Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 32012R1011
Regulation (EU) No 1011/2012 of the European Central Bank of 17 October 2012 concerning statistics on holdings of securities (ECB/2012/24)
Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank van 17 oktober 2012 betreffende statistieken inzake aangehouden effecten (ECB/2012/24)
Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank van 17 oktober 2012 betreffende statistieken inzake aangehouden effecten (ECB/2012/24)
PB L 305 van 1.11.2012, blz. 6–24
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
Van kracht: Dezehandelingisgewijzigd. Huidige geconsolideerde versie: 01/10/2018
1.11.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 305/6 |
VERORDENING (EU) Nr. 1011/2012 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 17 oktober 2012
betreffende statistieken inzake aangehouden effecten
(ECB/2012/24)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (hierna: ‘ESR 95’) (1), inzonderheid bijlage A,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (2), inzonderheid op artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,
Gelet op Verordening (EG) nr. 958/2007 van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2007 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2007/8) (3),
Gelet op Verordening (EG) nr. 24/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van securitisatietransacties verrichtende lege financiële instellingen (ECB/2008/30) (4),
Gelet op Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2008/32) (5),
Gelet op Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (6),
Gelet op Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (7),
Overwegende:
(1) |
Ter vervulling van de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en voor het monitoren van de financiële markten en financiële activiteiten binnen het eurogebied, dient de Europese Centrale Bank (ECB), bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), effectsgewijs statistische informatie van hoge kwaliteit te verzamelen aangaande door institutionele sectoren uit het eurogebied aangehouden effecten, en door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven en door institutionele sectoren buiten het eurogebied aangehouden effecten. |
(2) |
Teneinde bij te dragen aan een goede beleidsvoering door autoriteiten die bevoegd zijn ter zake van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen, aan de stabiliteit van het financiële stelsel en de analyse van de doorwerking van het monetaire beleid, dient de ECB bij bankgroepen effectsgewijze informatie te verzamelen inzake door die groepen aangehouden effecten. |
(3) |
De gegevensverzameling beoogt de ECB te voorzien van uitvoerige statistische gegevens inzake risico’s voor economische sectoren en individuele bankgroepen in de lidstaten van het eurogebied ten aanzien van specifieke effectenklassen en inzake koppelingen tussen de economische sectoren van houders en emittenten van effecten, en inzake de markt voor door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten. Het belang om over accurate gegevens te beschikken inzake de risico's voor economische sectoren en voor bankgroepen ten aanzien van specifieke effectenklassen op een zeer gedesaggregeerd niveau, werd duidelijk tijdens de financiële crisis, aangezien risico’s voor financiële stabiliteit, te wijten aan besmettingsmechanismen op het niveau van individuele financiële instellingen, veroorzaakt door specifieke effectenklassen, niet op passende wijze uit de geaggregeerde gegevens af te leiden waren. Tijdige informatie inzake op het niveau van individuele effecten aangehouden effecten zal de ECB tevens in staat stellen doorwerkingsrisico’s van de financiële markten naar de reële economie te monitoren. |
(4) |
Bovendien zal deze statistische informatie de ECB ondersteunen bij de analyse van ontwikkelingen op financiële markten en bij het monitoren van de wijzigingen in de effectenportefeuilles van economische sectoren en de koppelingen tussen financiële intermediairs en niet-financiële beleggers. |
(5) |
Gezien de samenhang tussen monetair beleid en de stabiliteit van het financiële stelsel, is de effectsgewijze verzameling van statistische informatie aangaande ingenomen effectenposities en financiële transacties, en voor de afleiding van transacties uit posities, tevens noodzakelijk om te voldoen aan regelmatige en ad-hoc analytische behoeftes ter ondersteuning van de ECB bij de uitvoering van monetaire en financiële analyses, alsook voor de bijdrage van het ESCB aan de stabiliteit van het financiële stelsel. Deze statistische informatie zal de combinatie mogelijk maken van enerzijds informatie inzake door institutionele sectoren aangehouden effecten en anderzijds informatie inzake de individuele emittenten in de hele wereld, hetgeen een belangrijk instrument vormt voor het monitoren van ontstaan en ontwikkeling van financiële onevenwichtigheden. |
(6) |
Het is tevens noodzakelijk de ECB in staat te stellen analytische en statistische ondersteuning te verlenen aan het Europees Comité voor systeemrisico’s, zulks overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1096/2010 van de Raad van 17 november 2010 tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (8). |
(7) |
Om deze reden dient de Raad van bestuur van de ECB voor de gegevensverzameling krachtens deze verordening rapporterende bankgroepen te identificeren, rekening houdend met de omvang van de geconsolideerde balans van elke groep, in verhouding tot de activa van de geconsolideerde balansen van alle bankgroepen uit de Europese Unie, het belang van groepsactiviteiten in een specifiek segment van de bancaire sector en de betekenis van de groep voor de stabiliteit en werking van het financiële stelsel in het eurogebied en/of individuele lidstaten. |
(8) |
De normen voor de bescherming en het gebruik van vertrouwelijke statistische informatie, zoals vastgelegd in artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad, dienen van toepassing te zijn. |
(9) |
De rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening, waaronder vrijstellingen daarvan, laten de rapportageverplichtingen in andere ECB-rechtshandelingen en –instrumenten onverlet, die althans gedeeltelijk tevens effectsgewijze rapportage van statistische informatie inzake aangehouden effecten kunnen bestrijken. |
(10) |
Het is noodzakelijk een procedure op te zetten om doelmatig technische wijzigingen in de bijlagen bij deze verordening door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast van de informatieplichtigen in de lidstaten. Deze procedure dient rekening te houden met het standpunt van het comité statistieken van het ESCB, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
In deze verordening wordt bedoeld met:
1. |
‘effectsgewijze’ (security-by-security) gegevensverzameling: de verzameling van gegevens uitgesplitst naar individuele effecten; |
2. |
‘positie’: het totale aantal effecten, waarvan de soorten zijn opgesomd in lid 15, die het eigendom zijn van of in bewaring worden gehouden door een werkelijk informatieplichtige aan het einde van een referentieperiode, zoals nader gedefinieerd in deel 4 van bijlage II; |
3. |
‘moederkredietinstelling’, ‘financiële moederholding’, ‘dochteronderneming’ en ‘bijkantoor’ hebben dezelfde betekenis als in artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG; |
