EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52015HB0049

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 17 december 2015 betreffende beleid inzake dividenduitkeringen (ECB/2015/49)

PB C 438 van 30.12.2015, blz. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 438/1


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 december 2015

betreffende beleid inzake dividenduitkeringen

(ECB/2015/49)

(2015/C 438/01)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 34,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), met name artikel 4, lid 3,

Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (2),

Overwegende hetgeen volgt:

Kredietinstellingen moeten zich blijven voorbereiden op een tijdige en volledige toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) in een uitdagend macro-economisch en financieel klimaat waardoor de winstgevendheid van kredietinstellingen onder druk komt te staan en als gevolg daarvan ook hun vermogen tot het opbouwen van hun vermogensbuffers. Bovendien, hoewel kredietinstellingen de economie moeten financieren, is een conservatief uitkeringsbeleid onderdeel van adequaat risicobeheer en een deugdelijke banksector. Er dient gebruikgemaakt te worden van dezelfde methode zoals uiteengezet in Aanbeveling ECB/2015/2 van de Europese Centrale Bank (5),

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

I.

1.

Kredietinstellingen dienen dividendbeleid vast te stellen op basis van conservatieve en voorzichtige aannames teneinde, na iedere uitkering, te voldoen aan de toepasselijke kapitaalvereisten.

a)

Kredietinstellingen moeten te allen tijde voldoen aan de toepasselijke minimumkapitaalvereisten („pijler 1-vereisten”). Dit omvat een tier 1-kernkapitaalratio van 4,5 %, een tier 1-kapitaalratio van 6 % en een totale kapitaalratio van 8 % zoals geregeld in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

b)

Bovendien moeten kredietinstellingen te allen tijde voldoen aan de kapitaalvereisten die zijn opgelegd als resultaat van het toepasselijk besluit inzake het proces van toetsing en evaluatie van de toezichthouder ter voldoening aan artikel 16, lid 2, onder a) van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en die verder gaan dan de pijler 1-vereisten („pijler 2-vereisten”).

c)

Tevens moeten kredietinstellingen voldoen aan de contracyclische kapitaal- en systeembuffers zoals vermeld in artikel 128, leden 2, 3, 4 en 5 van Richtlijn 2013/36/EU en alle andere door nationale bevoegde en nationale aangewezen autoriteiten vastgestelde buffers.

d)

Ook moeten kredietinstellingen voor de toepasselijke datum van volledige infasering voldoen aan hun vereiste „fully loaded” (6) tier 1-kernkapitaalratio, hun tier 1-kapitaalratio en hun totale kapitaalratio. Dit heeft betrekking op de volledige toepassing van de bovengenoemde ratio’s na toepassing van de overgangsbepalingen, en tevens die van de contracyclische kapitaalbuffer en de systeembuffers zoals vermeld in artikel 128, leden 2, 3, 4 en 5 van Richtlijn 2013/36/EU en alle andere door nationale bevoegde en nationale aangewezen autoriteiten vastgestelde buffers. De overgangsbepalingen zijn vermeld in titel XI van Richtlijn 2013/36/EU en in deel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Aan deze vereisten moet zowel op geconsolideerd niveau als op individuele basis voldaan worden, tenzij op individuele basis een ontheffing is verleend ten aanzien van de toepassing van prudentiële vereisten, zoals voorzien in artikel 7 en artikel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

2.

Met betrekking tot de betaling van dividenden door kredietinstellingen (7) in 2016 over het boekjaar 2015, beveelt de ECB aan dat:

a)    Categorie 1 : Kredietinstellingen die voldoen aan de toepasselijke kapitaalvereisten zoals vermeld in paragraaf 1, onder a), b) en c), en die reeds voldoen aan hun „fully loaded” ratio’s zoals vermeld in paragraaf 1 onder d) per 31 december 2015, dienen hun nettowinst uit te keren in dividenden op een conservatieve wijze, zodat zij kunnen blijven voldoen aan alle vereisten, zelfs onder verslechterde economische en financiële omstandigheden.

b)    Categorie 2 : Kredietinstellingen die voldoen aan de toepasselijke kapitaalvereisten zoals vermeld in paragraaf 1, onder a), b) en c) per 31 december 2015, maar niet voldoen aan hun „fully loaded” ratio’s zoals vermeld in paragraaf 1, onder d) per 31 december 2015, dienen hun nettowinst uit te keren in dividenden op een conservatieve wijze, zodat zij kunnen blijven voldoen aan alle vereisten, zelfs onder verslechterde economische en financiële omstandigheden. Bovendien dienen zij in principe alleen dividenden uit te betalen indien ten minste een lineair (8) pad wordt zekergesteld op weg naar de vereiste „fully loaded” kapitaalvereisten zoals vermeld in paragraaf 1, onder d);

c)    Categorie 3 : Kredietinstellingen die niet voldoen aan de in paragraaf 1, onder a), b) of c) bedoelde vereisten keren in beginsel geen dividend uit.

Kredietinstellingen die niet in staat zijn deze aanbeveling na te leven omdat zij van mening zijn dat zij van rechtswege verplicht zijn dividend uit te keren, dienen onverwijld contact op te nemen met hun gezamenlijk toezichthoudend team (GTT).

II.

Deze aanbeveling is gericht tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, leden 16 en 22 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

III.

Deze aanbeveling is tevens gericht tot nationale bevoegde en nationale aangewezen autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, leden 7 en 23 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). De nationale bevoegde en nationale aangewezen autoriteiten worden geacht deze aanbeveling toe te passen op die entiteiten en groepen indien zulks nodig geacht wordt (9).

Gedaan te Frankfurt am Main, 17 december 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(5)  Aanbeveling ECB/2015/2 van de Europese Centrale Bank van 28 januari 2015 betreffende beleid inzake dividenduitkeringen (PB C 51 van 13.2.2015, blz. 1).

(6)  Alle buffers op „fully loaded” niveaus behalve de kapitaalconserveringsbuffer, die vanwege methodologische redenen vastgesteld worden op het invoeringsniveau van 2016 voor de „fully loaded” berekeningen.

(7)  Kredietinstellingen kunnen verschillende juridische vormen hebben, bijv. beursgenoteerde bedrijven en vennootschappen zonder aandelen, zoals mutuals, coöperaties of spaarinstellingen. De term „dividend” die in deze aanbeveling wordt gebruikt heeft betrekking op elk type contante uitbetaling dat onderworpen is aan de goedkeuring van de algemene vergadering.

(8)  In de praktijk houdt dit in dat kredietinstellingen gedurende een periode van 4 jaar, te beginnen op 31 december 2014, in principe ten minste 25 % per jaar moeten inhouden van het gat op weg naar hun „fully loaded” tier 1-kernkapitaalratio, hun tier 1-kapitaalratio en hun totale kapitaalratio, zoals vermeld in paragraaf 1, onder d).

(9)  Indien de aanbeveling wordt toegepast op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen die zichzelf niet in staat achten deze na te kunnen leven omdat zij van mening zijn dat zij van rechtswege verplicht zijn dividend uit te keren dienen onverwijld contact op te nemen met hun nationale bevoegde autoriteiten.


Naar boven