.

(16) Zie ook paragraaf 6.2, "Gegevensvereisten".

(17) Bijvoorbeeld, in het geval van Griekenland worden de codes "U2" en "U8" voor het tegenpartijgebied gebruikt voor gegevens die betrekking hebben op perioden tot en met 2000Q4, en de codes "U5" en "U4" worden gebruikt vanaf 2001Q1.

(18) Bijvoorbeeld, in het geval van Griekenland wordt de code "N" gebruikt voor gegevens die betrekking hebben op perioden tot en met 2000Q4, en de code "E" vanaf 2001Q1.

(19) Eigenschappen zijn statistische begrippen die aanvullende gecodeerde informatie (bv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. De eigenschappen waarvan alle partners de waarden kennen, zijn "verplicht". De eigenschappen die alleen worden gedefinieerd indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. id's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. compilatie, reeksbreuken) zijn "voorwaardelijk". De waarden van eigenschappen hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer ze voor de eerste keer worden ingesteld of telkens wanneer ze gewijzigd worden. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(20) Bijvoorbeeld in het geval van Griekenland wordt de waarde van deze eigenschap ingesteld op "GRD" voor de periode tot en met 2000Q4 en op "EUR" vanaf 2001Q1.

(21) Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of vanwege het juridisch kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "M".

(22) Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde data of niet voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat, maar er is geen statistisch toezicht op), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "L" in iedere periode.

(23) Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus "A"). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.

Appendix 1

AAN DE ECB DOOR TE GEVEN REEKSEN BETREFFENDE BELEGGINGSFONDSEN

(Sleutelindicatoren/Pro-memorieposten)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

AAN DE ECB DOOR TE GEVEN REEKSEN BETREFFENDE OVERIGE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS M.U.V. BELEGGINGSFONDSEN

(Sleutelindicatoren/Pro-memorieposten)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Appendix 2

NATIONALE TOELICHTING

Een gedetailleerde nationale toelichting met een beschrijving van de doorgegeven gegevens is uitermate belangrijk, omdat de kortetermijnaanpak afhankelijk is van de thans beschikbare gegevens in de deelnemende lidstaten.

Ofschoon de meeste informatie waar in de toelichting om wordt verzocht, in beginsel via E9 bij de desbetreffende eigenschappen dient te worden doorgegeven, zoals beschreven in paragraaf 5.2 van deze bijlage, dient ook een versie op papier te worden verstrekt.

De nationale toelichting dient een beschrijving van de volgende punten te bevatten:

1. Gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling: Dit omvat:

- Gegevensbronnen die gebruikt worden om statistieken betreffende overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (hierna aan te duiden als "OFI's") samen te stellen, bijv. Bureaus voor Statistiek, directe rapportage van OFI's en/of fondsmanagers.

- Bijzonderheden over de verzamelsystemen, bijv. vrijwillige rapporten, bedrijfsoverzichten, steekproeftrekking, rapportage afhankelijk van het bestaan van drempels, extrapolatie.

2. Compilatieprocedures: De methode die gebruikt wordt om de gegevens samen te stellen, dient te worden beschreven, bijv. een gedetailleerde beschrijving van gemaakte ramingen/aannames, hoe reeksen worden samengevoegd wanneer twee reeksen verschillende frequenties hebben.

3. Juridisch kader: Uitvoerige informatie dient te worden verstrekt over het nationale juridische kader van de instellingen. Verbanden met wetgeving van de Europese Unie dienen specifiek te worden aangegeven. Wanneer verschillende soorten instellingen in dezelfde categorie worden opgenomen, is informatie vereist over alle soorten instellingen.

4. Afwijkingen van de rapportage-instructies van de Europese Centrale Bank (ECB): nationale centrale banken (NCB's) dienen informatie te verstrekken met betrekking tot afwijkingen van de rapportage-instructies.

Afwijkingen van de rapportage-instructies kunnen optreden met betrekking tot:

- uitsplitsing naar instrument: De dekking van instrumenten kan verschillen van de rapportage-instructies van de ECB (bijv. twee verschillende instrumenten kunnen niet afzonderlijk worden geïdentificeerd),

- uitsplitsing naar looptijd,

- geografische uitsplitsing,

- uitsplitsing naar sector,

- waarderingsmethoden.

5. Beleggingsfondsen naar soort: De criteria voor het indelen van beleggingsfondsen naar soort dienen te worden toegelicht (bijv. een fonds wordt ingedeeld als een aandelenfonds wanneer het tenminste 60 % van zijn totale activa in aandelen belegt). Meegedeeld moet worden of deze criteria zijn uiteengezet/gedefinieerd in de openbare prospectus, het fondsreglement, oprichtingsdocumenten, vastgestelde statuten of huishoudelijke reglementen, of opgenomen in verkoopdocumenten, etc.

6. Populatie van informatieplichtigen:

a) In de rapporterende OFI-subcategorie opgenomen c.q. niet-opgenomen instellingen: Zijn alle instellingen die ingedeeld moeten worden in een specifieke OFI-subcategorie meegenomen in de verschafte gegevens? Alle instellingen die van elke OFI-subcategorie zijn opgenomen c.q. uitgesloten, dienen te worden beschreven (bijv. in het totaal aan beleggingsfondsen zijn de algemene publieksfondsen opgenomen, maar alle fondsen voor speciale beleggers uitgesloten).

b) Dekking: Een raming van de dekking van de gegevens (indien mogelijk in termen van totaal aan activa van de totale populatie van informatieplichtigen) dient te worden verschaft.

7. Breuken in historische reeksen: Breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd in het verzamelen, het rapportagebereik, het rapportagekader en de samenstelling van de historische reeksen plaatsvinden, worden beschreven. In het geval van breuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd.

8. Overige opmerkingen: Eventuele overige relevante opmerkingen of aanduidingen die de NCB aan de orde wenst te stellen.

BIJLAGE XIX

STATISTIEKEN BETREFFENDE EFFECTENEMISSIES RAPPORTAGE-INSTRUCTIES VOOR DE SAMENSTELLING VAN STATISTIEKEN OP GROND VAN EEN KORTETERMIJNAANPAK

1. Doel

Informatie over effectenemissies is een belangrijk element in monetaire en financiële analyse. Effectenemissies vormen voor geldnemers een alternatief voor "bankfinanciering". Houders van financiële activa kunnen door "niet-banken" uitgegeven effecten beschouwen als gedeeltelijke substituten voor bankdeposito's en voor door banken uitgegeven verhandelbare instrumenten. Statistieken betreffende effectenemissies vormen derhalve een aanvulling op monetaire statistieken. In de loop der tijd kunnen verschuivingen tussen directe financiering (via effectenmarkten) en indirecte financiering (via het bancaire systeem) de doorwerking van het monetaire beleid beïnvloeden, aangezien dergelijke verschuivingen de financiële structuur van het eurogebied kunnen wijzigen. Een uitsplitsing van de emissieactiviteit naar sector maakt duidelijk wat het relatieve belang is van de vraag van de publieke en particuliere sector op de kapitaalmarkten, en draagt bij tot een verklaring van marktrentebewegingen, met name in het geval van middellange en lange looptijden. Gegevens over het uitstaande bedrag aan effecten geven ook de diepte van kapitaalmarkten aan. Bovendien wordt informatie over in euro luidende effectenemissies (door ingezetenen en niet-ingezetenen van het eurogebied) gebruikt om de rol van de euro op de internationale financiële markten te beoordelen.

Statistieken betreffende effectenemissies voor het eurogebied leveren twee belangrijke aggregaten op:

- alle emissies door ingezetenen van het eurogebied in elke valuta, en

- alle wereldwijd gedane emissies in euro, zowel nationaal als internationaal.

Statistieken betreffende effectenemissies worden zoveel mogelijk gebaseerd op reeds bestaande gegevens op nationaal en internationaal niveau. De gegevens zijn niet altijd volledig beschikbaar overeenkomstig de definities en uitsplitsingen die in deze bijlage omschreven worden. In gevallen waarin de gerapporteerde gegevens afwijken van de definities in deze bijlage, worden nationale centrale banken (NCB's) verzocht een toelichting te verstrekken aan de Europese Centrale Bank (ECB)(1).

2. Begrippenkader en gegevensverzameling

Schema 1 geeft een samenvatting van het begrippenkader waarbinnen NCB's statistieken betreffende effectenemissies doorgeven aan de ECB. Het belangrijkste onderscheid is gebaseerd op het ingezetenschap van de emittent(2). NCB's rapporteren alle emissies. De 12 NCB's van het Eurosysteem rapporteren tezamen alle emissies door ingezetenen van het eurogebied. De Bank voor Internationale Betalingen (BIB) rapporteert emissies door de "Rest van de wereld" (hierna aangeduid als "RW"), d.w.z. door alle niet tot het eurogebied behorende ingezetenen, waarbij emissies door ingezetenen van elk van de drie niet-deelnemende lidstaten, worden onderscheiden van de overige RW-landen(3).

Emissies worden voorts geanalyseerd naar valutadenominatie(4): "euro/nationale denominaties" of "overige valuta's". Vóór 1 januari 1999 verwijst "euro/nationale denominaties" naar de ECU en de nationale munteenheden van de deelnemende lidstaten. Vanaf 1 januari 1999 verwijst het naar de euro en de nationale denominaties ervan. NCB's rapporteren emissies door hun binnenlandse ingezetenen, ongeacht de valuta van emissie. De BIB rapporteert enkel ten aanzien van RW-ingezetenen die emissies doen in euro/nationale denominaties(5).

Schema 1: Samenvatting van het begrippenkader

>PIC FILE= "L_2003241NL.035801.TIF">

De belangrijkste aggregaten kunnen worden afgeleid als totalen van de gegevensblokken: de som van A en B geeft de totale emissies in euro, de som van A en C de totale emissies door ingezetenen van het eurogebied. Blok D is niet nodig om de vereiste aggregaten af te leiden.

Het ingezetenschap van de emittent wordt gebruikt als belangrijkste onderscheidende eigenschap omdat het ondubbelzinnig is en de relatieve sterkte van de gegevensverstrekkers weerspiegelt: NCB's met betrekking tot binnenlandse emittenten en de BIB met betrekking tot internationale emittenten. Op basis van dit begrippenkader zijn aparte rapportageformulieren ontworpen voor de BIB en de NCB's. Deze zijn bijgevoegd als appendix 2.

Het is mogelijk dat de gegevens van NCB's onvolledig zijn wat betreft emissies door binnenlandse ingezetenen op buitenlandse markten, met name emissies in andere valuta's dan de euro (Blok C). NCB's vullen de rapportageformulieren zoveel mogelijk in op basis van bestaande nationale gegevensbronnen en vullen de leemten zoveel mogelijk aan met behulp van secundaire bronnen. NCB's wordt geadviseerd gegevens te verschaffen betreffende emissies op hun nationale markten door niet-binnenlandse ingezetenen van het eurogebied. Het verschaffen van deze gegevens zou mettertijd belangrijker kunnen worden, naarmate monetaire unie leidt tot meer integratie van de financiële markten en de concurrentie voor het beheren van nieuwe emissies tussen financiële intermediairs vergroot. De BIB heeft aangeboden NCB's te helpen de dekking van hun gegevens op bilaterale basis te verbeteren.

3. Ingezetenschap van de emittent

3.1. Definitie

Een emitterende eenheid wordt gedefinieerd als een ingezetene van het rapporterende land indien de eenheid een economisch belangencentrum heeft in het economisch gebied van dat rapporterende land - d.w.z. indien de emittent voor langere tijd (langer dan een jaar) economische activiteiten ontplooit in dat gebied(6). Niet-ingezeten emittenten omvatten eenheden die hetzij: (1) gevestigd zijn in het economisch gebied van het rapporterende land, maar daar gedurende een periode van een jaar of langer geen economische activiteiten of transacties verrichten, noch van plan zijn te verrichten; of (2) gevestigd zijn buiten het economisch gebied van het rapporterende land.

Emissies door dochterondernemingen van niet-ingezetenen van het rapporterende land die actief zijn in het economisch gebied van het rapporterende land, worden ingedeeld als emissies door ingezeten eenheden van het rapporterende land. Emissies door hoofdkantoren die gevestigd zijn in het economisch gebied van het rapporterende land en internationaal actief zijn, worden eveneens beschouwd als emissies door ingezeten eenheden. Emissies door hoofdkantoren of dochterondernemingen die gevestigd zijn buiten het economisch gebied van het rapporterende land, maar eigendom zijn van ingezetenen van het rapporterende land worden beschouwd als emissies door niet-ingezetenen. Bijvoorbeeld, emissies door Volkswagen Brazil worden beschouwd als te zijn gedaan door ingezeten eenheden van Brazilië en niet van het gebied van het rapporterende land.

3.2. Rapportageverplichtingen

Zoals toegelicht in paragraaf 2 en geïllustreerd in schema 1 is de rapportageverplichting voornamelijk gebaseerd op het land van ingezetenschap. NCB's rapporteren alle emissies door hun binnenlandse ingezetenen (ongeacht de valuta van emissie); zij maken onderscheid tussen de ingezetenen van hun eigen land, d.w.z. binnenlandse ingezetenen, en de ingezetenen van derde landen. Voor elke NCB zijn "ingezetenen van het rapporterende land" emittenten in dat rapporterende land, bijvoorbeeld voor Portugal zijn dit emittenten die ingezetenen zijn van Portugal. Niet-ingezeten emittenten zijn die emittenten die zich buiten het rapporterende land bevinden, bijvoorbeeld voor Portugal alle emittenten die buiten Portugal ingezeten zijn (ongeacht hun land van vestiging).

De BIB verschaft gegevens over RW-ingezetenen die emissies doen in euro/nationale denominaties. Vier sets gegevens zijn vereist: een set voor elk van de drie niet-deelnemende lidstaten (Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) en een set voor de overige RW-ingezetenen (die alle landen buiten de Europese Unie (EU) omvat). Voor de BIB hangt de betekenis van "ingezetene van het rapporterende land" af van het rapportageperspectief. Bijvoorbeeld, in het Deense rapportageformulier verwijst het naar ingezetenen van Denemarken, in het rapportageformulier voor "overige RW-ingezetenen" verwijst het naar emittenten die ingezetenen zijn van landen buiten de EU.

Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen, vindt de rapportage van emissies door "lege financiële instellingen"(7) bilateraal plaats, met betrokkenheid van de BIB en de NCB's. "Lege financiële instellingen", zoals Toyota Motor Finance Netherlands BV, voldoen aan de criteria van ingezetenschap van het ESR 95, en worden derhalve ingedeeld als ingezetenen van het eurogebied, in dit voorbeeld als ingezetenen van Nederland. Emissies door dergelijke instellingen worden door NCB's gerapporteerd en niet door de BIB.