4. |
‘bankgroep’: a) een moederkredietinstelling, en alle financiële dochterondernemingen en bijkantoren ervan, met uitzondering van verzekeringsondernemingen die een officiële vergunning hebben verkregen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG (9) of artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG (10); of b) een financiële moederholding, en alle financiële dochterondernemingen en bijkantoren ervan, met uitzondering van verzekeringsondernemingen die een officiële vergunning hebben verkregen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG, op voorwaarde dat in beide gevallen de moederonderneming hoofd van de bankgroep is. Een entiteit zonder dochteronderneming vormt een groep op zich, op voorwaarde dat de entiteit zelf geen dochteronderneming is; |
5. |
‘ingezetene’: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98; |
6. |
‘monetaire financiële instelling’ (MFI), ‘kredietinstelling’ en ‘geldmarktfonds’ (MMF) hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32). De MFI-sector omvat kredietinstellingen en MMF’s; |
7. |
‘beleggingsfonds’: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 958/2007 (ECB/2007/8); |
8. |
‘lege financiële instelling’: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 1 van Verordening (EG) nr. 24/2009 (ECB/2008/30); |
9. |
‘bewaarnemer’: een tot de sector ‘financiële instellingen’ (S. 12 (11)) behorende entiteit die voor rekening van cliënten financiële instrumenten bewaart en beheert, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer, zoals opgenomen in deel B, punt 1) van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG; |
10. |
‘hoofd van een bankgroep’: de moedermaatschappij van een bankgroep, mits die maatschappij hetzij een EU-moederkredietinstelling, hetzij een financiële EU-moederholding is zoals gedefinieerd in artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG en geïmplementeerd in de lidstaten van de Unie, met dien verstande dat ‘EU’ wordt vervangen door ‘eurogebied’ en ‘lidstaat’ wordt vervangen door ‘lidstaat uit het eurogebied’; |
11. |
‘hoofd van een rapportagegroep’: het door de Raad van bestuur overeenkomstig artikel 2, lid 4, aangeduide hoofd van een bankgroep. |
12. |
‘belegger’: een entiteit of persoon die eigenaar is van financiële instrumenten; |
13. |
‘effecten in bewaarneming’: effecten die namens beleggers door bewaarnemers worden aangehouden en beheerd; |
14. |
‘desbetreffende NCB’: de NCB van de lidstaat uit het eurogebied waarin de informatieplichtige ingezeten is; |
15. |
‘effecten’: de volgende soorten effecten:
|
16. |
‘aangehouden effecten’: economische eigendom van effecten waarvan de soorten zijn opgesomd in lid 15; |
17. |
‘ISIN code’: het aan effecten toegewezen International Securities Identification Number, bestaande uit 12 alfanumerieke tekens die een unieke identificatiecode vormen voor een effectenuitgifte (zoals bepaald door ISO 6166). |
Artikel 2
Werkelijke populatie van informatieplichtigen
1. De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit de ingezeten MFI’s, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen, bewaarnemers en de hoofden van bankgroepen die de Raad van bestuur overeenkomstig lid 4 als rapportagegroepen heeft aangewezen en in kennis heeft gesteld van hun rapportageverplichtingen uit hoofde van lid 5 (hierna gezamenlijk ‘werkelijke informatieplichtigen’ en individueel ‘werkelijke informatieplichtige’).
2. Indien een geldmarktfonds, een beleggingsfonds of een lege financiële instelling onder de betreffende nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid heeft, zijn de personen die gerechtigd zijn hen te vertegenwoordigen, of bij gebreke van een geformaliseerde vertegenwoordiging, personen die krachtens de toepasselijke nationale wetgeving aansprakelijk zijn voor hun handelingen, verantwoordelijk voor de rapportage van de uit hoofde van deze verordening vereiste gegevens.
3. De werkelijke informatieplichtigen zijn onderworpen aan volledige rapportageverplichtingen, tenzij een vrijstelling is verleend op grond van artikel 4.
4. De Raad van bestuur kan besluiten dat een bankgroep een rapportagegroep is, indien de bankgroep overeenkomstig titel V, hoofdstuk 4, afdeling 1 van Richtlijn 2006/48/EG geconsolideerde balansactiva heeft die:
a) |
meer dan 0,5% uitmaken van de totale geconsolideerde balansactiva van de bankgroepen uit de Unie (hierna de ‘0,5%-drempel’), zulks overeenkomstig de voor de ECB beschikbare meest recente gegevens, d.w.z.:
|
b) |
onder de 0,5%-drempel liggen of daaraan gelijk zijn, mits de bankgroep voldoet aan bepaalde kwantitatieve of kwalitatieve criteria die haar belangrijk maken voor de stabiliteit en werking van het financiële stelsel in het eurogebied (aangaande bijv. verwevenheid met andere financiële instellingen van het eurogebied; jurisdictie-overschrijdende werkzaamheden; gebrek aan vervangbaarheid; complexiteit van de ondernemingsstructuur) en/of de individuele lidstaat uit het eurogebied (aangaande bijv. relatieve belangrijkheid van de bankgroep binnen een specifiek segment van de markt voor bancaire diensten in één of meerdere lidstaten van het eurogebied). |
5. De desbetreffende NCB stelt de hoofden van rapportagegroepen in kennis van het besluit van de Raad van bestuur uit hoofde van lid 4 en van hun verplichtingen op grond van deze verordening.
6. Nadat de eerste rapportage op grond van deze verordening is begonnen en onverminderd artikel 10, beginnen de overeenkomstig lid 5 in kennis gestelde hoofden van rapportagegroepen niet later dan zes maanden na de datum van inkennisstelling met de gegevensrapportage.
7. Een overeenkomstig lid 5 in kennis gesteld hoofd van een rapportagegroep informeert de desbetreffende NCB over naamswijzigingen, wijzigingen van rechtsvorm, fusies of herstructureringen, en elke andere gebeurtenis of omstandigheden die haar rapportageverplichtingen betreffen, zulks binnen 14 dagen na het optreden van een dergelijke gebeurtenis of omstandigheid.
8. Een overeenkomstig lid 5 in kennis gesteld hoofd van een rapportagegroep blijft onderworpen aan de in deze verordening uiteengezette verplichtingen tot de desbetreffende NCB anders bericht.
Artikel 3
Statistische rapportageverplichtingen
1. MFI’s, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen en bewaarnemers verstrekken hun desbetreffende NCB effectsgewijze gegevens inzake kwartaalultimo of maandultimoposities en, overeenkomstig lid 5, inzake financiële transacties gedurende de referentiemaand of het referentiekwartaal, dan wel de voor de afleiding van die transacties vereiste gegevens, inzake door hen zelf aangehouden effecten met een ISIN-code, zulks overeenkomstig deel 2 van bijlage I. Dergelijke gegevens worden op kwartaal- of maandbasis gerapporteerd overeenkomstig de door de desbetreffende NCB's geformuleerde rapportageinstructies.
2. Een bewaarnemer stelt de desbetreffende NCB in kennis van het uitvoeren van bewaarnemingswerkzaamheden binnen een week na de datum waarop deze met bewaarnemingswerkzaamheden begint, ongeacht mogelijke regelmatige rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening, tenzij een bewaarnemer andere bevoegde autoriteiten daarvan in kennis heeft gesteld.