Indien een rapporterend land geen statistieken kan verstrekken in overeenstemming met de definitie van ingezetenschap volgens het ESR 95 [en het Internationaal Monetair Fonds (IMF)], moet de NCB van het betrokken land een uitvoerige toelichting geven op de criteria die daadwerkelijk werden toegepast. Bijvoorbeeld, de Deutsche Bundesbank wees erop dat zij alle ingezeten emittenten opgeeft die economische activiteiten in Duitsland ontplooien, ongeacht hoelang deze al ingezetenen zijn (het "concept van juridisch ingezetenschap").

4. Sectoruitsplitsing van emittenten

4.1. Definitie

Emittenten van effecten worden gedefinieerd als vennootschappen en quasi-vennootschappen die zich bezighouden met de emissie van effecten en overeenkomstig de emissievoorwaarden wettelijke verplichtingen aangaan tegenover de houders van deze instrumenten.

Een uitsplitsing naar de sectoren ingezeten en niet-ingezeten emittenten van effecten is vereist. Emissies worden ingedeeld naar de sector die de aansprakelijkheid voor de uitgegeven effecten op zich neemt. Dus, indien een investeringsbank schuldbewijzen op de markt brengt voor een gemeentelijke overheid, wordt de emittent ingedeeld als "deelstaat- en lagere overheid". In het geval van effecten die uitgegeven worden via "lege financiële instellingen" waarbij niet de "lege financiële instelling" aansprakelijk is voor de emissie maar de moederorganisatie, worden deze toegeschreven aan de moederorganisatie en niet aan de "lege financiële instelling". Bijvoorbeeld, emissies door een "lege financiële instelling" van Philips worden toegerekend aan de sector niet-financiële ondernemingen en gerapporteerd door Nederland. Deze regel wordt echter alleen gevolgd indien de "lege financiële instelling" en haar moederorganisatie in hetzelfde land gevestigd zijn. Dus, indien de moedermaatschappij geen ingezetene is van het rapporterende land, wordt de "lege financiële instelling" beschouwd als een fictieve ingezetene(8) van het rapporterende land, en is de uitgevende sector "overige financiële intermediairs (OFI's)". Bijvoorbeeld, emissies door Toyota Motor Finance Netherlands BV worden toegeschreven aan de sector "overige financiële intermediairs" van Nederland, omdat de moedermaatschappij "Toyota" geen ingezetene van Nederland is.

De sectorindeling omvat de volgende negen categorieën emittenten(9):

- ECB/NCB's.

- Monetaire financiële instellingen (MFI's) m.u.v. centrale banken omvatten de ingezeten kredietinstellingen zoals gedefinieerd in het Gemeenschapsrecht en alle overige ingezeten financiële instellingen die zich toeleggen op het aantrekken van deposito's en/of nauwe substituten van deposito's van andere instellingen dan MFI's en op het voor eigen rekening (althans in economische zin) verstrekken van kredieten en/of beleggen in effecten(10).

- Overige financiële intermediairs omvatten niet-monetaire financiële ondernemingen en quasi-vennootschappen (met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, anders dan in chartaal geld, deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels bij andere institutionele eenheden dan MFI's. Financiële hulpbedrijven, die zich bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar niet met financiële intermediatie zelf, worden ook hiertoe gerekend(11).

- Verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen omvatten niet-monetaire financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van risicospreiding(12).

- Niet-financiële ondernemingen omvatten vennootschappen en quasi-vennootschappen waarvan de hoofdactiviteit niet bestaat uit financiële intermediatie, maar voornamelijk uit de productie van goederen en niet-financiële diensten(13).

- Centrale overheid omvat de bestuursinstellingen van de staat en andere centrale instellingen waarvan de bevoegdheid zich over het gehele economische gebied van het rapporterende land uitstrekt, met uitzondering van de wettelijke sociale verzekeringsinstellingen(14).

- Deelstaatoverheid en lagere overheid: De deelstaatoverheid omvat afzonderlijke institutionele eenheden die bepaalde overheidsfuncties uitoefenen op een lager niveau dan de centrale overheid en op een hoger niveau dan de institutionele eenheden van de lagere overheid, met uitzondering van de wettelijke sociale verzekeringsinstellingen. De lagere overheid omvat de instellingen van openbaar bestuur waarvan de bevoegdheid zich slechts over een lokaal gedeelte van het economisch gebied van het rapporterende land uitstrekt, met uitzondering van de plaatselijke wettelijke sociale verzekeringsinstellingen(15).

- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen zijn institutionele eenheden op centraal, deelstaat- en lokaal niveau waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verstrekken van sociale uitkeringen(16).

- Internationale instellingen omvatten supranationale en internationale organisaties zoals de Europese Investeringsbank, het IMF en de Wereldbank.

Indien een overheidsonderneming wordt geprivatiseerd door de emissie van beursgenoteerde aandelen, is de uitgevende sector "niet-financiële ondernemingen". Evenzo, indien een openbare kredietinstelling wordt geprivatiseerd, is de uitgevende sector "MFI's m.u.v. centrale banken". In het zeldzame geval dat emissies worden geplaatst door huishoudens of instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, worden deze ingedeeld als emissies door "niet-financiële ondernemingen".

4.2. Rapportageverplichtingen

Indien een rapporterend land afwijkt van deze indeling of niet alle emissies afzonderlijk per uitgevende sector kan aangeven, verstrekt het een zo gedetailleerd mogelijke uitsplitsing volgens de bovenvermelde indeling met een toelichting waarin alle afwijkingen en sectoren die niet afzonderlijk geïdentificeerd kunnen worden, uitdrukkelijk worden genoemd. Bijvoorbeeld, indien emissies door overige financiële intermediairs niet onderscheiden kunnen worden van emissies door niet-financiële ondernemingen, wordt het totaal van de emissies door deze twee sectoren doorgegeven als emissies door hetzij overige financiële intermediairs of niet-financiële ondernemingen. De indeling wordt gedocumenteerd in de nationale toelichting.

De BIB volgt de beneden aangegeven identificatie tussen de uitsplitsing naar sectoren van emittenten die beschikbaar zijn in de BIB-database en die welke gevraagd worden in de rapportageformulieren:

Schema 2: Sectoridentificatie met betrekking tot de BIB-databank

>PIC FILE= "L_2003241NL.036101.TIF">

5. Tijdstip van registratie van emissie

Ten behoeve van de hier verzamelde statistieken wordt een emissie geacht te hebben plaatsgevonden wanneer de emittent betaling ontvangt en niet wanneer het syndicaat de verplichting op zich neemt. De BIB rapporteert deze emissies als "voltooide" emissies(17).

6. Valuta van emissie

6.1. Definitie

De valuta van emissie is gedefinieerd als de valuta waarin de effecten luiden. Obligaties met dubbele valuta, waarbij de obligatie wordt afgelost of de coupon wordt uitbetaald in een andere valuta dan de denominatie van de obligatie, worden ingedeeld volgens de denominatie van de obligatie.

Global bonds(18) luiden doorgaans in één enkele valuta, voornamelijk in USD. Indien een global bond wordt uitgegeven in meer dan één valuta, wordt elk gedeelte gerapporteerd als een afzonderlijke emissie, volgens de valuta van emissie ervan.

In het geval van emissies die in twee valuta's luiden, bijvoorbeeld 70 % in euro en 30 % in USD, worden de betreffende componenten van de emissie idealiter afzonderlijk gerapporteerd volgens de valutadenominatie. Dus 70 % van de emissie wordt gerapporteerd als een emissie in euro/nationale denominaties(19) en 30 % als een emissie in overige valuta's(20). Indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk vast te stellen, wordt in de nationale toelichting aangegeven welke feitelijke indeling het rapporterende land heeft gemaakt.

Beursgenoteerde aandelen worden verondersteld te worden uitgegeven in de valuta van het land van ingezetenschap van de vennootschap; aandelenemissies in overige valuta's zijn te verwaarlozen of niet bestaand. De gegevens betreffende beursgenoteerde aandelen verwijzen dus naar alle emissies door alleen ingezetenen van het eurogebied.

6.2. Rapportageverplichtingen

Voor historische gegevens van vóór 1 januari 1999 verwijst "euro/nationale denominaties" naar de ECU en naar de nationale valuta's van de deelnemende lidstaten. Vanaf 1 januari 1999 verwijst het naar de euro en de nationale denominaties ervan. "Overige valuta's" verwijst naar alle overige valuta's, met inbegrip van de nationale valuta's van de niet-deelnemende lidstaten (DKK, SEK, GBP).

NCB's maken een onderscheid tussen emissies door hun binnenlandse ingezetenen in euro/nationale denominaties (Blok A) en in overige valuta's (Blok C). Duitsland rapporteert bijvoorbeeld alle effecten uitgegeven in EUR, DEM, ECU(21) en in de nationale valuta's van de deelnemende lidstaten (FRF, ITL, ATS, enz.) als emissies in euro/nationale denominaties (Blok A). In Blok C rapporteert het alle overige emissies door binnenlandse ingezetenen die luiden in alle overige valuta's (GBP, CHF, USD, JPY, enz.).

Voor historische periodes voorafgaande aan 1 januari 1999, dienen NCB's die niet in staat zijn onderscheid te maken tussen emissies in euro/nationale denominaties m.u.v. de lokale valuta (met inbegrip van de ECU) en emissies in overige valuta's in de toelichting duidelijk te maken waar de emissies werden ingedeeld en het totale bedrag aan emissies op te geven die niet correct werden toegewezen om de omvang van de vertekening te kunnen beoordelen.

De BIB rapporteert emissies door RW-ingezetenen in euro/nationale denominaties (Blok B), maar niet in overige valuta's. De BIB-database bevat informatie over de valuta van emissie en kan daarom worden gebruikt om emissies in overige valuta's te onderscheiden van emissies in euro/nationale denominaties.

7. Indeling van emissies

Emissies worden geanalyseerd in twee brede categorieën: (1) effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten)(22); en (2) beursgenoteerde aandelen (exclusief participaties in beleggingsinstellingen)(23). Onderhandse plaatsingen worden zoveel mogelijk opgenomen. Geldmarktpapier wordt opgenomen als onderdeel van effecten m.u.v. aandelen, maar derivaten, alsook participaties in beleggingsinstellingen maken geen deel uit van het rapportagekader. Voorts worden niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen niet opgenomen, omdat dergelijke gegevens niet overal beschikbaar zijn binnen het bestaande kader van statistieken over effectenemissies(24). Bovendien bestaat er twijfel over het analytische nut van het opnemen van niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen, aangezien deze wellicht niet verhandelbaar zijn.

7.1. Effecten (m.u.v. aandelen)(25)

De categorie effecten m.u.v. aandelen(26) (exclusief financiële derivaten) omvat alle financiële activa aan toonder die gewoonlijk verhandelbaar zijn op secundaire markten en die de houder ervan geen eigendomsrechten geven op de institutionele eenheid die ze uitgeeft. Deze categorie bestaat doorgaans uit overdraagbare waardepapieren waarvan de nominale waarde bij de emissie is bepaald. Het gaat hierbij onder meer om wissels, obligaties, promessen, schuldbewijzen en soortgelijke instrumenten die gewoonlijk op de financiële markten verhandeld worden. De in deze categorie opgenomen instrumenten kunnen als volgt omschreven worden: zij bieden de houder het onvoorwaardelijke recht op een vast of contractueel bepaald variabel geldelijk inkomen in de vorm van couponbetalingen (rente) en/of een afgesproken vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data of vanaf een datum die bij de emissie is vastgelegd. Onderhandse plaatsingen worden zoveel mogelijk opgenomen. Global bonds maken hier ook deel van uit.

De rapportage van NCB's met betrekking tot statistieken over effectenemissies door MFI's en over MFI-balansen dient consistent te zijn, aangezien de dekking van instrumenten en uitgevende MFI's in beide gevallen hetzelfde is(27).

De volgende instrumenten in de BIB-database worden ingedeeld als effecten m.u.v. aandelen:

- depositocertificaten,

- "commercial paper",

- schatkistbiljetten,

- obligaties,

- Euro "commercial paper" (ECP),

- medium term notes (MTN's),

- overig kortlopend papier.

In de nationale toelichting verstrekken NCB's informatie over het soort effecten dat door de nationale gegevens wordt bestreken, met inbegrip van hun nationale terminologie. Indien bekend is dat de gerapporteerde gegevens onvolledig zijn, geeft het rapporterende land aan waar hiaten bestaan. Voorts geven de NCB's globale nationale ramingen van de dekking van effecten voor elke categorie van emissies door binnenlandse ingezetenen(28).

De categorie effecten m.u.v. aandelen is verdeeld in twee subposten:

7.1.1. Kortlopende effecten (m.u.v. aandelen)(29)

De subpost kortlopende effecten m.u.v. aandelen omvat alle emissies van effecten m.u.v. aandelen met een korte oorspronkelijke looptijd; kortlopende effecten worden in het algemeen met een disagio uitgegeven. Tot deze subpost behoren geen effecten waarvan de verhandelbaarheid theoretisch weliswaar mogelijk, maar in de praktijk zeer beperkt is.

Tot deze subpost behoren de volgende instrumenten(30):

- schatkistbiljetten en overig kortlopend papier uitgegeven door de overheid,

- verhandelbaar kortlopend papier uitgegeven door financiële en niet-financiële vennootschappen. Er bestaat een breed scala aan terminologie voor dergelijk papier: "commercial paper", handelswissels, promessen, "bills of trade", wissels en depositocertificaten,

- kortlopende effecten uitgegeven onder langlopende gegarandeerde "note issuance facilities", en

- bankaccepten.

Indien bankaccepten verhandelbaar zijn en in de gerapporteerde gegevens voor kortlopende effecten m.u.v. aandelen zijn opgenomen, geeft het rapporterende land een toelichting op de nationale procedures voor de registratie van deze instrumenten, alsook op de aard van deze instrumenten.

7.1.2. Langlopende effecten (m.u.v. aandelen)(31)

De subpost langlopende effecten m.u.v. aandelen omvat alle emissies van effecten m.u.v. aandelen met een lange oorspronkelijke looptijd; langlopende effecten zijn bij emissie in het algemeen voorzien van couponbladen.

Tot deze subpost behoren de volgende instrumenten(32):

- obligaties aan toonder,

- achtergestelde obligaties, vaak achtergestelde schulden genoemd,

- obligaties met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing waarvan de laatste na minstens één jaar,

- eeuwigdurende obligaties,

- obligaties met variabele rente ("variable rate notes"),

- indexobligaties, waarbij de waarde van de hoofdsom is gekoppeld aan een prijsindexcijfer, de prijs van bepaalde goederen of een wisselkoersindexcijfer,

- "deep-discount"-obligaties en obligaties met nulcoupon,

- euro-obligaties. Obligaties die tegelijkertijd op de markt van ten minste twee landen worden geplaatst en luiden in een valuta die niet noodzakelijkerwijs de valuta van een van deze landen is, en die gewoonlijk worden geëmitteerd door een internationaal syndicaat van financiële instellingen uit diverse landen,

- global bonds. Obligaties die tegelijkertijd worden uitgegeven op de binnenlandse markt en op de euromarkt,

- onderhands geplaatste obligaties. Obligaties die door een bilaterale overeenkomst zijn voorbehouden aan bepaalde beleggers, mits zij tenminste potentieel overdraagbaar zijn,

- effecten die ontstaan door de conversie van leningen,

- leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden,

- schuldbewijzen en andere vormen van vreemd vermogen die kunnen worden geconverteerd in aandelen van de emitterende onderneming of van een andere onderneming, zolang de conversie nog niet heeft plaatsgevonden. Conversieopties die gescheiden kunnen worden van de onderliggende obligatie, worden niet opgenomen(33),

- aandelen (inclusief niet-winstdelende preferente aandelen en oprichtersbewijzen) waarop een vast inkomen wordt betaald en die niet voorzien in een aandeel in de restwaarde van een onderneming bij liquidatie,

- vorderingen die verband houden met de securitisatie van leningen, hypothecaire leningen, creditcardschulden, transitorische posten en andere activa.