Overeenkomstig de door de desbetreffende NCB's geformuleerde rapportageinstructies verstrekken bewaarnemers de desbetreffende NCB op kwartaal- of maandbasis effectsgewijze gegevens inzake kwartaalultimo- of maandultimoposities en, overeenkomstig lid 5, financiële transacties gedurende het referentiekwartaal of de referentiemaand inzake de volgende effecten met een ISIN-code:
a) |
door hen in bewaarneming gehouden effecten namens ingezeten beleggers die door henzelf aangehouden effecten niet overeenkomstig lid 1 rapporteren, zulks overeenkomstig deel 3 van bijlage I; |
b) |
door hen in bewaarneming gehouden effecten namens niet-financiële beleggers die ingezetenen zijn van andere lidstaten van het eurogebied, zulks overeenkomstig deel 4 van bijlage I; |
c) |
door entiteiten uit het eurogebied uitgegeven effecten die zij in bewaarneming houden namens beleggers die ingezetenen zijn van lidstaten buiten het eurogebied en van beleggers die geen ingezetenen zijn van de Unie, zulks overeenkomstig deel 5 van bijlage I. |
3. Hoofden van rapportagegroepen verstrekken de desbetreffende NCB op kwartaalbasis effectsgewijze gegevens inzake kwartaalultimoposities van effecten met een ISIN-code die door hun groep worden aangehouden, waaronder door niet-ingezeten entiteiten. Dergelijke gegevens worden op basis van de brutoportefeuille van de groep gerapporteerd, zonder verrekening van de door de groep aangehouden en door entiteiten van dezelfde groep uitgegeven effecten.
Overeenkomstig de instructies van de desbetreffende NCB, rapporteren hoofden van rapportagegroepen gegevens betreffende aangehouden effecten op basis van een van de drie in deel 6 van bijlage 1 aangegeven methodes.
4. De rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening, waaronder de vrijstellingen daarvan, laten de rapportageverplichtingen uit hoofde van de volgende rechtshandelingen onverlet: a) Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32); b) Verordening (EG) nr. 958/2007 (ECB/2007/8); en c) Verordening (EG) nr. 24/2009 (ECB/2008/30).
5. Overeenkomstig de instructies van de desbetreffende NCB rapporteren de werkelijke informatieplichtigen hetzij a) effectsgewijze gegevens inzake maandelijkse of driemaandelijkse financiële transacties en, indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht, overige volumemutaties; hetzij b) de vereiste statistische gegevens die voor de afleiding van financiële transacties vereist zijn, zulks op basis van één van de in deel 1 van bijlage I vastgelegde methodes. Verdere vereisten en richtlijnen betreffende de samenstelling van transacties zijn neergelegd in deel 3 van bijlage II.
6. Indien daartoe opgedragen door de desbetreffende NCB, rapporteren de werkelijke informatieplichtigen op kwartaal- of maandbasis gegevens inzake kwartaal- of maandultimoposities en, overeenkomstig lid 5, statistische gegevens voor het referentiekwartaal of de referentiemaand inzake aangehouden effecten zonder een ISIN-code, zulks overeenkomstig deel 7 van bijlage I. Dit lid is niet van toepassing op werkelijke informatieplichtigen aan wie uit hoofde van artikel 4 een vrijstelling is verleend.
7. Overeenkomstig deel 1, 2 en 4 van bijlage II, en de in artikel 5 bedoelde regels van financiële administratie, worden effectsgewijze gegevens inzake kwartaal- of maandultimoposities en, overeenkomstig lid 5, statistische gegevens voor het referentiekwartaal of de referentiemaand gerapporteerd.
Artikel 4
Vrijstellingen
1. Ter beoordeling van elke desbetreffende NCB kunnen aan de werkelijke informatieplichtigen de volgende vrijstellingen worden verleend:
a) |
in lidstaten van het eurogebied met een totaal aan door ingezeten beleggers aangehouden effecten met een ISIN-code die een marktwaarde hebben van EUR 40 miljard of lager:
|
b) |
in lidstaten van het eurogebied met een totaal aan door ingezeten beleggers aangehouden effecten met een ISIN-code die een marktwaarde hebben van meer dan EUR 40 miljard:
|
c) |
NCB’s raadplegen de ECB inzake het gebruik van gegevens om het totaal aan aangehouden effecten tegen marktwaarde vast te stellen dat noodzakelijk is om uit hoofde van dit lid vrijstellingen te verlenen. |
2. De NCB’s kunnen kredietinstellingen de volgende vrijstellingen verlenen van de rapportageverplichtingen van artikel 3, lid 1:
a) |
NCB’s kunnen kredietinstellingen geheel of gedeeltelijk vrijstellen van rapportageverplichtingen, mits het gecombineerde aandeel in het totaal van door kredietinstellingen in de betreffende lidstaat van het eurogebied aangehouden effecten in termen van posities niet meer dan 5% bedraagt; |
b) |
deze drempel mag evenwel gedurende de eerste twee jaar na het begin van de rapportage uit hoofde van deze verordening worden opgetrokken naar 15%; |
c) |
de onder a) en b) genoemde drempels worden berekend op basis van het totaal aan aangehouden effecten voor de betrokken lidstaat na toepassing van eventuele vrijstellingen uit hoofde van lid 1. |
3. NCB’s kunnen alle geldmarktfondsen vrijstellen van de rapportageverplichtingen van artikel 3, lid 1, mits hun totaal aan aangehouden effecten met een ISIN-code minder dan 2% bedraagt van door geldmarktfondsen in het eurogebied aangehouden effecten. Deze 2%-drempel wordt berekend op basis van het totaal door geldmarktfondsen in de betreffende lidstaat aangehouden effecten na toepassing van eventuele vrijstellingen uit hoofde van lid 1.
4. NCB’s kunnen alle lege financiële instellingen vrijstellen van de rapportageverplichtingen van artikel 3, lid 1, mits hun totaal aan aangehouden effecten met een ISIN-code minder dan 2% bedraagt van door lege financiële instellingen in het eurogebied aangehouden effecten. Deze 2%-drempel wordt berekend op basis van het totaal door lege financiële instellingen in de betreffende lidstaat aangehouden effecten na toepassing van eventuele vrijstellingen uit hoofde van lid 1.