De volgende instrumenten worden niet in deze categorie opgenomen:

- transacties in effecten die deel uitmaken van repo-overeenkomsten,

- emissies van niet-verhandelbare effecten,

- niet-verhandelbare leningen.

7.1.3. Analyse van langlopende effecten (m.u.v. aandelen)

Totale emissies van langlopende effecten m.u.v. aandelen worden verder geanalyseerd volgens de volgende categorieën instrumenten:

- Vastrentende emissies: omvat alle emissies waarvan de coupon niet wijzigt gedurende de looptijd van de emissie. Overeenkomstig de BIB-database, worden ook effecten opgenomen die niet zijn uitgegeven tegen lineaire vaste of variabele rentetarieven ("emissies met gemengd rentetarief")(34), bijvoorbeeld emissies met vast en vervolgens variabel rentetarief, of variabel en vervolgens vast, en emissies die niet dezelfde couponbetalingen hebben gedurende de volledige looptijd van de effecten, alsmede effecten met op- of aflopende rente ("step-up", "step-down").

- Emissies met variabele rente: omvat alle emissies, inclusief indexcoupons, waar de coupon periodiek opnieuw wordt vastgesteld aan de hand van een onafhankelijk rentetarief.

- Obligaties met nulcoupon: omvat alle emissies zonder couponbetaling. Doorgaans worden dergelijke obligaties uitgegeven met disagio en afgelost a pari. Ze omvatten eveneens obligaties die a pari worden uitgegeven en boven pari worden afgelost, bijvoorbeeld obligaties waarvan de aflossingswaarde gekoppeld is aan een wisselkoers of indexcijfer. Het grootste deel van het disagio of agio is het equivalent van de rente die tijdens de looptijd van de obligatie wordt opgebouwd.

Voor elke uitgevende sector wordt deze uitsplitsing van langlopende effecten verstrekt. De som van de drie bovengenoemde categorieën is in principe gelijk aan het totaal van de langlopende effecten m.u.v. aandelen. Aangezien een dergelijke uitsplitsing beschikbaar kan zijn voor de meeste, maar niet voor alle langlopende schuldbewijzen, wordt erkend dat de som van de obligaties met vaste en variabele rente en met nulcoupon samen wellicht niet het totaal vormt van de langlopende effecten m.u.v. aandelen. Het rapporterende land geeft in de nationale toelichting soort en bedrag aan van de langlopende effecten waarvoor een dergelijke uitsplitsing niet beschikbaar is.

Voor kortlopende effecten m.u.v. aandelen is een dergelijke uitsplitsing niet vereist. Alle kortlopende effecten zijn met disagio uitgegeven papieren, die worden beschouwd als emissies met een vaste rente.

7.2. Beursgenoteerde aandelen(35)

De categorie beursgenoteerde aandelen omvat alle aandelen waarvan de koersen op een erkende effectenbeurs of andere gereguleerde markt staan genoteerd. Aandelen omvatten alle financiële activa die eigendomsrechten op vennootschappen of quasi-vennootschappen vertegenwoordigen. Deze financiële activa geven de houder ervan in het algemeen recht op een aandeel in de winst van de vennootschappen of quasi-vennootschappen alsook in hun nettovermogen in geval van liquidatie. Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen worden in deze categorie niet opgenomen.

Beursgenoteerde aandelen omvatten:

- door naamloze vennootschappen uitgegeven aandelen: de houders van deze effecten hebben gezamenlijk de status van eigenaar; zij hebben recht op een aandeel in het totaal van de uitgekeerde winst en in het nettovermogen van de onderneming in geval van liquidatie,

- door naamloze vennootschappen uitgegeven winstbewijzen: waardepapieren waarop het nominale maatschappelijke kapitaal is terugbetaald, maar waarvan de houder de hoedanigheid van deelgerechtigde heeft behouden en die recht geven op een deel van de winst nadat op het maatschappelijke kapitaal dividend is uitgekeerd, alsmede op een eventueel overschot bij liquidatie,

- door naamloze vennootschappen uitgegeven dividendaandelen: dit zijn effecten die:

- afhankelijk van het land en de omstandigheden waaronder zij zijn uitgegeven oprichtersaandelen, winstaandelen, dividendaandelen, enz. worden genoemd en die geen deel uitmaken van het maatschappelijk kapitaal,

- de houders niet de status van gezamenlijke eigenaars in de eigenlijke zin geven,

- de houders recht geven op een evenredig deel van de overwinst na uitkering van dividend op het maatschappelijk kapitaal en op een deel van enig overschot bij liquidatie,

- preferente aandelen die recht geven op een deel van de restwaarde van een vennootschap in opheffing. Deze kunnen al dan niet op een erkende effectenbeurs zijn genoteerd,

- onderhandse plaatsingen (d.w.z. de verkoop van emissies van effecten aan één enkele koper of aan een beperkt aantal kopers zonder openbare aanbieding) worden voorzover mogelijk opgenomen.

Beursgenoteerde aandelen omvatten niet:

- bij de emissie te koop aangeboden aandelen waarop niet is ingeschreven,

- obligaties en andere bestanddelen van vreemd vermogen die in aandelen kunnen worden omgezet; deze worden opgenomen zodra ze in aandelen zijn omgezet,

- de deelnemingen van vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid,

- overheidsdeelnemingen in het kapitaal van internationale organisaties die de juridische vorm hebben van kapitaalvennootschappen,

- bonusaandelen (enkel op het tijdstip van emissie), d.w.z. nieuwe aandelen die gratis ter beschikking van aandeelhouders worden gesteld naar rato van hun aandelenbezit. Hetzelfde geldt voor aandelensplitsingen, d.w.z. de vennootschap of quasi-vennootschap verhoogt het aantal aandelen met een bepaald percentage of veelvoud. De emissies van dergelijke aandelen worden niet gerapporteerd; ze worden echter zonder onderscheid opgenomen in de totale stand van beursgenoteerde aandelen(36).

Indien een bedrijf geprivatiseerd wordt, waarbij de overheid een gedeelte van de aandelen behoudt en het andere gedeelte op een gereguleerde markt wordt genoteerd, wordt de hele waarde van het kapitaal van dat bedrijf geregistreerd als beursgenoteerde aandelen, aangezien alle aandelen te allen tijde potentieel tegen hun marktwaarde verhandelbaar zijn. Hetzelfde geldt indien een gedeelte van de aandelen wordt verkocht aan grote beleggers en alleen het resterende gedeelte op de beurs wordt verhandeld.

NCB's geven in de nationale toelichting alle hun bekende hiaten in de opgave van beursgenoteerde aandelen aan. Indien beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen bijvoorbeeld niet afzonderlijk kunnen worden aangegeven, worden de gegevens voor alle aandelen gezamenlijk gerapporteerd. Dit wordt uitgelegd in de toelichting en er wordt een raming gegeven van het bedrag aan niet-beursgenoteerde aandelen om de mate van de vertekening te illustreren.

8. Looptijd van emissies

Emissies van effecten m.u.v. aandelen worden ingedeeld in kort- of langlopend papier:

- Kortlopende effecten m.u.v. aandelen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar, zelfs indien zij worden uitgegeven onder faciliteiten met een langere looptijd.

- Langlopende effecten m.u.v. aandelen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar. Emissies met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing, waarvan de laatste na tenminste een jaar, en emissies met onbepaalde looptijd worden ingedeeld bij de langlopende emissies.

In principe is de rapportage van NCB's met betrekking tot de uitsplitsing naar looptijd voor statistieken betreffende effectenemissies consistent met die voor MFI-balansstatistieken(37). Indien de definities van korte en lange looptijden niet strikt toegepast kunnen worden, geven de NCB's in de nationale toelichting aan waar de gerapporteerde gegevens afwijken. Zoals voorgesteld in paragraaf 5.22 van het ESR 95, is enige flexibiliteit toegestaan met betrekking tot de uitsplitsing naar looptijd, d.w.z. in uitzonderlijke gevallen hebben kortlopende effecten een oorspronkelijke looptijd van twee jaar.

De methodologie die de BIB momenteel toepast, wijkt hiervan af. De BIB beschouwt alle "Euro commercial paper" en overig in euro luidend papier in een kortlopend programma als kortlopende instrumenten, en alle instrumenten uitgegeven in een langlopend programma als langlopende instrumenten, ongeacht hun oorspronkelijke looptijd.

Een looptijduitsplitsing bij twee jaar, zoals in de MFI-balansstatistieken, wordt niet nodig geacht in de kortetermijnaanpak.

9. Afstemming van standen en stromen

De NCB's verschaffen informatie over uitstaande bedragen, (bruto-)emissies en aflossingen van kort- en langlopende schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen. Indien gegevens over emissies en aflossingen in de gerapporteerde periode niet afzonderlijk beschikbaar zijn, melden NCB's in plaats daarvan het saldo van de "netto-emissies".

Schema 3 illustreert op een schematische manier de koppeling tussen standen (uitstaande bedragen) en stromen (bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies). In de praktijk is deze koppeling complexer vanwege prijs- en wisselkoersschommelingen, herbelegde (opgelopen) rente, herindelingen, herzieningen en andere aanpassingen(38).

Schema 3: Koppeling tussen standen en stromen

>PIC FILE= "L_2003241NL.036601.TIF">

In principe, alle aanpassingen buiten beschouwing gelaten, zijn de uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode gelijk aan de uitstaande emissies aan het einde van de voorgaande verslagperiode plus de som van de (bruto-)emissies min de aflossingen in de verslagperiode. Naar analogie hiermee zijn de uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode gelijk aan de uitstaande emissies aan het einde van de voorgaande verslagperiode plus de netto-emissies in de verslagperiode.

(Bruto-)emissies in de verslagperiode omvatten alle emissies van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen waarbij de emittent effecten contant verkoopt. Ze hebben betrekking op de normale creatie van nieuwe instrumenten. Ze omvatten de aandelen van vennootschappen die voor het eerst op de beurs genoteerd worden, met inbegrip van nieuw opgerichte bedrijven of besloten vennootschappen die naamloze vennootschappen worden. Dit omvat de privatisering van overheidsbedrijven wanneer die een beursnotering krijgen. De emissie van bonusaandelen is hierbij niet inbegrepen(39). De uitwisseling of overdracht van effecten tijdens overnames of fusies valt er niet onder(40), tenzij nieuwe instrumenten worden gecreëerd. Emissies van effecten die later omgezet kunnen worden in andere instrumenten, worden geregistreerd als emissies in hun oorspronkelijke categorie; bij omzetting worden zij uit die categorie verwijderd en vervolgens voor hetzelfde bedrag opgenomen in de nieuwe categorie(41). Het tijdstip waarop emissies zijn afgesloten, wordt gedefinieerd als het tijdstip waarop de betaling plaatsvindt; de registratie van emissies weerspiegelt daardoor zo goed mogelijk het tijdstip van betaling voor de onderliggende emissie.

Aflossingen in de verslagperiode omvatten alle terugkopen van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen door de emittent, waarbij de belegger contanten ontvangt. Het betreft het normale intrekken van instrumenten. Het bestrijkt alle schuldbewijzen die vervallen, alsook voortijdige aflossingen. Het omvat ook de terugkoop van bedrijfsaandelen, indien het bedrijf alle aandelen tegen contanten terugkoopt voorafgaande aan een wijziging van zijn juridische vorm, of een gedeelte van zijn aandelen tegen contanten terugkoopt hetgeen tot een kapitaalverlaging leidt. Het betreft niet de terugkoop van bedrijfsaandelen indien het gaat om beleggingen in eigen aandelen(42).

Netto-emissies zijn de saldi van alle emissies minus alle aflossingen die zich in de verslagperiode hebben voorgedaan. Netto-emissies worden enkel opgegeven indien emissies en aflossingen niet afzonderlijk kunnen worden vastgesteld.

10. Waardering

De waarde van effectenemissies omvat een koerscomponent en, indien de emissies luiden in andere valuta's dan die van het rapporterende land, een wisselkoerscomponent.

10.1. Koerswaardering

Standen en stromen van beursgenoteerde aandelen worden gerapporteerd tegen hun marktwaarde, standen en stromen van effecten m.u.v. aandelen tegen hun nominale waarde. Wat betreft de registratie van standen en stromen van effecten m.u.v. aandelen tegen nominale waarde wordt een uitzondering gemaakt voor obligaties die met groot disagio worden uitgegeven ("deep-discounted") en obligaties met nulcoupon, waarvoor de emissies worden geregistreerd tegen het effectief betaalde bedrag, d.w.z. de disagiokoers op het ogenblik van aankoop en de aflossingen op de vervaldag tegen nominale waarde. Het uitstaande bedrag van "deep-discounted" obligaties en obligaties met nulcoupon is het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente. Voortijdige aflossingen worden geregistreerd tegen de waarde van het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente op het ogenblik van aflossing.

Bepaalde verschillen in de koerswaarderingsprocedure die in verschillende landen wordt gehanteerd, zijn aanvaardbaar. Elk rapporterend land specificeert in de nationale toelichting in detail de waarderingsprocedure die werd toegepast voor 1) kortlopende schuldbewijzen; 2) langlopende schuldbewijzen; 3) obligaties met disagio; en 4) beursgenoteerde aandelen. Indien de waardering voor standen en stromen verschilt, wordt dit eveneens toegelicht.

Koerswaardering volgens het ESR 95, waarbij vereist wordt dat voor schuldbewijzen en aandelen stromen worden geregistreerd tegen de transactiewaarde en dat standen worden geregistreerd tegen de marktwaarde, geldt niet in deze context.

De bestaande waarderingsregels van de BIB zijn nominale waarden voor schuldbewijzen en uitgiftekoersen voor beursgenoteerde aandelen. Voor "deep-discounted" obligaties en obligaties met nulcoupon wordt de lopende rente berekend.

10.2. Rapportagevaluta en wisselkoerswaardering

NCB's rapporteren alle gegevens aan de ECB in euro, met inbegrip van historische reeksen.