5. NCB’s kunnen bewaarnemers de volgende vrijstellingen verlenen:
a) |
NCB’s kunnen bewaarnemers geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de rapportageverplichtingen van artikel 3, lid 2, onder a), mits de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde gegevens uit andere bronnen voor statistische of toezichtsgegevens kunnen worden afgeleid, zulks overeenkomstig de in bijlage III vastgestelde statistische minimumnormen. Daarnaast geldt het volgende:
|
b) |
Indien bewaarnemers namens alle niet-ingezeten beleggers minder dan EUR 10 miljard aan effecten aanhouden, kunnen NCB’s hen geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de rapportageverplichtingen van artikel 3, lid 2, onder b) en c). |
6. NCB’s kunnen de hoofden van rapportagegroepen de volgende vrijstellingen verlenen van de rapportageverplichtingen van artikel 3, lid 3:
a) |
NCB’s kunnen hoofden van rapportagegroepen toestaan statistische gegevens effectsgewijs te rapporteren, indien die gegevens 95% bestrijken van het totaal door hun groep aangehouden effecten met een ISIN-code, zulks overeenkomstig de vereisten van deze verordening, mits de resterende 5% van door de groep aangehouden effecten niet zijn uitgegeven door één emittent; |
b) |
NCB’s kunnen hoofden van rapportagegroepen verzoeken nadere gegevens te verstrekken inzake de soort effecten die onder a) van rapportage zijn vrijgesteld. |
7. NCB’s kunnen vrijstellingen verlenen van de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening, indien de werkelijke informatieplichtigen dezelfde gegevens rapporteren uit hoofde van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32), Verordening (EG) nr. 958/2007 (ECB/2007/8), of Verordening (EG) nr. 24/2009 (ECB/2008/30), dan wel indien NCB’s dezelfde gegevens anders kunnen afleiden, zulks overeenkomstig de statistische minimumnormen van bijlage III.
8. Met betrekking tot de werkelijke informatieplichtigen waarvoor een in lid 1, 2, 3 of 4 bedoelde vrijstelling geldt, blijven NCB’s jaarlijks gegevens verzamelen inzake het bedrag van door deze informatieplichtigen aangehouden of in bewaarneming gehouden effecten, zulks overeenkomstig de vereisten van artikel 3, lid 1, hetzij geaggregeerd dan wel effectsgewijs.
9. NCB’s controleren de naleving van de in lid 1 tot en met 7 uiteengezette voorwaarden, indien van toepassing, teneinde vrijstellingen te verlenen, te vernieuwen of, indien vereist, in te trekken, zulks met ingang van een kalenderjaar.
10. De desbetreffende NCB trekt uit hoofde van lid 5, onder a), aan bewaarnemers verleende vrijstellingen in, indien gedurende drie opeenvolgende rapportageperiodes gegevens uit andere bronnen voor statistische gegevens of toezichtgegevens die voldoen aan de statistische minimumnormen van bijlage III, niet tijdig beschikbaar zijn gesteld, ongeacht of dit de bewaarnemers al dan niet te verwijten valt. Zoals bepaald in artikel 3, lid 2, beginnen bewaarnemers ten laatste drie maanden na de datum waarop de desbetreffende NCB hen heeft meegedeeld dat de vrijstelling werd ingetrokken, met de gegevensrapportage.
11. NCB’s kunnen ad-hocrapportageverplichtingen opleggen aan informatieplichtigen aan wie uit hoofde van dit artikel vrijstellingen zijn verleend, overeenkomstig het door de NCB vereiste detailniveau. Werkelijke informatieplichtigen rapporteren de op ad-hocbasis verzochte gegevens binnen 15 werkdagen na het verzoek van de desbetreffende NCB.
12. De werkelijke informatieplichtigen kunnen besluiten af te zien van de door de NCB’s verleende vrijstellingen en in plaats daarvan te voldoen aan de volledige rapportageverplictingen. Een werkelijke informatieplichtige die af heeft gezien van de door een desbetreffende NCB verleende vrijstelling vraagt vooraf instemming van de NCB indien hij vervolgens besluit toch van die vrijstelling gebruik te willen maken.
Artikel 5
Regels van financiële administratie
1. Tenzij anders bepaald in deze verordening, zijn de regels van financiële administratie die de werkelijke informatieplichtigen voor rapportagedoeleinden uit hoofde van deze verordening volgen, de regels neergelegd in de nationale omzetting van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (12), of, indien dit niet van toepassing is, andere nationale of internationale op de werkelijke informatieplichtigen van toepassing zijnde normen.
2. Zonder afbreuk te doen aan nationale accountingpraktijken worden aangehouden effecten gerapporteerd tegen de nominale waarde of als aantal aandelen. Zoals aangegeven in deel 4 van bijlage II, mogen ook marktwaarden worden gerapporteerd.
3. Zonder afbreuk te doen aan nationale accountingpraktijken en salderingsregelingen worden aangehouden effecten voor statistische doeleinden op brutobasis gerapporteerd.
4. Aangehouden effecten die zijn uitgeleend op grond van effectenuitleentransacties, of die zijn verkocht uit hoofde van een repo-overeenkomst, blijven geregistreerd als effecten aangehouden door de oorspronkelijke eigenaar (en niet als aangehouden effecten van de tijdelijke verkrijger) indien een vaste verplichting bestaat tot omkering van de transactie (en niet eenvoudigweg een optie om dat te doen). Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, dient deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van effecten te worden geregistreerd en op de balans van de tijdelijke verkrijger te worden opgenomen als een negatieve positie in de effectenportefeuille
Artikel 6
Tijdigheid
1. NCB’s besluiten wanneer zij gegevens van werkelijke informatieplichtigen dienen te ontvangen teneinde de noodzakelijke kwaliteitscontroles uit te kunnen voeren en aan de uiterste termijnen in lid 2 te voldoen.
2. NCB’s verstrekken voor de werkelijke informatieplichtigen aan de ECB:
a) |
effectsgewijze kwartaalgegevens overeenkomstig artikel 3, lid 1, 2 en 5, vóór het einde van de 70-ste kalenderdag volgende op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben; of |
b) |
effectsgewijze maandgegevens overeenkomstig artikel 3, lid 5, en deel 1 van bijlage I, overeenkomstig één van de volgende opties:
|
c) |
effectsgewijze kwartaalposities overeenkomstig artikel 3, lid 3, vóór het einde van de werkdag:
|
3. Indien een in lid 2 bedoelde uiterste termijn op een dag valt dat TARGET2 gesloten is, wordt de uiterste termijn verlengd tot de volgende TARGET2-werkdag, zoals vermeld op de ECB-website.
Artikel 7
Minimumnormen en nationale rapportageprocedures
1. De werkelijke informatieplichtigen voldoen aan de rapportageverplichtingen waaraan zij overeenkomstig de minimumnormen van bijlage III zijn onderworpen.
2. De NCB’s bepalen en passen de door de werkelijk informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures toe overeenkomstig nationale kenmerken. De NCB’s besluiten of van bewaarnemers effectsgewijze gegevensrapportage uitgesplitst naar beleggers vereist wordt. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische gegevens opleveren en een controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage III.