Voor de omrekening in euro van door binnenlandse ingezetenen in overige valuta's uitgegeven effecten (Blok C)(43), volgen de NCB's zo goed mogelijk de op het ESR 95 gebaseerde beginselen van wisselkoerswaardering(44):

- Uitstaande emissies dienen omgerekend te worden naar euro/nationale denominaties tegen de desbetreffende middenkoers zoals die geldt aan het einde van de verslagperiode, d.w.z. aan het einde van de laatste werkdag van de verslagperiode.

- Emissies en aflossingen dienen in euro/nationale denominaties te worden omgezet met behulp van de middenkoers zoals die geldt ten tijde van de betaling. Indien het niet mogelijk is de exacte wisselkoers te bepalen die van toepassing is op de omrekening, mag een wisselkoers worden gebruikt die zo dicht mogelijk bij de middenkoers ligt op het tijdstip van betaling.

Voor perioden voorafgaand aan 1 januari 1999, volgen de NCB's zo nauwgezet mogelijk deze normen van het ESR 95 om alle emissies, aflossingen en uitstaande bedragen in niet-binnenlandse valuta's om te rekenen in de euro/nationale denominatie van de rapporterende landen. Ten behoeve van de verzending van de gegevens naar de ECB wordt de gehele tijdreeks vervolgens omgerekend in euro met behulp van de onherroepelijke omrekenkoersen van 31 december 1998.

De BIB rapporteert aan de ECB alle in euro/nationale denominaties luidende emissies door RW-ingezetenen (Blok B) in USD met behulp van de wisselkoersen aan het einde van de periode voor uitstaande bedragen en de periodegemiddelde wisselkoers voor emissies en aflossingen. De ECB rekent alle gegevens om in euro met behulp van hetzelfde beginsel dat in eerste instantie door de BIB werd toegepast. Vóór 1 januari 1999 wordt de wisselkoers tussen de ECU en de USD als substituut gebruikt.

11. Begripsmatige consistentie

Statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken houden met elkaar verband via de emissies van verhandelbare instrumenten(45) door MFI's. De registratie van instrumenten is begripsmatig consistent met de MFI's die ze uitgeven, evenals de toewijzing van instrumenten aan looptijdcategorieën en de uitsplitsing naar valuta. Er zijn wel verschillen tussen de gehanteerde waarderingsbeginselen; statistieken betreffende effectenemissies gaan uit van de nominale waarde, terwijl MFI-balansstatistieken de marktwaarde nemen. Afgezien van waarderingsverschillen komt het uitstaande bedrag aan door MFI's uitgegeven effecten dat wordt gerapporteerd ten behoeve van statistieken betreffende effectenemissies, voor ieder land overeen met de posten 11 ("uitgegeven schuldbewijzen") en 12 ("geldmarktpapier") aan de passiefzijde van de MFI-balans. Kortlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, komen overeen met de som van geldmarktpapier en uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met een jaar(46). Langlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, zijn gelijk aan de som van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan één jaar en tot en met twee jaar en van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan twee jaar.

NCB's controleren de dekking van de statistieken betreffende effectenemissies en van MFI-balansstatistieken en melden eventuele conceptuele verschillen aan de ECB. Drie soorten consistentiechecks worden uitgevoerd: voor emissies door 1) NCB's in euro/nationale denominaties; 2) MFI's m.u.v. centrale banken in euro/nationale denominaties; en 3) MFI's m.u.v. centrale banken in overige valuta's. Kleine verschillen zijn mogelijk en aanvaardbaar, aangezien de statistieken betreffende effectenemissies en de MFI-balansstatistieken afkomstig zijn van nationale rapportagesystemen die uiteenlopende doeleinden dienen.

12. Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal

De rapportagefrequentie aan de ECB is elke maand.

Statistieken betreffende effectenemissies worden niet later dan vijf weken na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, aan de ECB doorgegeven. Op voorhand wordt aan de NCB's een rapportagekalender met de exacte transmissiedata toegezonden.

De tijdreeksen die aan de ECB worden doorgegeven, beginnen in principe in januari 1990. Het uitstaande bedrag aan emissies per eind december 1989 geldt als uitgangspunt. Bij het verschaffen van gegevens wordt onderscheid gemaakt tussen "huidige gegevens" die beginnen in januari 1999, "historische gegevens" vanaf januari 1995, en "verder teruggaande tijdreeksen" vanaf januari 1990.

Indien nodig, moeten in de nationale toelichtingen de redenen van reeksbreuken en herzieningen worden aangegeven.

13. Elektronische transmissie van statistieken betreffende effectenemissies - sleutelgroep ID: ECB_SEC1

13.1. Sleutelgroep voor effectenemissies en corresponderende codelijsten

De sleutelgroep ECB_SEC1 verwijst naar ECB-statistieken betreffende kort- en langlopende effecten m.u.v. aandelen en beursgenoteerde aandelen. De groep werd zo ontworpen dat hij zo nauw mogelijk aansluit op de codelijsten en -waarden van de sleutelgroepen die reeds werden gedefinieerd voor statistieken van financiële rekeningen in de Monetaire Unie en voor betalingsbalansstatistieken, met name in verband met de begrippen en definities van het ESR 95.

De dimensies en eigenschappen die gebruikt worden in de sleutelgroep voor effectenemissies worden hierna beschreven. Voor de statistieken betreffende effectenemissies zijn negen dimensies gespecificeerd die essentieel zijn voor de identificatie van de tijdreeksen(47):

Tabel 1. Sleutelgroep voor effectenemissies (ECB_SEC1): Reeksdimensies

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De negen statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de sleutelgroep ECB_SEC1, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen.

13.1.1. Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: 1 teken)

Deze dimensie verwijst naar de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De gebruikte codelijst is CL_FREQ. In de sleutelgroep voor effectenemissies wordt slechts een deel van de in deze codelijst gespecificeerde waarden gebruikt: M staat voor "maandelijks", Q voor "driemaandelijks", en A voor "jaarlijks". Maandelijkse gegevens zijn vereist. Indien geen maandelijkse gegevens beschikbaar zijn, en geen raming kan worden gemaakt, kunnen de driemaandelijkse of jaarlijkse gegevens worden ingediend.

13.1.2. Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: 2 tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de uitgiftesector(48). De met dit begrip geassocieerde codelijst is CL_AREA_EE. Slechts een deel van de waarden wordt gebruikt om het referentiegebied voor de sleutelgroep ECB_SEC1 aan te geven, aangezien de uitgevende landen de 15 EU-lidstaten en de "rest van de wereld" zijn.

13.1.3. Dimensie nr. 3: Uitgiftesector (SEC_ISSUING_SECTOR; lengte: 4 tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de uitsplitsing naar uitgiftesector en is gekoppeld aan de codelijst CL_ESA95_SECTOR. In de sleutelgroep voor effectenemissies worden slechts tien waarden gebruikt - er worden slechts negen uitgevende sectoren onderscheiden en één waarde is gereserveerd voor de totale economie.

13.1.4. Dimensie nr. 4: Effectenpost (SEC_ITEM; lengte: 6 tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de lijst van posten die is opgesteld voor de financiële rekeningen van de Monetaire Unie in overeenstemming met het ESR 95. Ze is gekoppeld aan de codelijst CL_ESA95_ACCOUNT. In de sleutelgroep voor effectenemissies wordt slechts een deel van de waarden uit de codelijst gebruikt omdat in de kortetermijnaanpak voor statistieken betreffende effectenemissies alleen om sommige instrumentcategorieën wordt gevraagd. Twee instrumentcategorieën in de codelijst verwijzen naar "pro-memorieposten" die op vrijwillige basis kunnen worden doorgegeven: "niet-beursgenoteerde aandelen" en "overige deelnemingen".

13.1.5. Dimensie nr. 5: Effectenwaardering (SEC_VALUATION; lengte: 1 teken)

Deze dimensie identificeert de waarderingsmethode die wordt toegepast op de statistieken betreffende effectenemissies, en is gekoppeld aan de codelijst CL_MUFA_VALUATION. Slechts een deel van de waarden wordt gebruikt omdat niet alle waarderingsmethoden in de codelijst relevant zijn voor deze statistieken.

De kortetermijnaanpak vereist dat effecten m.u.v. aandelen tegen nominale waarde (N) worden gerapporteerd en beursgenoteerde aandelen tegen marktwaarde (transactiewaarde) (M). Voorts zijn nog twee waarderingsmethoden gedefinieerd: waarde inclusief lopende rente (A) en het effectief betaalde bedrag (E). De waarde inclusief lopende rente (A) "verdeelt" de rente over de levensduur van de obligatie op basis van het verschil tussen de aflossing en de uitgifteprijs. Het effectief betaalde bedrag (E) heeft betrekking op de prijs bij aankoop. Voor aflossingen en uitstaande bedragen verwijst het effectief betaalde bedrag naar de "historische" prijs bij aankoop, d.w.z. in tegenstelling tot waardering volgens de marktwaarde worden de effecten niet "geherwaardeerd".

Voor langlopende effecten m.u.v. aandelen zouden de uitgiftecategorieën (obligaties met vaste en variabele rente en obligaties met nulcoupon) volgens verschillende methoden kunnen worden gewaardeerd, hetgeen resulteert in een gemengde waardering van het geheel. Bijvoorbeeld, emissies met vaste en variabele rente worden doorgaans gewaardeerd volgens nominale waarde, en obligaties met nulcoupon volgens het effectief betaalde bedrag. In het algemeen gaat het bij obligaties met nulcoupon om relatief kleine bedragen, zodat de codelijst geen voorziening heeft voor een gemengde waarderingswaarde; het totaalbedrag van langlopende effecten wordt tegen nominale waarde (N) gerapporteerd. In gevallen waarin het bedrag van het verschijnsel toch significant is, wordt de waarde "niet gespecificeerd" (Z) gebruikt voor het totaal. In het algemeen, indien zich een situatie voordoet met gemengde waardering, zorgen de NCB's voor een gedetailleerde toelichting op het niveau van eigenschappen (zie de eigenschap "compilatie" in paragraaf 13.2).

13.1.6. Dimensie nr. 6: Soort effectengegevens (DATA_TYPE_SEC; lengte: 1 teken)

Deze dimensie werd speciaal ontworpen om te voldoen aan de vereisten van de sleutelgroep voor effectenemissies volgens de "kortetermijnaanpak". In deze context geeft ze het soort gegevens aan binnen de statistieken betreffende effectenemissies en is ze gekoppeld aan de codelijst CL_DATA_TYPE_SEC, die in totaal vier waarden bevat: 1) uitstaande bedragen, 2) (bruto-) emissies, 3) aflossingen en 4) netto-emissies. Netto-emissies worden alleen verschaft indien emissies en aflossingen niet afzonderlijk kunnen worden vastgesteld.

13.1.7. Dimensie nr. 7: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: 3 tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de effecten worden uitgegeven en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Voor de sleutelgroep voor effectenemissies wordt slechts een deel van de waarden uit de codelijst gebruikt. Effecten die zijn uitgegeven in euro of in de nationale denominaties daarvan worden gerapporteerd met valutadimensie EUR(49), terwijl effecten die zijn uitgegeven in andere valuta's dan de euro worden gerapporteerd met de code Z06. In de codelijst zijn al drie extra waarden (DKK, SEK, en GBP) opgenomen omdat ze nodig kunnen zijn voor de gegevenstransmissie door de niet-deelnemende lidstaten.

13.1.8. Dimensie nr. 8: Denominatievaluta van de reeks (SERIES_DENOM; lengte: 1 teken)

Deze dimensie specificeert de denominatievaluta waarin de tijdreeks wordt uitgedrukt en is gekoppeld aan de codelijst CL_SERIES_DENOM. Voor deze sleutelgroep worden de drie waarden euro (E), nationale valuta (N) en US dollar (U)(50) gebruikt. De nationale munteenheid (N) is hierbij opgenomen opdat de lidstaten die de euro nog niet hebben aangenomen, in hun eigen nationale munteenheid kunnen rapporteren.

13.1.9. Dimensie nr. 9: Reekssuffix in effectencontext (SEC_SUFFIX; lengte: 1 teken)

Deze dimensie is speciaal ontworpen om te voldoen aan de vereisten van de sleutelgroep voor effectenemissies volgens de "kortetermijnaanpak". Het schept mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen die in de toekomst wellicht noodzakelijk zijn voor de statistieken betreffende effectenemissies. Op dit ogenblik wordt slechts één waarde gebruikt, Z "niet gespecificeerd", die gekoppeld is aan de codelijst CL_SEC_SUFFIX.

13.1.10. Dimensievolgorde

In iedere sleutelgroep ligt de volgorde van de dimensies vast. Hier volgt een aantal voorbeelden van reekscodes van tijdreeksen (zie gegevensblokken in schema 1 en appendix 2):

- Voorbeeld van tijdreekscode in blok A: M: AT: 1000: F33100: N: 1: EUR: E: Z

Maandelijks: Oostenrijk: Totale economie: Kortlopende effecten m.u.v. aandelen: Nominale waarde: Uitstaande bedragen aan het einde van de periode (standen): Uitgegeven in euro en de nationale denominaties ervan: Euro: Suffix niet gespecificeerd.

- Voorbeeld van tijdreekscode in blok C: M: AT: 1220: F33200: N: 2: Z06: E: Z

Maandelijks: Oostenrijk: MFI's m.u.v. centrale banken: Langlopende effecten m.u.v. aandelen: Nominale waarde: (Bruto-)emissies (stromen): Uitgegeven in vreemde valuta's, gecombineerd: Euro: Suffix niet gespecificeerd.

- Voorbeeld van tijdreekscode in blok B: M: Z8: 1230: F33201: N: 3: EUR: U: Z

Maandelijks: Niet-EU15 (niet toe te rekenen): Overige financiële intermediairs: Langlopende effecten m.u.v. aandelen/emissies met vaste rente: Nominale waarde: Aflossingen (stromen): Uitgegeven in euro en de nationale denominaties ervan: US dollar: Suffix niet gespecificeerd.

13.2. De eigenschappen

Naast de negen dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd(51). Deze worden op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie toegevoegd:

Tabel 2. Gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen gedefinieerd voor de sleutelgroep ECB_SEC1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 3. Gemeenschappelijke kenmerken van eigenschappen voor de sleutelgroep ECB_SEC1: rapportage van EU-NCB's aan de ECB

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De technische beschrijving van de eigenschappen op het verwante (sibling), waarnemings- en tijdreeksniveau, voor voorwaardelijke en verplichte reeksen, sluit nauw aan bij de vorige sleutelgroepen die werden gedefinieerd in de context van monetaire en bancaire statistieken, d.w.z. MFI-balansstatistieken. Om te voldoen aan de specifieke eisen voor de statistieken betreffende effectenemissies, volgt hier een toelichting op de belangrijkste toepassingen van de aanbevolen eigenschappen:

- Titel: Tekst(52),

- Eenheid: Euro. US dollar alleen voor de BIB. Niet-euro valuta's alleen voor de niet-deelnemende lidstaten,

- Vermenigvuldigingsfactor: 6 (miljoen),

- Decimalen: 3 voor alle reeksen,

- Verzamelindicator:"E" (einde van periode) voor standen en "S" (totaal voor hele periode) voor stromen,

- Beschikbaarheid: Als vlag krijgen de tijdreeksen één van de waarden uit de codelijst CL_AVAILABILITY,

- Titelcomplement: Tekst,

- Titel in nationale taal: Tekst,

- ID's binnenlandse reeksen: Tekst,

- Compilatie: Tekst. Indien relevant, wordt de volgende informatie verschaft(53):

- Gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling: Bijzonderheden over de gegevensbronnen die werden geraadpleegd om de statistieken betreffende effectenemissies samen te stellen (administratieve bronnen voor emissies door de overheid, directe rapportage van MFI's en overige instellingen, enz.). Bijzonderheden over het verzamelen en opslaan van gegevens (opgeslagen per emissie, of zonder onderscheid als bedragen die door individuele emittenten in een rapportageperiode zijn uitgegeven). Criteria die gebruikt zijn om de informatieplichtigen te identificeren.