Artikel 8
Verificatie en gedwongen verzameling
De NCB’s oefenen verificatierechten uit met een door de desbetreffende NCB noodzakelijk geachte gedetailleerdheid, dan wel het recht de gegevens te verzamelen die de werkelijke informatieplichtigen uit hoofde van deze verordening moeten verstrekken, zulks onverminderd het recht van de ECB deze rechten zelf uit te oefenen. De NCB’s oefenen deze rechten met name uit wanneer werkelijke informatieplichtigen niet voldoen aan de minimumnormen van bijlage III.
Artikel 9
Vereenvoudigde wijzigingsprocedure
De directie van de ECB kan, met inachtneming van de standpunten van het comité statistieken van het ESCB, technische wijzigingen in de bijlagen bij deze verordening doorvoeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast van de werkelijke informatieplichtigen. De directie stelt de Raad van bestuur onverwijld in kennis van een dergelijke wijziging.
Artikel 10
Eerste rapportage
De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening begint met gegevens betreffende de referentieperiode van december 2013. De eerste rapportage van NCB’s aan de ECB vereist slechts gegevens inzake posities.
Artikel 11
Slotbepaling
Deze verordening treedt in werking op de 20ste dag na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 17 oktober 2012.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.
(2) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
(3) PB L 211 van 11.8.2007, blz. 8.
(4) PB L 15 van 20.1.2009, blz. 1.
(5) PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14.
(6) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.
(7) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.
(8) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 162.
(9) Eerste Richtlijn van de Raad 73/239/EEG van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3).
(10) Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002, betreffende de levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).
(11) De nummering van categorieën in deze verordening volgt de in het Commissievoorstel COM(2010) 774 definitief (het voorstel voor de ESA-2010 verordening) ingevoerde nummering. Voor nadere informatie zie bijlage II.
(12) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.
BIJLAGE I
STATISTISCHE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN
DEEL 1
Financiële transacties
1. |
MFI’s, beleggingsfondsen en bewaarnemers die gegevens rapporteren inzake door hen aangehouden effecten dan wel inzake effecten die zij in bewaarneming houden namens ingezeten beleggers, verstrekken de statistische gegevens overeenkomstig één van de volgende methodes:
|
2. |
Lege financiële instellingen verstrekken statistische gegevens overeenkomstig één van de volgende methodes:
|
3. |
Bewaarnemers die rapporteren i) inzake effecten die zij namens in andere lidstaten van het eurogebied ingezeten niet-financiële beleggers in bewaarneming houden, en ii) door entiteiten uit het eurogebied uitgegeven effecten die zij namens in lidstaten buiten het eurogebied ingezeten beleggers en namens buiten de Unie ingezeten beleggers in bewaarneming houden, verstrekken de statistische gegevens overeenkomstig de methodes uiteengezet in lid 2. |
DEEL 2
Gegevens inzake door MFI’s, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen en bewaarnemers aangehouden effecten met een ISIN-code
Voor elk effect met een ISIN-code dat valt onder de effectencategorie „schuldbewijzen” (F.3), „beursgenoteerde aandelen” (F.511) dan wel „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (F.52), worden gegevens voor de velden in de hiernavolgende tabel gerapporteerd door financiële beleggers die deel uitmaken van de MFI’s, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen, en door bewaarnemers onder verwijzing naar door hen aangehouden effecten. Deze worden overeenkomstig de volgende regels gerapporteerd en conform de definities van bijlage II:
a) |
worden gegevens voor velden 1 en 2 gerapporteerd; |
b) |
worden gegevens hetzij overeenkomstig i) of ii) als volgt gerapporteerd:
|
De desbetreffende NCB kan van financiële beleggers die deel uitmaken van de MFI’s, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen en bewaarnemers rapportage van gegevens voor velden 1 en 3 verlangen in plaats van gegevens overeenkomstig a). In dat geval, in plaats van gegevens overeenkomstig b), worden gegevens voor veld 5 en, indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht, eveneens voor veld 7 gerapporteerd.
De desbetreffende NCB kan van financiële beleggers die deel uitmaken van de MFI’s, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen en bewaarnemers rapportage van gegevens voor velden 2b, 3 en 4 verlangen.
Veld |
Beschrijving |
1 |
ISIN-code |
2 |
Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde |
2b |
Noteringsgrondslag |
3 |
Marktwaarde |
4 |
Beleggingen in effecten of directe investeringen |
5 |
Financiële transacties |
6 |
Overige volumemutaties tegen nominale waarde |
7 |
Overige volumemutaties tegen marktwaarde |
DEEL 3
Gegevens inzake effecten met een ISIN-code in bewaarneming gehouden namens ingezeten niet-financiële beleggers en overige financiële beleggers die door henzelf aangehouden effecten niet hoeven te rapportern
Bewaarnemers rapporteren gegevens voor de velden in de hiernavolgende tabel voor elk effect met een ISIN-code dat valt onder de effectencategorie „schuldbewijzen” (F.3), ‘beursgenoteerde aandelen’ (F.511), dan wel „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (F.52) en dat zij in bewaarneming houden namens ingezeten niet-financiële beleggers en overige financiële beleggers die door hen aangehouden effecten niet rapporteren. Ze worden overeenkomstig de volgende regels gerapporteerd en conform de definities in bijlage II:
a) |
worden gegevens voor velden 1 en 2 gerapporteerd; |
b) |
worden gegevens overeenkomstig i) of ii) als volgt gerapporteerd:
|
De desbetreffende NCB kan van bewaarnemers verlangen gegevens voor velden 1, 3 en 4 te rapporteren in plaats van gegevens conform a). In dat geval worden, in plaats van gegevens overeenkomstig b), gegevens voor veld 6 en, indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht, eveneen voor veld 8 gerapporteerd.
De desbetreffende NCB kan van bewaarnemers rapportage van gegevens voor velden 2b, 4 en 5 verlangen.
Veld |
Beschrijving |
||||||||||||||
1 |
ISIN-code |
||||||||||||||
2 |
Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde |
||||||||||||||
2b |
Noteringsgrondslag |
||||||||||||||
3 |
Sector van de houder:
|
||||||||||||||
4 |
Marktwaarde |
||||||||||||||
5 |
Beleggingen in effecten of directe investeringen |
||||||||||||||
6 |
Financiële transacties |
||||||||||||||
7 |
Overige volumemutaties tegen nominale waarde |
||||||||||||||
8 |
Overige volumemutaties tegen marktwaarde |
DEEL 4
Gegevens inzake effecten met een ISIN-code in bewaarneming gehouden namens in andere lidstaten van het eurogebied ingezeten beleggers
Bewaarnemers rapporteren gegevens voor de velden in de hiernavolgende tabel voor elk effect met een ISIN-code dat valt onder de effectencategorie „schuldbewijzen” (F.3), „beursgenoteerde aandelen” (F.511), dan wel „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (F.52) en dat zij in bewaarneming houden namens in andere lidstaten van het eurogebied ingezeten niet-financiële beleggers. Ze worden overeenkomstig de volgende regels gerapporteerd en conform de definities in bijlage II:
a) |
worden gegevens voor velden 1, 2, 3 en 4 gerapporteerd; |
b) |
worden gegevens voor veld 7 gerapporteerd indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht. |
De desbetreffende NCB kan van bewaarnemers verlangen gegevens voor velden 1, 3, 4 en 5 te rapporteren in plaats van gegevens conform a). In dat geval, indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht, worden, in plaats van gegevens overeenkomstig b), eveneens gegevens voor veld 8 gerapporteerd.