- Compilatieprocedures: Methode die is gebruikt om gegevens samen te stellen (samenvoeging van individuele effectenemissies, regelingen voor bestaande tijdreeksen).

- Sectorale uitsplitsing van emittenten: Afwijkingen van de indeling van emittenten volgens de in paragraaf 4 gedefinieerde sectorale uitsplitsing.

- Valuta van emissie: Afwijkingen van de in paragraaf 6 gedefinieerde uitsplitsing naar valuta.

- Looptijd van emissies: Afwijkingen van de in paragraaf 8 gedefinieerde uitsplitsing naar looptijd.

- Koerswaardering: Wanneer verschillende waarderingsmethodes worden gebruikt voor de verschillende uitgiftecategorieën (obligaties met vaste rente, obligaties met variabele rente en obligaties met nulcoupon) of voor de uitgevende sectoren, en dit resulteert in een gemengde waardering voor het totaal, wordt een verklaring gegeven en worden de verhoudingen aangegeven die voor de gemengde waardering zijn gebruikt.

- Aflossingen: NCB's specificeren of de informatie betreffende aflossingen wordt verzameld door directe rapportage of berekend op basis van de restwaarde.

- Breuken: Tekst die de belangrijkste wijzigingen in de tijd toelicht in het verzamelen van gegevens, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeksen. Indien de lengte van dit veld (350 tekens) niet voldoende is, worden conventionele afkortingen gebruikt.

- Dekking: Tekst. Indien relevant, wordt de volgende informatie verschaft(54):

- Indeling van emissies: Soort effecten bestreken door de nationale gegevens. Indien bekend is dat de dekking niet volledig is, worden de bestaande hiaten toegelicht (met name betreffende onderhandse plaatsingen en bankaccepten). Indien niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen zijn opgenomen onder de beursgenoteerde aandelen, wordt dat hier ook toegelicht.

- Waarnemingsstatus: De vlag wordt gekozen uit de codelijst CL_OBS_STATUS.

- Vertrouwelijkheid waarneming: De vlag wordt gekozen uit de codelijst CL_OBS_CONF.

- Waarneming vóór breuk: Deze eigenschap heeft de waarde vóór de breuk en wordt verstrekt wanneer een reeksbreuk optreedt (dus wanneer de corresponderende waarnemingsstatus de waarde "B" heeft).

- Commentaar waarneming: Tekst. Hier kunnen opmerkingen op waarnemingsniveau worden gemaakt (d.w.z. uitleg van de reden voor een mogelijke abnormale waarneming of bijzonderheden over een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

13.3. Uitwisseling van informatie

13.3.1. Gegevensvereisten

Van ieder land worden statistische rapportages verwacht voor iedere tijdreeks die van toepassing is. Indien een bepaalde post in een bepaald land niet van toepassing is, wordt de ECB daarvan prompt schriftelijk in kennis gesteld en wordt een verklaring gegeven. Indien het onderliggende verschijnsel niet bestaat, kan de rapportage van een tijdreeks tijdelijk worden opgeschort. In dat geval, of als er andere wijzigingen zijn in de bovenbeschreven codering, wordt dat eveneens gemeld. Voorts moet de ECB op de hoogte worden gebracht wanneer herzieningen worden toegezonden, met een toelichting op de aard van deze herzieningen. Dit elektronisch rapportagesysteem is zo breed opgezet dat ook de toekomstige rapportage van gegevens van niet-deelnemende lidstaten aan de ECB mogelijk is; dit is op dit ogenblik echter geen verplicht vereiste.

13.3.2. Lijst van reeksen

Appendix 2 bevat de rapportageformulieren voor NCB's en de BIB. Er zijn twee rapportageformulieren voor NCB's en een voor de BIB. In beginsel moet voor iedere cel in ieder rapport een tijdreeks vanaf januari 1990 aan de ECB worden gerapporteerd. De rapportageformulieren geven samen informatie over de volgende vier blokken(55) gegevens:

- Blok A: Gerapporteerd door NCB's. Heeft betrekking op alle in euro/nationale denominaties luidende emissies door binnenlandse ingezetenen.

- Blok C: Gerapporteerd door NCB's. Heeft betrekking op alle emissies in overige valuta's door binnenlandse ingezetenen.

- Blok B: Gerapporteerd door de BIB. Heeft betrekking op alle in euro/nationale denominaties luidende emissies door ingezetenen van de rest van de wereld. Niet-deelnemende lidstaten worden afzonderlijk gerapporteerd.

- Pro-memorieposten: Gerapporteerd door NCB's op basis van vrijwilligheid. Hebben betrekking op emissies van niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen in euro/nationale denominaties door binnenlandse ingezetenen.

Op ieder rapportageformulier moeten gegevens worden ingevuld over uitstaande bedragen (A1, B1, en C1), emissies (A2, B2, en C2), en aflossingen (A3, B3, en C3). De rapportageformulieren voor NCB's vragen ook om informatie over netto-emissies (A4 en C4), die alleen hoeft te worden ingevuld indien geen afzonderlijke identificatie mogelijk is van (bruto-)emissies en aflossingen.

Ieder rapportageformulier vraagt om informatie over kortlopende en langlopende effecten m.u.v. aandelen. Beursgenoteerde aandelen worden alleen opgenomen op het rapportageformulier voor NCB's (Blok A), aangezien de emissie van aandelen voor ingezetenen van het eurogebied alleen relevant is in euro/nationale denominaties (en niet in andere valuta's).

De sector "internationale organisaties" is alleen relevant voor in euro/nationale denominaties luidende emissies van RW-ingezetenen (Blok B) en komt niet voor op de andere rapportageformulieren.

(1) Zie appendix 1 voor een checklist.

(2) Gedefinieerd in paragraaf 3.

(3) Voor de volledigheid en duidelijkheid wordt, waar nodig, de rapportage door de BIB in dit richtsnoer opgenomen. Dit richtsnoer is echter niet tot de BIB gericht.

(4) Gedefinieerd in paragraaf 6.

(5) Hiermee worden emissies in nationale denominaties van de euro bedoeld. Emissies door RW-ingezetenen in DKK, SEK en GBP maken deel uit van Blok D en de rapportage van dergelijke emissies is derhalve niet vereist in het kader van de kortetermijnaanpak.

(6) Zie het Europees Systeem van Rekeningen 1995 (hierna aangeduid als "ESR 95"), paragraaf 1.30 opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1, zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1.

(7) Zie het ESR 95, paragraaf 2.55 (f). Ook aangeduid als eenheden voor specifieke doeleinden of speciale financiële instellingen.

(8) Zie het ESR 95, paragraaf 2.15.

(9) Zie ook Europese Centrale Bank "Money and Banking Statistics - Sector Manual, Guidance for the statistical classification of customers", tweede uitgave, november 1999.

(10) Zie Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1, zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8, PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(11) Zie het ESR 95, paragraaf 2.53-2.59.

(12) Zie het ESR 95, paragraaf 2.60-2.67.

(13) Zie het ESR 95, paragraaf 2.21-2.31.

(14) Zie het ESR 95, paragraaf 2.71.

(15) Zie het ESR 95, paragraaf 2.72-2.73.

(16) Zie het ESR 95, paragraaf 2.74.

(17) In tegenstelling tot "aangekondigde" emissies.

(18) Global bonds worden ingedeeld als langlopende effecten (m.u.v. aandelen); zie paragraaf 7.1.2.

(19) Blok A voor NCB's en Blok B voor de BIB.

(20) Blok C voor NCB's en geen rapportage voor de BIB, omdat de BIB uitsluitend emissies rapporteert in euro/nationale denominaties.

(21) Vóór 1 januari 1999.

(22) ESR 95 categorie F.33.

(23) ESR 95 categorie F.511.

(24) Indien beschikbaar, mogen gegevens betreffende niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen op vrijwillige basis worden gerapporteerd als pro-memorieposten.

(25) Zie het ESR 95, paragraaf 5.50-n5.55; komt overeen met ESR 95 categorie F.33.

(26) In deze bijlage ook aangeduid als "schuldbewijzen".

(27) Zie ook paragraaf 11.

(28) Zie appendix 1.

(29) Zie het ESR 95, paragraaf 5.56-5.59; komt overeen met ESR 95 categorie F.331.

(30) Dit zijn voorbeelden van effecten die doorgaans worden uitgegeven met een korte looptijd. De lijst is niet volledig. Het is mogelijk dat dergelijke doorgaans kortlopende instrumenten met een lange oorspronkelijke looptijd worden uitgegeven, die voor de hier aan de orde zijnde doeleinden vervolgens als langlopende effecten m.u.v. aandelen worden ingedeeld. De looptijd van emissies is gedefinieerd in paragraaf 8.

(31) Zie het ESR 95, paragraaf 5.60-5.64; komt overeen met ESR 95 categorie F.332.

(32) Dit zijn voorbeelden van effecten die doorgaans worden uitgegeven met een lange looptijd. De lijst is niet volledig. Het is mogelijk dat dergelijke doorgaans langlopende instrumenten met een korte oorspronkelijke looptijd worden uitgegeven, die voor de hier aan de orde zijnde doeleinden vervolgens als kortlopende effecten m.u.v. aandelen worden ingedeeld. De looptijd van emissies is gedefinieerd in paragraaf 8.

(33) Dergelijke opties worden beschouwd als financiële derivaten.

(34) Voor de langetermijnaanpak is een aparte categorie gewenst voor emissies met gemengd rentetarief.

(35) Zie het ESR 95, paragraaf 5.86-5.93; komt overeen met ESR 95 categorie F.511.

(36) Zie ook paragraaf 9 en 10.1.

(37) Zie ook paragraaf 11.

(38) Ook al zou het zeer wenselijk zijn om de statistieken betreffende effectenemissies uit te breiden tot de financiële rekeningen van de Monetaire Unie en de betalingsbalans, wordt informatie daarover, zoals bepaald in het ESR 95, hier niet gevraagd, aangezien die niet van bestaande informatie kan worden afgeleid.

(39) Niet gedefinieerd als een financiële transactie; zie het ESR 95, paragraaf 5.63 en 6.56, en paragraaf 7.2 van deze bijlage.

(40) Transactie op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt; niet bestreken door deze statistieken.

(41) Beschouwd als twee financiële transacties; zie het ESR 95, paragraaf 5.62 en 6.54, en paragraaf 7.1.2 van deze bijlage.

(42) Transactie op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt; niet bestreken door deze statistieken.

(43) Sinds 1 januari 1999 is geen wisselkoerswaardering vereist voor in euro luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (onderdeel van Blok A), en worden in euro/nationale denominaties luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (resterende deel van Blok A) volgens de onherroepelijke omrekeningskoersen van 31 december 1998 omgezet in euro.

(44) Zie het ESR 95, paragraaf 6.58.

(45) Betreft schuldbewijzen en geldmarktpapier.

(46) Indien geldmarktpapier is uitgegeven met een looptijd van meer dan een jaar, dient dit dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(47) De namen van de tijdreeksen (reekscodes) worden gevormd door de concrete dimensiewaarden achter elkaar te plaatsen.

(48) Voor NCB's is het land van ingezetenschap van de uitgevende sector het land waarin de NCB gevestigd is.

(49) Dit is consistent met balansstatistieken.

(50) De BIB mag in US dollar rapporteren.

(51) De eigenschappen zijn statistische begrippen die de gebruikers aanvullende gecodeerde informatie (bijv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bijv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. De eigenschappen waarvan alle betrokkenen de waarde kennen, zijn "verplicht" (Ve). De eigenschappen die alleen een waarde krijgen indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. id's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. reeksbreuken), zijn "voorwaardelijk" (Vo). De waarden van eigenschappen hoeven slechts te worden uitgewisseld op het ogenblik dat ze ingesteld of gewijzigd worden. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(52) Vanwege de beperkte lengte van de tekst die in de "titel" is toegestaan, kan deze eigenschap worden vervangen door het "titelcomplement".

(53) Zie ook appendix 1.

(54) Zie ook paragraaf 7 en appendix 1.

(55) Zie ook schema 1.

Appendix 1

NATIONALE TOELICHTINGEN

De statistieken betreffende effectenemissies die op grond van de kortetermijnaanpak worden verstrekt, gaan vergezeld van gedetailleerde toelichtingen om de interpretatie van de gegevens te vergemakkelijken. Iedere NCB dient één rapport in met een beschrijving van de gegevens die in dit kader worden verstrekt. Het rapport bestrijkt de hierna beschreven onderwerpen, en volgt ook zo nauw mogelijk de voorgestelde lay-out. Het is uiteraard vooral van belang aanvullende informatie te verschaffen indien de gerapporteerde gegevens niet conform het richtsnoer zijn, of indien bepaalde gegevens niet verschaft worden, alsook de redenen daarvoor. Het rapport wordt via Cebamail in de vorm van een Word-document aan de ECB doorgegeven. Het rapport wordt tegelijkertijd met de gegevens ingediend.

1. Gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling: Gedetailleerde informatie over de gegevensbronnen die werden geraadpleegd om de statistieken betreffende effectenemissies samen te stellen (administratieve bronnen voor emissies door de overheid, directe rapportage van MFI's en overige instellingen, kranten en andere gegevensbronnen zoals de International Financial Review, etc.). Aangegeven wordt of de gegevens worden verzameld en opgeslagen per emissie, en zo ja, welke criteria worden gehanteerd, of dat de gegevens zonder onderscheid worden verzameld en opgeslagen als door individuele emittenten gedurende een rapportageperiode uitgegeven bedragen, zoals het geval kan zijn bij systemen voor directe gegevensverzameling. Indien sprake is van directe rapportage, wordt informatie verschaft over de criteria die werden gebruikt om de informatieplichtigen en de in te dienen informatie te identificeren.

2. Compilatieprocedures: Korte beschrijving van de methode die werd gebruikt om de gegevens in dit kader samen te stellen, bijvoorbeeld samenvoeging van informatie betreffende individuele effectenemissies, regelingen voor al dan niet gepubliceerde bestaande tijdreeksen (te specificeren).

3. Ingezetenschap van de emittent (paragraaf 3): Aangegeven wordt of het mogelijk is de definitie van het ESR 95 (en het IMF) met betrekking tot ingezetenschap volledig toe te passen bij de indeling van emissies. Indien dat niet of slechts gedeeltelijk mogelijk is, wordt uitgebreid toegelicht welke criteria feitelijk zijn gehanteerd.

4. Sectorale uitsplitsing van emissies (paragraaf 4): Afwijkingen van de in paragraaf 4 gedefinieerde indeling van emittenten naar sector worden toegelicht. De geïdentificeerde afwijkingen en eventuele andere onduidelijke aspecten worden verklaard.

5. Valuta van emissie (paragraaf 6): Indien het niet mogelijk is om de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk te identificeren, worden afwijkingen van de regels toegelicht. Voorts beschrijven NCB's die niet voor alle effecten een onderscheid kunnen maken tussen emissies in de lokale valuta, in overige euro/nationale denominaties en in overige valuta's, waar de verschillende emissies zijn ingedeeld, en geven ze het totaalbedrag aan van de emissies die niet correct zijn toegerekend om de omvang van de vertekening aan te geven.

6. Indeling van emissies (paragraaf 7): NCB's verstrekken uitvoerige informatie over de soort effecten die door de nationale gegevens worden bestreken, met inbegrip van de nationale benamingen ervan. Indien bekend is dat de dekking onvolledig is, worden de bestaande hiaten toegelicht. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de volgende aspecten:

- Onderhandse plaatsingen: aangegeven wordt of deze al dan niet in de gerapporteerde gegevens zijn opgenomen.

- Bankaccepten: indien ze verhandelbaar zijn en zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens, worden de nationale procedures voor de registratie van deze instrumenten vermeld, alsook de aard van het instrument.

- Beursgenoteerde aandelen: indien niet-beursgenoteerde aandelen of overige deelnemingen zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens, wordt dat aangegeven. Er wordt een raming gegeven van het bedrag aan niet-beursgenoteerde aandelen en/of overige deelnemingen om de omvang van de vertekening te illustreren.

7. Instrumentanalyse van langlopende effecten (paragraaf 7.1.3): Indien de som van de obligaties met vaste rente, met variabele rente en met nulcoupon niet gelijk is aan het totale bedrag voor langlopende effecten m.u.v. aandelen, worden de soort en het bedrag gegeven van langlopende effecten waarvoor een dergelijke uitsplitsing niet beschikbaar is.

8. Looptijd van emissies (paragraaf 8): Het rapport geeft aan hoe onderscheid wordt gemaakt tussen kort- en langlopende effecten. Afwijkingen van de regels worden toegelicht.

9. Aflossingen (paragraaf 9): NCB's specificeren hoe ze de informatie over aflossingen afleiden. Wordt de informatie verzameld door directe rapportage of berekend op basis van de restwaarde?

10. Koerswaardering (paragraaf 10.1): NCB's specificeren de methode die gebruikt wordt voor de waardering van 1) kortlopende schuldbewijzen; 2) langlopende schuldbewijzen; 3) obligaties met disagio; en 4) beursgenoteerde aandelen. Indien de waardering voor standen en stromen verschilt, wordt dit eveneens toegelicht.

11. Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal (paragraaf 12): Aangegeven wordt in hoeverre de gegevens die in dit kader zijn samengesteld, voldoen aan de eisen van de gebruikers (voor maandelijkse gegevens, met een tijdigheid van vijf weken). De lengte van de tijdreeks die kan worden verstrekt wordt ook gegeven. Eventuele reeksbreuken worden gerapporteerd, bijvoorbeeld verschillen die in de loop der tijd optreden in de registratie van effecten.

12. Herzieningen (paragraaf 12): Indien herzieningen werden uitgevoerd, wordt de reden voor de herzieningen en de omvang ervan kort toegelicht.

13. Geraamde dekking per instrument uitgegeven door binnenlandse ingezetenen: NCB's geven nationale ramingen van de dekking van effecten voor iedere categorie emissies door binnenlandse ingezetenen, d.w.z. emissies van kortlopende effecten, langlopende effecten, en beursgenoteerde aandelen, in de lokale valuta, in overige euro/nationale denominaties inclusief de ECU, en in overige valuta's. De ramingen voor de "dekking in %" geven voor iedere instrumentcategorie het aandeel aan van de effecten als percentage van de totale emissie dat volgens de rapportageregels idealiter in de overeenkomstige rubrieken zou moeten worden gerapporteerd. In het veld "commentaar" kan een korte beschrijving worden opgenomen. NCB's vermelden ook eventuele wijzigingen in de dekking als gevolg van monetaire unie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

KE = kortlopende effecten m.u.v. aandelen.

LE = langlopende effecten m.u.v. aandelen.

BA = beursgenoteerde aandelen.

Appendix 2

RAPPORTAGEFORMULIEREN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XX

RAPPORTAGENORMEN VOOR DE ELEKTRONISCHE UITWISSELING VAN STATISTISCHE GEGEVENS

RENTEVOETEN VAN MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN

SLEUTELGROEP ID: ECB_MIR1

1. Doel

Op 20 december 2001 heeft de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) Verordening ECB/2001/18 met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen(1) goedgekeurd. Deze verordening is op 31 januari 2002 van kracht geworden.

Rentetarieven van monetaire financiële instellingen (MFI's) vormen de laatste schakel in het mechanisme voor de doorwerking van het monetaire beleid dat voortvloeit uit wijzigingen in officiële rentevoeten, en zijn daardoor een noodzakelijke eerste voorwaarde voor een betrouwbare analyse van monetaire ontwikkelingen in de deelnemende lidstaten. Tegelijkertijd heeft het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) informatie over de rentevoetontwikkeling nodig om een bijdrage te kunnen leveren aan een soepele beleidsvoering door de bevoegde autoriteiten met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel.

Tegen deze achtergrond verstrekt deze bijlage de rapportage-instructies voor nationale centrale banken (NCB's) voor het doorgeven van MFI-rentestatistieken aan de ECB.

2. De samenstelling van MFI-rentestatistieken

Ten behoeve van de regelmatige samenstelling van MFI-rentestatistieken, rapporteren NCB's maandelijkse geaggregeerde nationale statistische gegevens betreffende uitstaande bedragen en nieuwe contracten zoals uiteengezet in appendix 1 en 2 van bijlage II bij Verordening ECB/2001/18(2).

3. Transmissienorm

Gegevens worden door de NCB's aan de ECB doorgegeven via het telecommunicatienetwerk "ESCB-Net" met behulp van het "GESMES/CB" berichtenformaat. Dit sluit echter niet uit dat als overeengekomen noodoplossing andere middelen kunnen worden gebruikt om statistische gegevens aan de ECB door te geven.

4. Elektronische transmissie van MFI-rentestatistieken - sleutelgroep ID: ECB_MIR1

MFI-rentestatistieken zijn statistieken van door ingezeten kredietinstellingen en overige instellingen ten aanzien van huishoudens en in de deelnemende lidstaten ingezeten niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op in euro luidende deposito's en leningen. De ECB_MIR1-sleutelgroep is zo ontworpen dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij codelijsten en codewaarden die al zijn gedefinieerd in de structuurdefinities van de ECB. Niettemin was het nodig om in sommige gevallen extra codes in te voeren in bestaande codelijsten en nieuwe codelijsten toe te voegen voor de dimensies "bedragcategorie" en "gegevenstype MFI-rente".

4.1. Dimensies

De tabel hierna beschrijft de in de ECB_MIR1-sleutelgroep gedefinieerde dimensies. Voor de MFI-rentestatistieken zijn 10 dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren.

TABEL 1

Dimensies gedefinieerd in de ECB_MIR1-sleutelgroepstructuur

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De tien statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel, komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de ECB_MIR1-sleutelgroep, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen.

Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie heeft betrekking op de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De in de ECB_MIR1-sleutelgroep gebruikte codewaarde is "M" voor maandelijkse gegevens en wordt ontleend aan de codelijst CL_FREQ.

Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst. De in de ECB_MIR1-sleutelgroep gebruikte subset van waarden correspondeert met de 15 lidstaten van de Europese Unie (EU).

Dimensie nr. 3: Uitsplitsing balansposten naar referentiesector (BS_REP_SECTOR; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de uitsplitsing weer van de rapporterende (MFI) sector en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_REP_SECTOR. De MFI-rentestatistieken hebben betrekking op de rentetarieven die worden gehanteerd door ingezeten kredietinstellingen en overige instellingen die deposito's aannemen van en leningen verstrekken aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen. De nieuwe codewaarde "B" verwijst derhalve naar alle MFI's met uitzondering van geldmarktfondsen en NCB's.

Dimensie nr. 4: Balanspost (BS_ITEM; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt een lijst van posten op de balans zoals gedefinieerd in Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen(3) zoals gecorrigeerd door Verordening ECB/2002/8(4) en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_ITEM. In de ECB_MIR1-sleutelgroep wordt slecht een deel van de codewaarden uit deze codelijst gebruikt, aangezien de MFI-rentestatistieken alleen statistieken bestrijken betreffende door ingezeten kredietinstellingen en overige instellingen ten opzichte van huishoudens en in de deelnemende lidstaten ingezeten niet-financiële ondernemingen gehanteerde rentetarieven op in euro luidende deposito's en leningen.

Ofschoon de instrumentcategorieën voor de MFI-rentestatistieken grotendeels de uitsplitsing in categorieën van de MFI-balans volgen, vereisen sommige aspecten meer details, zoals de identificatie van rekening-courantkredieten binnen de leningcategorieën. Om die reden zijn codes geïntroduceerd voor leningen m.u.v. rekening-courantkredieten.

Dimensie nr. 5: Oorspronkelijke looptijd/opzegtermijn/initiële periode met vaste rente (MATURITY_ORIG; lengte: één teken)

Deze dimensie identificeert de uitsplitsing naar oorspronkelijke looptijd of opzegtermijn van de deposito's of leningen. Voor MFI-rentestatistieken betreffende nieuwe leningen heeft deze dimensie bovendien betrekking op de initiële periode met vaste rente. De corresponderende codelijst CL_MATURITY_ORIG is uitgebreid zodat ook perioden 1) langer dan 5 en tot 10 jaar; en 2) langer dan 10 jaar worden bestreken.

Dimensie nr. 6: Gegevenstype MFI-rente (DATA_TYPE_MIR; lengte: één teken)

Deze dimensie onderscheidt MFI-rentestatistieken die rentevoeten beschrijven ("R" voor de overeengekomen rentevoet uitgedrukt in procenten per jaar of eng gedefinieerde interestvoet en "C" voor het jaarlijkse kostenpercentage), van de statistieken betreffende de omzet aan nieuwe contracten of uitstaande bedragen ("B"). De codelijst CL_DATA_TYPE_MIR is gecreëerd voor de MFI-rentestatistieken.

Dimensie nr. 7: Bedragcategorie (AMOUNT_CAT; lengte: één teken)

Voor nieuwe leningen aan niet-financiële ondernemingen beschrijft deze dimensie de bedragcategorie ("0" voor leningen tot en met EUR 1 miljoen; "1" voor leningen van meer dan EUR 1 miljoen). In alle andere gevallen krijgt deze dimensie de codewaarde "A" voor het totale bedrag. De corresponderende codelijst CL_AMOUNT_CAT is gecreëerd voor de MFI-rentestatistieken.

Dimensie nr. 8: Tegenpostsector van de balans (BS_COUNT_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de sectoruitsplitsing weer van de balanstegenposten en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_COUNT_SECTOR. De MFI-rentestatistieken maken slechts gebruik van een deel van de waarden uit deze codelijst, aangezien ze alleen betrekking hebben op ten opzichte van huishoudens en niet-financiële ondernemingen gehanteerde rentetarieven.

Dimensie nr. 9: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

De dimensie beschrijft de valuta van de deposito's en leningen. Voor deelnemende lidstaten hebben de MFI-rentestatistieken betrekking op in euro luidende deposito's en leningen. Deze dimensie gebruikt een subset van de waarden uit de codelijst CL_CURRENCY.

Dimensie nr. 10: Te rapporteren activiteiten (IR_BUS_COV; lengte: één teken)

Deze dimensie beschrijft of de MFI-rentestatistieken betrekking hebben op uitstaande bedragen ("O") of op nieuwe contracten ("N"), en is gekoppeld aan de codelijst CL_IR_BUS_COV.

4.2. Eigenschappen

Naast de 10 dimensies die de reekscode definiëren, verstrekt een reeks eigenschappen aanvullende kwalitatieve informatie die op verscheidene niveaus van de tijdreeks wordt toegevoegd.

TABEL 2

Gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen gedefinieerd voor de sleutelgroep voor MFI-rentestatistieken (ECB_MIR1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Daarnaast wordt elke eigenschap gekarakteriseerd door enkele technische kenmerken, die in de tabel hierna zijn opgenomen:

TABEL 3

Rapportage van NCB's aan de ECB

Gemeenschappelijke kenmerken van de eigenschappen voor de ECB_MIR1-sleutelgroep:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de volgende beschrijving van elke eigenschap wordt, waar van toepassing, de referentiecodelijst opgenomen (aangegeven in hoofdletters als CL_NL*).

4.2.1. Eigenschappen op verwant (sibling) niveau

Verplicht:

- TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na consultatie met de ECB een herziening worden doorgevoerd. Deze herziening zal echter worden uitgevoerd door de ECB.

- UNIT (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de meeteenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Voor rentevoeten is de eenheid het percentage per annum (UNIT = "PCPA"). De verlangde gegevens betreffende omzet worden door de deelnemende lidstaten in euro gerapporteerd (UNIT = "EUR"). Deze eigenschappen worden ingesteld door de ECB.

- UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Voor rentevoeten wordt de vermenigvuldigingsfactor gelijkgesteld aan nul (UNIT_MULT = 0), aangezien deze gegevens als percentages worden opgegeven (resultaat van een vermenigvuldiging met 100). Voor de gegevens betreffende omzet geeft deze eigenschap aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = "6"), miljarden (UNIT_MULT = "9"), etc. NCB's rapporteren gegevens betreffende nieuwe contracten en uitstaande bedragen in miljoenen en de ECB stelt de waarde in op 6 (UNIT_MULT = "6").

- DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de MFI-rentevoet met vier decimalen (DECIMALS = "4"). De waarden van de waarnemingen betreffende de omzetten worden zonder decimalen doorgegeven (DECIMALS = "0"). De ECB stelt de toepasselijke waarden van deze eigenschap in.

Voorwaardelijk:

- NAT_TITLE (niet gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties in de nationale taal te verschaffen (maximaal 350 tekens). Het gebruik van hoofdletters en kleine letters geeft geen problemen, maar de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen moet nog getest worden voordat regelmatig gebruik mogelijk is.