De desbetreffende NCB kan van bewaarnemers rapportage van gegevens voor velden 2b, 5, 6 en 9 verlangen.
Veld |
Beschrijving |
||||
1 |
ISIN-code |
||||
2 |
Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde |
||||
2b |
Noteringsgrondslag |
||||
3 |
Sector van de houder:
|
||||
4 |
Land van de houder |
||||
5 |
Marktwaarde |
||||
6 |
Beleggingen in effecten of directe investeringen |
||||
7 |
Overige volumemutaties tegen nominale waarde |
||||
8 |
Overige volumemutaties tegen marktwaarde |
||||
9 |
Financiële transacties |
DEEL 5
Gegevens inzake effecten met een ISIN-code uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied en in bewaarneming gehouden namens in lidstaten buiten het eurogebied of buiten de Unie ingezeten beleggers
Bewaarnemers rapporteren gegevens voor de velden in de hiernavolgende tabel voor elk door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effect met een ISIN-code dat valt onder de effectencategorie „schuldbewijzen” (F.3), „beursgenoteerde aandelen” (F.511), dan wel „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (F.52) en dat zij in bewaarneming houden voor in andere lidstaten buiten het eurogebied of buiten de Unie ingezeten beleggers. Ze worden overeenkomstig de volgende regels gerapporteerd en conform de definities in bijlage II:
a) |
worden gegevens gerapporteerd voor velden 1, 2, 3 en 4; |
b) |
worden gegevens voor veld 7 gerapporteerd indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht. |
De desbetreffende NCB kan van bewaarnemers verlangen gegevens voor velden 1, 3, 4 en 5 te rapporteren in plaats van gegevens conform a). In dat geval, indien de desbetreffende NCB zulks heeft verzocht, worden, in plaats van gegevens overeenkomstig punt b), eveneens gegevens voor veld 8 gerapporteerd.
De desbetreffende NCB kan van bewaarnemers rapportage van gegevens voor velden 2b, 5, 6 en 9 verlangen.
Veld |
Beschrijving |
||||
1 |
ISIN-code |
||||
2 |
Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde |
||||
2b |
Noteringsgrondslag |
||||
3 |
Sector van de houder (3):
|
||||
4 |
Land van de houder |
||||
5 |
Marktwaarde |
||||
6 |
Beleggingen in effecten of directe investeringen |
||||
7 |
Overige volumemutaties tegen nominale waarde |
||||
8 |
Overige volumemutaties tegen marktwaarde |
||||
9 |
Financiële transacties |
DEEL 6
Gegevens inzake door rapportagegroepen aangehouden effecten met een ISIN-code
Hoofden van rapportagegroepen verstrekken statistische gegevens overeenkomstig één van de volgende rapportagemethodes:
a) |
voor de groep als geheel aangehouden effecten; dan wel |
b) |
de aangehouden effecten door entiteiten van de groep die ingezeten zijn van het land waarin het hoofd is gevestigd, apart van de aangehouden effecten door entiteiten van de groep die niet-ingezetenen zijn van het land waarin het hoofd is gevestigd; dan wel |
c) |
de aangehouden effecten apart door elke entiteit van de groep. |
Hoofden van rapportagegroepen rapporteren gegevens voor de velden in de hiernavolgende tabel voor elk effect met een ISIN-code dat valt onder de effectencategorie „schuldbewijzen” (F.3), „beursgenoteerde aandelen” (F.511), dan wel „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (F.52) en dat door de groep wordt aangehouden. Ze worden overeenkomstig de volgende regels gerapporteerd en conform de definities in bijlage II:
a) |
worden gegevens voor velden 1 en 2 gerapporteerd; |
b) |
worden gegevens onder a) overeenkomstig een van de volgende opties gerapporteerd:
|
De desbetreffende NCB kan van hoofden van rapportagegroepen rapportage van gegevens voor velden 2b en 3 verlangen.
Veld |
Beschrijving |
Alternatieve rapportageopties |
||
1 |
ISIN-code |
(i) Groepniveau |
(ii) Ingezeten entiteiten en niet-ingezeten entiteiten apart geïdentificeerd |
(iii) Per entiteit |
2 |
Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde |
|||
2b |
Noteringsgrondslag |
|||
3 |
Marktwaarde |
|||
4 |
Ingezeten entiteiten/niet-ingezeten entiteiten |
|
||
5 |
Entiteit van de groep |
|
DEEL 7
Gegevens inzake aangehouden effecten zonder ISIN-code
Voor elk effect zonder ISIN-code dat valt onder de effectencategorie „kortlopende schuldbewijzen” (F.31), „langlopende schuldbewijzen” (F.32), „beursgenoteerde aandelen” (F.511), dan wel „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (F.52), kunnen gegevens voor de velden in de hiernavolgende tabel gerapporteerd worden door financiële beleggers die deel uitmaken van de MFI's, beleggingsfondsen, lege financiële instellingen, en door bewaarnemers. Ze worden overeenkomstig de volgende regels gerapporteerd en conform de definities in bijlage II:
a) |
Voor beleggers die gegevens inzake door hen aangehouden effecten rapporteren, kunnen driemaandelijkse of maandelijkse gegevens als volgt worden gerapporteerd:
|
b) |
Voor bewaarnemers die gegevens rapporteren inzake effecten die zij aanhouden namens ingezeten financiële beleggers die door hen aangehouden effecten niet hoeven te rapporteren, en namens niet-financiële beleggers, kunnen driemaandelijkse of maandelijkse gegevens als volgt worden gerapporteerd:
|
Veld |
Beschrijving |
||||||||||||||||||||
1 |
Identificatiencode voor het effect (NCB-identificatienummer, CUSIP, SEDOL, overige) |
||||||||||||||||||||
2 |
Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde (4) |
||||||||||||||||||||
3 |
Noteringsgrondslag |
||||||||||||||||||||
4 |
Koerswaarde |
||||||||||||||||||||
5 |
Marktwaarde |
||||||||||||||||||||
6 |
Instrument:
|
||||||||||||||||||||
7 |
Sector of subsector van beleggers die gegevens inzake door hen aangehouden effecten rapporteren:
|
||||||||||||||||||||
8 |
Door bewaarnemers gerapporteerde sector of subsector van beleggers:
|
||||||||||||||||||||
9 |
Sector of subsector van de emittent:
|
||||||||||||||||||||
10 |
Beleggingen in effecten of directe investeringen |
||||||||||||||||||||
11 |
Landenuitsplitsing van belegger |
||||||||||||||||||||
12 |
Landenuitsplitsing van emittent |
||||||||||||||||||||
13 |
Valutadenominatie van effecten |
||||||||||||||||||||
14 |
Financiële transacties |
||||||||||||||||||||
15 |
Herwaarderingsaanpassingen |
||||||||||||||||||||
16 |
Overige volumemutaties |
(1) Indien beschikbaar worden de subsectoren „centrale overheid” (S.1311), „deelstaatoverheid” (S.1312), ‘lagere overheid’ (S.1313) en „socialezekerheidsfondsen” (S.1314) gerapporteerd als apart onderscheiden.
(2) De desbetreffende NCB kan van werkelijke informatieplichtigen aparte onderscheiding verlangen van de subsectoren „huishoudens” (S.14) en „instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens” (S.15)
(3) De sectorindeling van het Stelsel van Nationale Rekeningen 1993 is in dit geval van toepassing, aangezien ESR niet van toepassing is.
(4) Voor geaggregeerde gegevens: Aantal participaties of geaggregeerde nominale waarde met dezelfde koerswaarde (zie veld 4).
(5) Indien beschikbaar worden de subsectoren „centrale overheid” (S.1311), „deelstaatoverheid” (S.1312), „lagere overheid” (S.1313) en „socialezekerheidsfondsen” (S.1314) gerapporteerd als apart onderscheiden.
(6) Indien beschikbaar worden de subsectoren „huishoudens” (S.14) en „instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens” (S.15) gerapporteerd als apart onderscheiden.
(7) Indien beschikbaar worden „verzekeringsinstellingen” (S.128) en ‘pensioenfondsen’ (S.15) gerapporteerd als apart onderscheiden.
(8) De betrokken NCB kan van werkelijke informatieplichtigen aparte onderscheiding verlangen van de subsectoren „huishoudens” (S.14) en „instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens” (S.15)
BIJLAGE II
DEFINITIES
DEEL 1
Definities van categorieën instrumenten
Deze tabel bevat een gedetailleerde beschrijving van de categorieën instrumenten die nationale centrale banken (NCB's) conform deze verordening omzetten in nationale categorieën.
Categorie |
Belangrijkste kenmerken |
||||||||||||||||||||
|
Schuldbewijzen zijn verhandelbare financiële instrumenten die als bewijs van schuld dienen. Schuldbewijzen vertonen de volgende kenmerken:
De kredietrating van schuldbewijzen waarmee de kredietwaardigheid van afzonderlijke uitgiften van schuldbewijzen wordt uitgedrukt, wordt toegekend door erkende agentschappen op basis van ratingcategorieën. Wat het onder c) bedoelde kenmerk betreft, kan de vervaldatum samenvallen met de conversie van een schuldbewijs in een aandeel. In deze context houdt converteerbaarheid in dat de houder zijn schuldbewijs in gewone aandelen van de emittent kan omzetten. Inwisselbaarheid betekent dat de houder zijn schuldbewijs kan ruilen voor aandelen van een andere vennootschap dan de emittent. Eeuwigdurende effecten, die geen vastgelegde vervaldatum hebben, worden als schuldbewijzen geclassificeerd. |
||||||||||||||||||||
|
Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar of minder, en schuldbewijzen die op verzoek van de crediteur direct moeten worden afgelost. |
||||||||||||||||||||
|
Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan 1 jaar, dan wel zonder expliciet vermelde looptijd. |
||||||||||||||||||||
|
Een deelneming is een financieel actief dat een aanspraak is op de restwaarde van een vennootschap nadat aan alle overige aanspraken is voldaan. De eigendom van deelnemingen in rechtspersonen blijkt gewoonlijk uit aandelen, aandelencertificaten, participatiebewijzen en soortgelijke documenten. Deelnemingen zijn in de volgende subcategorieën onderverdeeld: beursgenoteerde aandelen (F.511); niet-beursgenoteerde aandelen (F.152); en overige deelnemingen (F.519). |
||||||||||||||||||||
|
Beursgenoteerde aandelen zijn aandelenbewijzen die aan een beurs genoteerd zijn. Deze beurs kan zowel een erkende aandelenbeurs als enige andere vorm van secundaire markt zijn. Het bestaan van lijsten met koersen van aan een beurs genoteerde aandelen betekent dat de actuele marktprijzen normaliter direct beschikbaar zijn. |
||||||||||||||||||||
|
Aandelen in beleggingsfondsen zijn aandelen van een beleggingsfonds als het fonds een vennootschapsstructuur heeft. Als het fonds een trust is, worden zij rechten van deelneming genoemd. Beleggingsfondsen zijn collectieve beleggingsinstellingen via welke beleggers middelen bijeenbrengen om in financiële en/of niet-financiële activa te beleggen. Aandelen in beleggingsfondsen zijn onderverdeeld in: aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen (F.521); en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen, m.u.v. geldmarktfondsen (F.529). |
DEEL 2
Definities van sectoren
Deze tabel bevat een beschrijving van de sectorcategorieën die NCB's conform deze verordening omzetten in nationale categorieën.