- COVERAGE (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt voor gedetailleerde, gestructureerde uitleg (maximaal 350 tekens) over hoe

- de populatie van informatieplichtigen wordt bestreken (telling/steekproef/combinatie van beide), en in het geval van streekproeftrekking,

- de stratificatiecriteria,

- de selectieprocedure (gelijke waarschijnlijkheid/evenredig met omvang/selectie van grootste instellingen).

Bij de eerste transmissie verschaffen de NCB's deze karakteristieken van de tijdreeksen. In eropvolgende transmissies wordt deze informatie alleen bijgewerkt wanneer in de toegepaste methoden een relevante verandering optreedt.

- COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt voor verdere gedetailleerde uitleg (maximaal 1050 tekens) over de compilatiemethoden, weging, statistische procedures, etc.

4.2.2. Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht:

- COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap legt uit wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van een periode) of geeft aan of de gegevens maandgemiddelden zijn of waarnemingen per de laatste dag van de maand. Tenzij NCB's anders aangeven, stelt de ECB de eigenschap "verzameling" standaard in op "E" (= einde van periode) voor MFI-rentestatistieken betreffende uitstaande bedragen, en op "A" (= gemiddelde van waarnemingen voor de hele periode) voor MFI-rentestatistieken betreffende nieuwe contracten.

- AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Voor de verspreiding van MFI-rentestatistieken op nationaal niveau en op het niveau van het eurogebied wordt deze eigenschap ingesteld volgens een geharmoniseerde structuur. Wanneer specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk:

- DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeksen te identificeren (formules die nationale referentiecodes gebruiken, kunnen ook worden gespecificeerd). Deze eigenschap (maximaal 70 tekens) kan worden ingesteld en te allen tijde worden gewijzigd door een rapporterende NCB.

- BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving (maximaal 350 tekens) van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeksen. In het geval van reeksbreuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd.

4.2.3. Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht:

- OBS_STATUS(5) (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet met iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer de NCB's de waarde van deze eigenschap willen herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (zelfs als die niet gewijzigd werd) als de vlag van de nieuwe waarnemingsstatus opnieuw doorgegeven.

- De onderstaande lijst specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze kenmerken ten behoeve van de MFI-rentestatistieken:

"A" = normale waarde;

"B" = breukwaarde;

"M" = gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens, bijv. wanneer een instrumentcategorie niet van toepassing is op nationaal niveau)(6);

"P" = voorlopige waarde(7).

Voorwaardelijk:

- OBS_CONF(8) (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd. Wanneer deze eigenschap niet is ingesteld, wordt geen vertrouwelijkheidsbeperking [OBS_CONF = "F" (vrij)] aangenomen.

- OBS_PRE-BREAK(9) (niet gecodeerd): Deze eigenschap bevat de waarde van de waarneming vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Ze wordt verschaft wanneer er een reeksbreuk optreedt (en de waarnemingsstatus wordt op "B" ingesteld).

- OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar (maximaal 350 tekens) te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijk abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

De eerste reguliere transmissie op grond van Verordening ECB/2001/18 begint met maandelijkse statistische informatie voor januari 2003 en dient uiterlijk op 27 februari 2003 plaats te vinden.

Binnen deze verordening zijn twee overgangsregelingen voorzien tot en met de referentiemaand december 2003. De eerste regeling heeft betrekking op de maandelijkse geaggregeerde nationale statistische gegevens betreffende nieuwe contracten en uitstaande bedragen, waarvan de rapportage aan de ECB met twee extra werkdagen mag worden uitgesteld vanaf het einde van de 19e werkdag na het einde van de referentiemaand. In de tweede plaats mag de rapportage van de maandelijkse geaggregeerde nationale statistische gegevens betreffende uitstaande bedragen als alternatief eens per kwartaal aan de ECB met twee werkdagen worden uitgesteld vanaf het einde van de 19e werkdag na het einde van het referentiekwartaal.

NCB's stellen de ECB in kennis indien zij deze overgangsregelingen wensen toe te passen.

5. Herzieningsbeleid

Het is mogelijk dat NCB's de waarde van de voorgaande referentiemaand moeten herzien (gewone herzieningen). Herzieningen van gegevens van vóór de vorige referentiemaand naar aanleiding van fouten, herindelingen, verbeterde rapportageprocedures, etc. (bijzondere herzieningen)(10) kunnen ook voorkomen.

Op herzieningen zijn de volgende algemene beginselen van toepassing:

- Verordening ECB/2001/18 vereist dat nauwkeurige gegevens worden gerapporteerd binnen de vastgestelde termijnen. Bijgevolg dienen NCB's de gegevens van de periode voorafgaande aan de vorige referentiemaand niet stelselmatig te herzien (bijzondere herzieningen). Mocht dit wel gebeuren, dan verlangt de ECB uitleg hierover.

- In ieder geval moeten significante herzieningen vergezeld gaan van een verklarende notitie.

- Bij het doorgeven van herziene gegevens houden NCB's rekening met de vastgestelde tijdigheid met betrekking tot de reguliere rapportage van MFI-rentestatistieken. Bijzondere herzieningen dienen te worden gerapporteerd buiten de maandelijkse productieperioden om.

6. Lijsten van reeksen en codelijsten

De ECB houdt lijsten/tabellen met overeenkomstig deze bijlage uit te wisselen tijdreeksen van MFI-rentetarieven bij, alsook op de ECB_MIR1 betrekking hebbende codelijsten, en verspreidt deze aan de NCB's. Tezijnertijd zal de ECB lijsten/tabellen bijhouden met de statistische reeksen die aan de NCB's zullen worden teruggestuurd en deze aan de NCB's doen toekomen.

(1) PB L 10 van 12.1.2002, blz. 24.

(2) Om NCB's te helpen bij het verzamelen en samenstellen van de overeenkomstig Verordening ECB/2001/18 aan de ECB door te geven statistische gegevens worden momenteel leidraden ontwikkeld. Deze leidraden zijn bedoeld om een helder en consistent begrip van de in de Verordening vervatte statistische vereisten te verzekeren.

(3) PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29.

(4) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(5) De vier objecten waarde waarneming plus OBS_STATUS, OBS_CONF en OBS_PRE_BREAK worden als één eenheid behandeld. Dit betekent dat NCB's verplicht zijn alle aanvullende informatie voor een waarneming te versturen. (Wanneer eigenschappen niet worden gerapporteerd, worden de eerdere waarden ervan overschreven met standaardwaarden.)

(6) Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridisch kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd ("-") met waarnemingsstatus "M". Een ontbrekende waarneming dient nooit als "nul" te worden gerapporteerd, aangezien nul een normale numerieke waarde is die een precieze rentevoet of omzet ter grootte nul aangeeft.

(7) Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus "A"). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.

(8) Zie nota 6.

(9) Zie nota 6.

(10) Gedefinieerd als herzieningen van waarden die betrekking hebben op een periode vóór de maand voorafgaande aan de actuele referentiemaand.

BIJLAGE XXI

BANCAIRE RENTES IN DE MONETAIRE UNIE

Depositorente

Fiche 1: Girale deposito's

Fiche 2/3: Deposito's met een vaste looptijd tot 2 jaar

Fiche 2: Deposito's met een vaste looptijd tot 1 jaar

Fiche 3: Deposito's met een vaste looptijd langer dan 1 en tot 2 jaar

Fiche 4: Deposito's met een vaste looptijd langer dan 2 jaar

Fiche 5: Deposito's met een opzegtermijn tot drie maanden

Fiche 6: Deposito's met een opzegtermijn langer dan drie maanden

Beleningsrente

Fiche 13: Leningen aan ondernemingen met een looptijd tot 1 jaar

Fiche 14: Leningen aan ondernemingen met een looptijd langer dan 1 jaar

Fiche 15/16: Consumptief krediet aan huishoudens

Fiche 15: Consumptief krediet aan huishoudens met een looptijd tot 1 jaar

Fiche 16: Consumptief krediet aan huishoudens met een looptijd langer dan 1 jaar

Fiche 17/18: Leningen aan huishoudens voor woningaankoop

Fiche 17: Leningen met vaste rente aan huishoudens voor woningaankoop

Fiche 18: Leningen met variabele rente aan huishoudens voor woningaankoop

De nationale componenten worden gedefinieerd in de toelichting.

Appendix: Toelichting per instrument en land

ECB-VEREISTE VOOR BANCAIRE RENTEVOETEN VAN HET EUROGEBIED

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1 en 2 specificeren de vereisten voor de kortetermijnaanpak van bancaire rentes in het eurogebied.

TOELICHTING PER INSTRUMENT EN LAND

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Appendix

RAPPORTAGENORMEN VOOR DE ELEKTRONISCHE UITWISSELING VAN STATISTISCHE GEGEVENS

SLEUTELGROEP ID: ECB_RIR2

1. Sleutelgroep bancaire rentevoeten en bijbehorende codelijsten

De sleutelgroep "bancaire rentevoeten" heeft betrekking op statistieken van de Europese Centrale Bank (ECB) betreffende rentetarieven voor bancaire deposito's en voor kredietverlening van de sector monetaire financiële instellingen (MFI). In het kader van de overeengekomen kortetermijnaanpak wordt een specifieke subset van samengestelde representatieve rentevoeten voor deposito's en leningen vastgesteld op het niveau van het eurogebied op basis van aan de ECB gerapporteerde statistische gegevens die momenteel bij nationale centrale banken (NCB's) beschikbaar zijn.

Wat betreft depositotarieven moet maandelijks opgave worden gedaan van een beperkte uitsplitsing naar instrument/looptijd, waaronder 1) girale deposito's; 2) deposito's met vaste looptijd; en 3) deposito's met opzegtermijn.

Wat betreft rentevoeten op leningen wordt maandelijks een uitsplitsing verlangd naar "soort" lening (leningen aan bedrijven, consumptief krediet aan huishoudens en leningen voor woningaankoop), verder uitgesplitst naar looptijd en naar rentesoort (vaste of variabele rente voor leningen voor woningaankoop).

De dimensies en eigenschappen die gebruikt worden in de sleutelgroep bancaire rentevoeten worden hierna beschreven.

Voor de gegevens betreffende rentevoeten zijn tien dimensies gespecificeerd die essentieel zijn voor de identificatie van de door te geven tijdreeksen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De tien statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld volgens de bovenstaande tabel ontleent de dimensie BS_ITEM (balanspost) haar waarde aan de codelijst CL_BS_ITEM. De aaneenschakeling van de toepasselijke dimensiewaarden levert de naam van de tijdreeks (reekscodes) op.

Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de sleutelgroep "bancaire rentevoeten", in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen.

1.1. Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de frequentie van de gerapporteerde reeks aan. De gebruikte codelijst is CL_FREQ. In de kortetermijnaanpak worden alleen maandelijkse rentevoeten (frequentie = M) opgenomen in de bancaire rentevoeten die door de NCB's naar de ECB moeten worden gestuurd(1).

1.2. Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instellingen (MFI's). De aan dit begrip gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE. Aangezien het wat de rapporterende landen betreft ten hoogste om de 15 lidstaten van de Europese Unie gaat, wordt in de sleutelgroep "bancaire rentevoeten" een beperkt aantal waarden gebruikt om het referentiegebied aan te geven.

1.3. Dimensie nr. 3: Uitsplitsing balansposten naar referentiesector (BS_REP_SECTOR; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de uitsplitsing weer van de rapporterende (MFI) sector en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_REP_SECTOR. In de sleutelgroep "bancaire rentevoeten" wordt alleen de code "A" voor "overige MFI's" gebruikt.

1.4. Dimensie nr. 4: Balanspost (BS_ITEM; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de lijst balansposten zoals gedefinieerd in Verordening ECB/2001/13 en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_ITEM.

In de sleutelgroep "bancaire rentevoeten" wordt slechts een beperkt aantal waarden uit de codelijst gebruikt, omdat in de kortetermijnaanpak alleen de rente betaald op in euro luidende deposito's (girale deposito's, deposito's met vaste looptijd en deposito's aflosbaar met opzegging) en rente op leningen (in alle valuta's) worden verlangd.

1.5. Dimensie nr. 5: Oorspronkelijke looptijd (MATURITY_ORIG; lengte: één teken)

Deze dimensie identificeert de uitsplitsing naar de (oorspronkelijke) looptijd van balansposten en is gekoppeld aan de codelijst CL_MATURITY_ORIG. De dimensie en de waarden ervan worden afgestemd op de voor de rentestatistieken gespecificeerde eisen(2).

1.6. Dimensie nr. 6: Tegenpartijsector van de balans (BS_COUNT_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de sectoruitsplitsing weer van de tegenpartij van balansposten en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_COUNT_SECT. Voor de sleutelgroep "bancaire rentevoeten" wordt slechts een subset van de waarden uit de in de sleutelgroep "balansposten" gebruikte codelijst vereist. Aan de passiefzijde wordt geen sectoruitsplitsing gevraagd. Aan de actiefzijde wordt een sectoruitsplitsing naar huishoudens (waarbij consumptief krediet en leningen voor woningaankopen apart worden aangegeven) en bedrijfsleven verlangd.

1.7. Dimensie nr. 7: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de balansposten luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Voor rentevoeten wordt slechts een subset van waarden gebruikt. Rentevoeten op deposito's (euro) worden gerapporteerd in euro met de valutadimensie EUR, terwijl rentevoeten op leningen (alle valuta's) met de code Z01 worden gerapporteerd.

1.8. Dimensie nr. 8: Te rapporteren activiteiten (IR_BUS_COV; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft het bereik van de gerapporteerde reeks aan en is gekoppeld aan de codelijst CL_IR_BUS_COV. Twee waarden zijn vastgesteld, al naargelang de rentevoet verwijst naar het uitstaande bedrag van het instrument op de markt (O) of naar nieuwe contracten (N).

1.9. Dimensie nr. 9: Soort rentevoet (vast/variabel) (IR_FV_TYPE; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de aard van de rentevoet aan (vast, variabel, etc.). De waarde is afkomstig uit de codelijst CL_IR_FV_TYPE. Er zijn vier waarden vastgesteld: vast (F), variabel (V), deels vast/deels variabel (P), niet gespecificeerd (Z). Deze dimensie is alleen vereist voor rente op leningen. In de kortetermijnaanpak worden deels vaste/deels variabele rentevoeten buiten beschouwing gelaten en momenteel alleen de waarden F, V en Z gebruikt.

Indien geen onderscheid wordt gemaakt naar de soort rentevoet van het onderliggende instrument (d.w.z. "kredietverlening aan het bedrijfsleven met een looptijd tot 1 jaar"), wordt een waarde Z gerapporteerd als de soort rentevoet. De waarde Z wordt gebruikt in het geval van deposito's.

1.10. Dimensie nr. 10: Rentevoetsuffix (RIR_SUFFIX; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de soort gegevens aan (bijv. rentevoet, variatiecoëfficiënt, etc.). De sleutelgroep "bancaire rentevoeten" biedt de mogelijkheid in de database van bancaire rentevoeten aanvullende informatie op te nemen die direct aan de tijdreeks is gekoppeld, maar niet is uitgedrukt in termen van rentevoeten. De waarden van de dimensie zijn afkomstig uit de codelijst CL_RIR_SUFFIX. Tot op heden zijn vijf waarden vastgesteld: rentevoeten(3) (R), spreidingen (S), marges (M), variatiecoëfficiënten (V), en belangrijkste nationale rentevoeten(4) (K). Het is vermeldenswaard dat de NCB's alleen rentevoeten en de belangrijkste nationale rentevoeten aan de ECB rapporteren, terwijl de spreidingen, marges en variatiecoëfficiënten door de ECB zelf worden berekend en verspreid.

2. De eigenschappen

De eigenschappen geven kwalitatieve informatie over de uitgewisselde tijdreeksen en gegevens. De onderstaande tabel geeft de eigenschappen die van toepassing zijn op de sleutelgroep "bancaire rentevoeten". De eerste kolom geeft het toewijzingsniveau van elke eigenschap aan; de tweede en derde kolom geven de mnemotechnische schrijfwijze en de naam van het begrip aan; en de vierde en vijfde kolom geven de bij elk begrip horende codelijst (mnemotechnische schrijfwijze en naam van de codelijst, respectievelijk).

Sleutelgroep bancaire rentevoeten (ECB_RIR2): gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Daarnaast wordt elke eigenschap gekarakteriseerd door enkele technische eigenschappen, die in de volgende tabel zijn opgenomen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Ve: verplicht; Vo: voorwaardelijk.

Hier volgt een beschrijving van elke eigenschap, de referentiecodelijst, waar van toepassing (aangeduid in hoofdletters als CL_NL*), en de maximumlengte voor elke eigenschapwaarde.

2.1. Eigenschappen op verwant niveau

Verplicht

- TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na consultatie met de ECB een herziening worden doorgevoerd. De herziening wordt doorgevoerd door de ECB.

- UNIT (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de meeteenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Voor rentevoeten is de eenheid het percentage per annum (PC). De waarde van de eigenschap wordt vastgelegd door de ECB.

- UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Aangezien gegevens als percentages worden opgegeven (resultaat van een vermenigvuldiging met 100), wordt de vermenigvuldigingsfactor gelijkgesteld aan 0. De waarde van de eigenschap wordt vastgelegd door de ECB.

- DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. Alle NCB's rapporteren deze gegevens met twee decimalen. De ECB legt de waarde van de eigenschap voor alle reeksen vast op 2.

Voorwaardelijk

- COMPILATION (niet gecodeerd): Een gedetailleerde uitleg van de gebruikte compilatiemethoden (tekst van maximaal 1050 tekens). In de door de NCB's gehanteerde compilatiemethoden zijn aanzienlijke verschillen geconstateerd (enkelvoudige waarde, gemiddelde gewogen naar standen, naar transactie, naar bankomvang of eenvoudig gemiddelde). Verschillen in compilatiemethoden zijn aanvaardbaar indien ze op nationaal niveau relevant zijn en, om misverstanden te voorkomen, aan de gebruikers worden gemeld.

- De aard van de rentevoet en de standaardkwaliteit van de rentevoet worden, wanneer dat van belang is, ook door de NCB's gerapporteerd:

Aard van de rentevoet = effectieve of nominale rente

- De aard van de rentevoet geeft aan of the rentevoet een nominale (N) of effectieve (E) rente betreft.

Standaardkwaliteit van de rentevoet = exacte rentevoet, vervangende rentevoet, geen vervangende waarde.

- De standaardkwaliteit van de rentevoet geeft de kwaliteit van de verstrekte gegevens aan. De NCB's wordt verzocht rentevoeten te rapporteren die "representatief" zijn voor MFI-balanscategorieën en zo nauw mogelijk aansluiten bij de in het kader van de gelaagde aanpak overeengekomen definities. Wanneer de reeks in overeenstemming is met de definitie, verstrekt de NCB de "exacte rentevoet". Wanneer het instrument in de lidstaat bestaat, maar er wordt geen rente op betaalt, is de "exacte rentevoet" gelijk aan nul. Indien geen corresponderende reeksen beschikbaar zijn, dient de "vervangende rentevoet" te worden geselecteerd. Indien het instrument niet bestaat in de lidstaat, wordt "geen vervangende waarde" verstrekt.

Van meet af aan verschaffen de NCB's aan de ECB de kenmerken van de tijdreeksen die gerapporteerd worden in termen van de aard en standaardkwaliteit van de rentevoetreeksen. In latere transmissies wordt deze informatie alleen bijgewerkt wanneer zich een relevante wijziging voordoet in deze kenmerken (of in de gevolgde algemene methode).

COVERAGE (institutionele dekking; niet gecodeerd): De institutionele dekking heeft betrekking op de manier waarop de NCB's de informatie betreffende de rentevoeten verzamelen (tekst van maximaal 350 tekens). Het overzicht kan alle "overige MFI's", een steekproef van MFI's of enkele geselecteerde, representatieve MFI's bevatten. De eigenschap wordt ingesteld door de NCB en kan te allen tijde worden gewijzigd.

- TITLE (niet gecodeerd): Deze eigenschap bestaat uit maximaal 70 tekens. Vanwege de beperkte ruimte wordt in plaats daarvan de eigenschap titelcomplement gebruikt als de verplichte eigenschap. De eigenschap titel kan worden gebruikt voor korte titels en wordt ingesteld en verspreid door de ECB.

- NAT_TITLE (niet gecodeerd): De NCB's kunnen de eigenschap titel in nationale taal gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties in de eigen taal op te geven (maximaal 350 tekens). De NCB's kunnen de eigenschap te allen tijde instellen en wijzigen. Het gebruik van hoofdletters en kleine letters geeft geen problemen, maar de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen moet nog getest worden voordat regelmatig gebruik mogelijk is.

2.2. Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht

- AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. De waarden ervan worden ontleend aan de codelijst CL_AVAILABILITY en worden ingesteld door de ECB. Indien specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap "vertrouwelijkheid waarneming" worden gebruikt (zie hierna).

- COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap legt uit hoe waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van periode) of geeft aan of gegevens gemiddelden, hoogste of laagste waarden in de betreffende periode zijn, etc. De waarden ervan worden ontleend aan de codelijst CL_COLLECTION. Voor de reeks voor bancaire rentevoeten stelt de ECB de waarde "gemiddelde" (COLLECTION = "A") in, tenzij de NCB's anders aangeven(5). De NCB's kunnen de eigenschap niet wijzigen.

Voorwaardelijk

- DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de codes die in nationale databases ter identificatie van de overeenkomstige reeks worden gebruikt (formules die gebruik maken van nationale referentiecodes, kunnen ook worden gespecificeerd). Deze eigenschap kan worden ingesteld en te allen tijde worden gewijzigd door een rapporterende NCB (maximaal 70 tekens).

- BREAKS (niet gecodeerd): Een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in de verzameling, het rapportagebereik en de compilatie van de reeks. In het geval van reeksbreuken moet worden aangegeven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens)(6). De eigenschap kan door de NCB's worden ingesteld en te allen tijde gewijzigd.

2.3. Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht

- OBS_STATUS(7) (code list: CL_OBS_STATUS): De NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet bij iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verstrekt. Wanneer de NCB's de waarde van deze eigenschap willen herzien, rapporteren zij zowel de waarde van de waarneming (zelfs als die niet gewijzigd werd) als de vlag van de nieuwe waarnemingsstatus.

Onderstaande lijst specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschap in de transmissie van NCB's:

"A" = normale waarde,

"B" = breukwaarde,

"M" = gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens),

"L" = gegevens bestaan, maar worden niet verzameld,

"H" = ontbrekende waarde vanwege vakantie of weekeinde,

"E" = geraamde waarde,

"P" = voorlopige waarde. (Deze eigenschap kan met name worden gebruikt voor de transmissie van de meest recente bijwerking indien die voorlopig is.)

Indien NCB's niet in staat zijn de precieze reden vast te stellen voor het ontbreken van een waarde of niet de volledige reeks waarden in CL_OBS_STATUS kunnen ondersteunen (zodat ze geen keuze kunnen maken tussen "H" "L" of "M" als waarde voor deze eigenschap), wordt de waarde "M" gebruikt.

Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming zowel een breukwaarde als het resultaat van een raming is, krijgt "breuk" prioriteit en wordt de waarde "B" gebruikt.

Voorwaardelijk

- OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar in tekstvorm te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks). Deze eigenschap kan te allen tijde worden ingesteld of herzien door een rapporterende NCB (maximaal 350 tekens).

Commentaar op een waarneming wordt steeds gegeven ingeval van een waarnemingsstatus "B", die een breuk in de tijdreeks aangeeft. In dit geval is de door de eigenschap verstrekte informatie essentieel om een wijziging in de tijdreeks te kunnen vaststellen en de noodzakelijke informatie betreffende in de loop der tijd optredende wijzigingen van de gerapporteerde reeks op te slaan.

- OBS_CONF(8) (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap OBS_CONF gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd.

- OBS_PRE_BREAK(9) (niet gecodeerd): Deze eigenschap bevat de waarde vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Ze wordt verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt (dus wanneer de corresponderende waarnemingsstatus de waarde "B" krijgt). De eigenschap wordt ingesteld door de NCB en kan te allen tijde door de NCB worden gewijzigd.

3. Uitwisseling van informatie

3.1. Gegevensvereisten

- Er zij op gewezen dat statistische gegevens altijd moeten worden geleverd indien een tijdreeks van toepassing is. Indien het betreffende verschijnsel niet bestaat, hoeft de tijdreeks tijdelijk niet te worden gerapporteerd. Deze eisen kunnen in de toekomst veranderen.

- De statistische verplichtingen gelden alleen voor de tijdreeksen die nog niet beschikbaar zijn in de database van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB), aangezien de ECB ze in dat geval van de BIB zal betrekken.

3.1.1. Specifieke rapportageverplichtingen

Deze richtsnoeren zetten een breed rapportagekader uiteen dat reeds op nationaal niveau geïmplementeerd kan worden, zodat de NCB's technisch voorbereid zijn om te beginnen met de regelmatige maandelijkse (en in voorkomend geval driemaandelijkse) gegevensoverdracht aan de ECB.

Het is van belang te vermelden dat:

- De verplichtingen aan de passiefzijde uitsluitend betrekking hebben op rentevoeten op uitstaande bedragen, en aan de actiefzijde uitsluitend op nieuwe contracten. Indien de desbetreffende tijdreeks niet bestaat voor de te rapporteren activiteiten, kan de tweede definitie als substituut worden gebruikt.

Tabellen 1 en 2 van deze bijlage tonen de bancaire rentevoeten van het eurogebied die zijn goedgekeurd na de formulering van de kortetermijnaanpak. De specifieke verplichtingen met betrekking tot nationale componenten worden in het eerste deel van deze bijlage gepresenteerd. In het algemeen houdt dit de volgende tijdreeksen in:

- rentevoeten op girale deposito's,

- rentevoeten op deposito's met een vaste looptijd tot 1 jaar,

- rentevoeten op deposito's met een vaste looptijd langer dan 1 en tot 2 jaar,

- rentevoeten op deposito's met een vaste looptijd langer dan 2 jaar,

- rentevoeten op deposito's met een opzegtermijn tot 3 maanden,

- rentevoeten op deposito's met een opzegtermijn langer dan 3 maanden,

- rentevoeten op kredietverlening aan het bedrijfsleven met een looptijd tot 1 jaar,

- rentevoeten op kredietverlening aan het bedrijfsleven met een looptijd langer dan 1 jaar,

- (of rentevoeten op kredietverlening aan het bedrijfsleven zonder looptijduitsplitsing),

- rentevoeten op consumptief krediet aan huishoudens met een looptijd tot 1 jaar,

- rentevoeten op consumptief krediet aan huishoudens met een looptijd langer dan 1 jaar,

- (of rentevoeten op consumptief krediet aan huishoudens zonder looptijduitsplitsing),

- rentevoeten op kredietverlening aan huishoudens voor woningaankoop met een vaste rente,

- rentevoeten op kredietverlening aan huishoudens voor woningaankoop met een variabele rente,

- (of rentevoeten op kredietverlening aan huishoudens voor woningaankoop zonder specificatie van de rentesoort).

3.2. Aanvang van de rapportage en dekking van historische gegevens

Deelnemende lidstaten worden geacht historische gegevens door te geven voor elke maand vanaf tenminste januari 1990 ten behoeve van de maandelijkse bancaire rentestatistieken van het eurogebied, waarbij de bovengenoemde rentevoeten moeten worden bestreken.

Voor de overige tijdreeksen zullen in een latere fase specifieke vereisten betreffende de aanvang van de rapportage en de dekking van historische reeksen worden opgesteld.

4. Lijsten van reeksen en codelijsten

De ECB houdt tabellen bij met lijsten van tijdreeksen van rentevoeten en codelijsten en verspreidt die aan de NCB's.

(1) Aan de eisen voor de uitstaande stand van leningen uitgesplitst naar sector, die worden gebruikt als gewichten voor de maandelijkse bancaire rentevoeten op leningen, werd door Verordening ECB/1998/16 van 1 december 1998 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, PB L 356 van 30.12.1998, blz. 7, zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2000/8, PB L 229 van 9.9.2000, blz. 34, alleen op kwartaalbasis voldaan. Op basis van de nieuwe Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen, PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1, zoals gewijzigd bij Verordening ECB/2002/8, PB L 330 van 6.12.2002, blz. 29, ter vervanging van Verordening ECB/1998/16, worden deze sectorale uitsplitsingen vanaf de referentiemaand januari 2003 op maandbasis verschaft.

(2) Voor deposito's met vaste looptijd verwijst deze dimensie naar de oorspronkelijke looptijd, terwijl voor deposito's met opzegtermijn de dimensie betrekking heeft op de opzegtermijn.

(3) Het suffix "R" beschrijft nationale componenten of bancaire rentevoeten uit niet-deelnemende lidstaten die vergelijkbaar zijn met de rentevoeten in het eurogebied.

(4) Het suffix "K" beschrijft de belangrijkste nationale rentevoeten met uitzondering van nationale componenten of vergelijkbare equivalenten in het eurogebied.

(5) De NCB's rapporteren elk verschil in de eigenschap COLLECTION schriftelijk aan de betreffende contactpersonen bij de ECB.

(6) Om de uitgewisselde informatie betreffende reeksbreuken vollediger te maken, wordt de uitwisseling van waarden vóór de breuk ook ondersteund via een extra eigenschap waarneming.

(7) De vier objecten waarde waarneming plus OBS_STATUS, OBS_CONF en OBS_PRE_BREAK worden als één eenheid behandeld. Dit betekent dat NCB's verplicht zijn alle aanvullende informatie voor een waarneming te versturen. (Wanneer eigenschappen niet worden gerapporteerd, worden de eerdere waarden ervan overschreven door standaardwaarden.)

(8) Cfr. voetnoot 7.

(9) Cfr. voetnoot 7.

Naar boven