Sector |
Definitie |
||
|
De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn, en van wie de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat tevens niet-financiële quasivennootschappen. |
||
|
De subsector centrale bank (S.121) omvat alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie de uitgifte van betaalmiddelen, handhaving van de interne en externe waarde van de valuta en het aanhouden van alle of een gedeelte van de internationale reserves van het land. |
||
|
De subsector deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank (S.122) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen, m.u.v. die welke in de subsectoren centrale bank en GMF's worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's van institutionele eenheden in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten. |
||
|
De subsector geldmarktfondsen (S.123), in de vorm van collectieve- beleggingsprogramma’s, bestaat uit alle financiële instellingen en quasi-vennootschappen, met uitzondering van die welke in de subsectoren centrale bank en kredietinstellingen worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie. Hun activiteiten bestaan erin aandelen op rechten van deelneming in beleggingsfondsen, die met deposito’s vergelijkbare financiële titels zijn, in ontvangst te nemen van institutionele eenheden en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, hoofdzakelijk in aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen, kortlopende schuldbewijzen, en/of deposito’s. |
||
|
De subsector beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (S.124) bestaat uit alle collectieve-beleggingsprogramma's, m.u.v. die welke in de subsector GMF's worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie. Hun activiteiten bestaan erin aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen die geen met deposito's vergelijkbare financiële titels zijn, in ontvangst te nemen van institutionele eenheden en voor eigen rekening beleggingen te verrichten, hoofdzakelijk in andere financiële activa dan kortlopende financiële activa en in niet-financiële activa (gewoonlijk onroerend goed). Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's omvatten beleggingsmaatschappijen, "unit trusts" en andere collectieve-beleggingsprogramma's waarvan de aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen niet worden beschouwd als met deposito's vergelijkbare financiële titels. |
||
|
De subsector overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's, aandelen in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. |
||
|
LFI’s zijn ondernemingen die securitisatietransacties tot stand brengen. LFI's die voldoen aan de criteria om als institutionele eenheid te worden beschouwd, worden in S.125 ingedeeld; zo niet, dan worden zij als integrerend deel van de moedermaatschappij behandeld. |
||
|
De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. |
||
|
De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasi-vennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van hetzij de activa hetzij de passiva niet op open markten wordt verhandeld. |
||
|
De subsector verzekeringsinstellingen (S.128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering. |
||
|
De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit. |
||
|
De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen. De sector algemene overheid is onderverdeeld in vier subsectoren: centrale overheid (S.1311); deelstaatoverheid (S.1312); lagere overheid (S.1313); en socialezekerheidsfondsen (S.1314). |
||
|
De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen. |
||
|
De sector instellingen zonder winstoogmerk (IZW's) ten behoeve van huishoudens (S.15) bestaat uit IZW's met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen. |
DEEL 3
Definitie van financiële transacties
1. |
De werkelijke informatieplichtigen rapporteren transactiegegevens zoals uiteengezet in lid 5 van artikel 3. |
2. |
Financiële transacties zijn gedefinieerd als transacties in financiële activa en passiva tussen ingezeten institutionele eenheden en tussen de laatsten en niet-ingezeten institutionele eenheden. Een financiële transactie tussen institutionele eenheden is een gelijktijdige vorming of afwikkeling van een financieel actief en het overeenkomstige financiële passief, dan wel de overdracht van een financieel actief of passief aan een andere partij. Nog niet betaalde opgebouwde rente wordt als een financiële transactie geregistreerd, aangevend dat rente wordt herbelegd in het betreffende financiële instrument. Financiële transacties worden geregistreerd tegen transactiewaarde, d.w.z. de waarde in nationale valuta waartegen de betrokken financiële activa en/of passiva tot stand komen of afgewikkeld, geruild of overgenomen worden tussen institutionele eenheden. In de bepaling van de transactiewaarde wordt opgebouwde rente meegenomen, maar blijven de vergoeding voor de dienstverlening, honoraria, commissies of vergelijkbare betalingen voor diensten in verband met de uitvoering van de transactie, en op de transacties geheven belastingen buiten beschouwing. Waarderingsmutaties zijn geen financiële transacties. |
3. |
Financiële transacties worden gemeten als het verschil tussen effectenposities (met inbegrip van opgebouwde rente) per periode-ultimo, waarbij wordt gecorrigeerd voor het effect van veranderingen ten gevolge van ‘herwaarderingsaanpassingen’ (veroorzaakt door prijs- en wisselkoerswijzigingen) en ‘overige volumemutaties’. |
4. |
Prijs- en wisselkoerswijzigingen hebben betrekking op fluctuaties in de waardering van de effecten die het gevolg zijn van hetzij wijzigingen in de koers van de effecten en/of van de wisselkoersen die de waarde in euro van in een vreemde valuta luidende effecten beïnvloeden. Aangezien deze veranderingen waarderingsverschillen betreffen die niet het resultaat zijn van financiële transacties, moeten deze effecten uit de transactiegegevens worden verwijderd.
|
5. |
Overige volumemutaties hebben betrekking op volumemutaties in activa die optreden aan de zijde van de belegger, vanwege a) de verandering in de statistische registratie van de populatie (bijv. de herindeling en herstructurering van institutionele eenheden (1)); b) de herindeling van activa; c) rapportagefouten die alleen voor een beperkte tijdspanne in gerapporteerde gegevens zijn gecorrigeerd; d) de afschrijving van oninbare vorderingen, in de vorm van effecten, door crediteuren, en de eenzijdige annulering van financiële passiva door debiteuren (niet-erkenning van schuld); of e) wijzigingen van ingezetenschap van de belegger. |
DEEL 4
Definities van effectsgewijze kenmerken
Veld |
Beschrijving |
Identificatienummer voor effecten |
Een code die een effect op een unieke manier identificeert. Het is de ISIN-code als die aan het effect is toegewezen, of een ander identificatienummer. |
Posities tegen nominale waarde (in nominale valuta of euro of posities in aantal aandelen of eenheden) |
Aantal participaties van een effect, of het geaggregeerde nominale bedrag indien het effect in bedragen en niet in participaties wordt verhandeld, zonder de opgebouwde rente. |
Posities tegen marktwaarde |
Aangehouden bedrag van een effect tegen de marktprijs in euro. NCB’s moeten in beginsel verlangen dat opgebouwde rente hetzij onder deze positie of afzonderlijk wordt gerapporteerd. NCB’s kunnen echter naar eigen goeddunken gegevens zonder opgebouwde rente verlangen. |
Overige volumemutaties (nominale waarde) |
Overige mutaties in het volume van het aangehouden effect, tegen nominale waarde in de nominale valuta/eenheid of euro. |
Overige volumemutaties (marktwaarde) |
Overige mutaties in het volume van het aangehouden effect, tegen marktwaarde in euro. |
Financiële transacties |
De som van aankopen minus verkopen van een effect geregistreerd tegen de transactiewaarde in euro. |
Beleggingen in effecten of directe investeringen |
De functie van de investering volgens de classificatie van betalingsbalansstatistieken (2). |
Koerswaarde |
Koers van het effect aan het einde van de referentieperiode. |
Noteringsgrondslag |
Geeft aan of het effect wordt uitgedrukt in procenten of in participaties. |
Herwaarderingsaanpassingen |
Prijs- en wisselkoerswijzigingen zoals bedoeld in Deel 3. |
Denominatievaluta van het effect |
Code van de International Standards Organisation (ISO-code), of een equivalente code, van de valuta waarin de prijs luidt en/of het bedrag van het effect. |
(1) d.w.z. fusies en overnames.
(2) Richtsnoer ECB/2011/23 van 9 december 2011 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (PB L 65 van 3.3.2012, blz. 1).
BIJLAGE III
MINIMUMKWALITEITSNORMEN WAARAAN DE RAPPORTAGE DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN MOET VOLDOEN
Werkelijke informatieplichtigen dienen de volgende minimumkwaliteitsnormen in acht te nemen, om aan de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank (ECB) te voldoen.
1. |
Minimumnormen voor transmissie:
|
2. |
Minimumnormen voor nauwkeurigheid:
|
3. |
Minimumnormen voor de conceptuele naleving:
|
4. |
Minimumnormen voor herzieningen: Het beleid en de procedures die door de ECB en de NCB's met betrekking tot herzieningen zijn vastgesteld, moeten worden nagevolgd. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen, worden van een toelichting voorzien. |